100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting boek jeugdhulpverlening $8.58
Add to cart

Summary

Samenvatting boek jeugdhulpverlening

 9 views  1 purchase
  • Course
  • Institution
  • Book

Best uitgebreidde samenvatting van het boek met bijpassende plaatjes die ik relevant vond uit het boek.

Preview 4 out of 34  pages

  • Yes
  • March 22, 2023
  • 34
  • 2022/2023
  • Summary
avatar-seller
Samenvatting boek orthopedagogiek

Inleiding
Een problematische opvoedingssituatie is een opvoedingssituatie waarbij opvoeders en/of
buitenstaanders menen dat de ontwikkeling van hun kind of jongere wordt geschaad of dat de
opvoeding niet resulteert in bereiken gewenste opvoedingsdoelen.
 Intern gedefinieerd: gedefinieerd door opvoeder zelf, vaak door persoonlijke waarden en
oordelen. Ook hebben deze mensen nog hoop een positieve uitkomst zonder interventie.
 Extern gedefinieerd: problematische opvoedingssituatie wordt gedefinieerd door
buitenstaander, gebaseerd op waarden en opvoedingsdoelen. Extern iemand kan zien als
intern iemand niet goed opvoeding doet.

Problematische opvoeding kan een gevolg zijn van hoe opvoeders opvoeden, kenmerken van het
kind, ouders en de interactie tussen beide.
- Primaire opvoedingsprobleem: opvoeders slaagt er moeilijk in om pedagogische vraag van
kind in te schatten en ervaart onzekerheid in situaties.
- Secundaire opvoedingsproblemen: handelingsverlegenheid van opvoeder als gevolg van
kenmerken kind, opvoeder of context.

H1: kinderen en jongeren met gedrags- en emotionele problemen

Wat zijn gedrags- en emotionele problemen
Terminologie
Kinderen met gedrags- en emotionele problemen zijn kinderen die zich zichtbaar ongewoon of
abnormaal gedragen of die zichtbaar ongewone of abnormale emoties vertonen. Hieronder vallen
ook lichamelijke klachten die onvoldoende verklaar kunnen worden.  (1) licht, tijdelijk, op nieuwe
situaties (2) gedragingen die in bepaalde situatie en bepaalde persoon voorkomen (3) leeftijds- of
fase-gebonden (4) ernstige problemen (langdurig en blijvend)

Aandachtspunten bij definiëren van gedrags- en emotionele problemen
Het is belangrijk om naar ontwikkelingsperspectief te kijken van het kind ten opzichte van normale
ontwikkeling bij kinderen. Daarnaast is het gedrag bij kinderen met problemen frequenties, intenser,
langduriger en in verschillende situaties vertoonbaar  de continuümgedachte. Ook mogen gedrag
en emoties niet los worden gezien van de situatie waarin ze zich voordoen  context. Als laatste
moet het gedrag los worden gezien van beoordelaar  informant. Iedereen heeft namelijk een
andere kijk op gedrag, denk aan ouders en leraren.

Classificatie gedrags- en emotionele problemen
Classificatie is het systematisch ordenen en groeperen van gedragsproblemen op basis van gelijke
eigenschappen en onderlinge relaties, is niet hetzelfde als een diagnose.
1. Klinisch-psychiatrisch classificatiesysteem: psychiatrische stoornissen worden als
onafhankelijk en duidelijk afgelijnde ziekte-entiteiten beschouwd. Hiervoor zijn diagnostische
en differentiaal-diagnostische criteria gesteld. Bekend zijn DSM en ICD systeem. Deze hebben
beide als doel om problematiek bij individuen te beschrijven in stoorniscategorieën. De
stoornissen vallen onder cognitie, emotieregulatie en/ of gedrag.
- Sommige stoornissen zijn leeftijdsgebonden.
 Er is kritiek op alles-of-niets karakter en het soms gedecontextualiseerde gebruik van
systemen. Ook is het niet duidelijk of het ook valide is in andere culturen.
2. Empirisch-statistische classificatiesystemen: uitgangspunt is de psychometrische invalshoek.
Deze systemen leunen op uitkomsten van multivariate analyses op gegevens die zijn
verzameld in grote steekproeven. Het ASEBA (Achenbach System of Empirically Based

, Assessment) is berust op vragenlijsten met de bedoeling om over het gedrag van kinderen
zoveel mogelijk informatie te vergaren uit verscheidene bronnen en deze te beoordelen op
gelijkenissen en verschillen. Het is een dimensionaal classificatiesysteem. Ieder syndroom
wordt beschouwd als een continuüm, waarop ieder individu een relatieve plaats inneemt.
Schalen zijn dus genormeerd en kunnen worden vergeleken met het gemiddelde.
 Kritiek op dimensionale karakter en dat comorbiditeit tot een minder scherpe diagnose leidt.

Epidemiologisch onderzoek aar gedrags- en emotionele problemen bij kinderen en jongeren
Epidemiologie is de systematische studie naar de prevalentie en de verspreiding van een ziekte of
toestand in een bepaalde bevolkingsgroep, maar ook de factoren die voorkomen en verspreiding
beïnvloeden.
- Prevalentie wereldwijd van gedrags- en emotionele problemen onder 18 jaar is hoog. (10%)
- Gedrags- en emotionele problemen hangen samen met bepaalde demografische variabelen,
zoals geslacht, leeftijd, SES. Prevalentie bij jongens is hoger, leeftijd heeft verband met aard
van gedragsproblemen en mensen met lagere SES hebben hogere prevalentie.
- Meeste gedragsproblemen zijn stabiel: blijven aanwezig en worden erger zonder interventie.

Etiologie van gedrags- en emotionele problemen
Verklaringsmodellen: uitgangspunten hiervan zijn: (1) multicausaliteit van gedragsproblemen
(combinatie van factoren) (2) de operationalisering in termen van risicofactoren en protectieve
factoren (kind-, gezins- en breder omgevingsniveau) (3) cumulatiehypothese.
- Niet alle risicofactoren hebben negatieve uitkomsten, sommige factoren zijn wel
veranderbaar en andere niet.
 Biologische factoren: hierbij wordt gekeken in hoeverre gedrag erfelijk is. Dit kan door
tweeling- en adoptiestudies. Ook is er aandacht voor identificatie van specifieke sets genen
die betrokken zijn bij de problemen. Genetische kenmerken beïnvloeden gedrag via een
reeks tussenliggende structuren, functies en mechanismen.
- Vanuit neuro anatomische invalshoek probeert men gedragsproblemen te verklaren vanuit
disfunctie op niveau van hersenstructuur, dus welke hersendelen verantwoordelijk zijn. 
limbisch systeem belangrijk in gedragsregulatie.
- Neuro functionele invalshoek verklaart problemen in termen van niet-optimale activatie van
bepaalde hersenregio’s. Zonder onder en over-activatie.
- Neuro chemische invalshoek richt zich op relatie tussen chemische processen in hersenen.
Verstoringen in deze processen leiden tot afwijkend of problematisch gedrag.
 Verder worden biologische factoren ondersteund door onderzoek, zoals fMRI, DTI en ERP.
 Leerervaringen: al het gedrag zoals aangepast gedrag en resultaat van leerproces. Hierin zijn
klassieke en operante conditionering belangrijk. Klassieke conditionering beschrijft hoe twee
gebeurtenissen die samen voorkomen aan elkaar gekoppeld worden, waardoor één
gebeurtenis de verwachting zal oproepen dat tweede gebeurtenis ook zal plaatsvinden.
Operante conditionering beschrijft hoe mensen leren reageren op stimuli. Discriminatieve
stimulus is dat een gedrag winst oplevert en reinforcing stimuli is dat het wordt gestraft.
- Opvoedingsgedrag van ouders is ook belangrijk in het leren van kinderen en later ook
docenten en leeftijdsgenoten  sociaal leren. (schreeuwen kind -> toegeven moeder leidt
tot ongewenst gedrag) Probleemgedrag van kinderen kan ook een rol spelen in het gezin, kan
ook in de vorm zijn van het aandacht van werkelijke probleem afleiden in het gezin. Het is
dan een soort bliksemafleider of zondebok bij seksueel misbruik.
- Andere opvoedingsgedragingen zijn ook belangrijk voor het leren van het kind: monitoring
(op de hoogte zijn van activiteiten), consequent straffen, hanteren van duidelijke regels,
positieve betrokkenheid en positieve bekrachtiging.

,  Invloed biologische factoren en leerervaringen op ontwikkeling van gedrags- en emotionele
problemen: twee voorbeelden: (1) gehechtheidstheorie: kinderen worden veilig gehecht als
ze ervaren dat ouders consistent op ondersteunende en zorgende manier helpen, ze zijn
geneigd om hulp van ouders te vragen in nieuwe situaties en moeilijke dingen op te lossen.
(2) zorg van ouders beïnvloedt stressgevoeligheid bij kinderen. Als ouders niet responsief
genoeg zijn, is de kans groot dat kinderen last van stress zullen ondervinden.
- Ouders met bv. het ADHD gen kunnen een hardere opvoeding hebben en kunnen soms
minder structuur aanbrengen en dit resulteert weer in ongewenst gedrag.

Diagnostiek van gedrags- en emotionele problemen
1. Classificerende diagnostiek: bekijken of het kind daadwerkelijk een gedrags- of emotioneel
probleem heeft. Dit kan door interview of vragenlijsten onderzocht worden. Vervolgens vind
er classificatie plaats door te kijken naar overeenkomst met vergelijkbare problematiek.
2. Verklarende diagnostiek: condities opsporen die de oorzaak zijn van het probleem, of het in
stand houden of versterken. Hierin wordt gezocht naar biologische factoren en
leerervaringen.
3. Behandelingsgerichte diagnostiek: heeft als doel om inzicht te krijgen in verschillende
factoren die samenhangen met problemen en te achterhalen hoe deze kunnen worden
beïnvloed om het probleem te verminderen of te elimineren. Indicatiestelling staat hierin
centraal  zoeken naar meest gepaste behandeling voor de problematiek.

Behandeling van gedrags- en emotionele problemen
Algemene aspecten van behandeling: het moet een blijvende verandering teweegbrengen, met als
doel lijdendruk bij kind en omgeving weg te nemen en levenskwaliteit te verbeteren. Er is hiervoor
een effectladder: (1) descriptieve aanwijzingen, geen bewijslast (2) theoretische aanwijzingen (3)
eerste empirische aanwijzingen (4) goede empirische aanwijzingen (5) sterke empirische
aanwijzingen voor bewijskracht.

Theoretische perspectieven op behandeling
1. Psychodynamische visie: intrapsychische conflicten uit het verleden oplossen. Kind wordt
gestimuleerd in het spel en krijgt het informatie over seksualiteit en inzicht in ongewenst
gedrag. (verhaal met paard en castratie)
2. Cognitieve gedragstherapeutische behandelingsmodel: problemen worden gezien als een
tekort aan gedrag (zindelijkheid) of een teveel aan gedrag. (woedebuien) De oorzaak van
gedragsproblemen ligt bij een tekort aan ervaring of verkeerder leerervaringen. Er wordt ook
nadruk gelegd op positieve ouder-kindrelaties, stimuleren sociale competenties en
opbouwen van positief gezinsklimaat.
3. Systeem- of gezinstherapeutische benadering: gezin staat centraal, relationeel, elk gezinslid
is een cliënt en het verleden is niet belangrijk.
4. Orthopedagogische behandeling: hierbij wordt gezocht naar de pedagogische aanpak die het
beste aansluit bij opvoedingsvraag van het kind. Hulpverlener komt ook naar het gezin en
demonstreert hoe ouders moeten reageren. Ook kunnen ouders worden getraind.

H2: kinderen en jongeren met een leerstoornis

Leerstoornissen zijn specifieke leerproblemen
Leren houdt in dat we nieuwe vaardigheden, gedragingen of kennis eigen maken. Of en hoe we leren
is het gevolg van een samenspel tussen mogelijkheden van de persoon en het aanbod van de
omgeving. Als de omgeving meer gevarieerder en meer stimulerend is, krijgt men meer kansen om
nieuwe dingen te leren. Met leerstoornissen gaat het om leren van schoolse vaardigheden, zoals

, lezen en rekenen. De begaafdheid van het kind bepaalt hoe snel en hoe goed men nieuwe schoolse
vaardigheden kan leren. Maar ook een aanpak die aansluit bij mogelijkheden is belangrijk.
- Men kan spreken van primaire en secundaire leerstoornissen. Primaire leerstoornissen zijn
gevolg van specifieke problemen in het leren van vaardigheden zelf zonder dat andere
gebieden van ontwikkeling vertraagd hoeven zijn. Secundaire leerstoornissen zijn het gevolg
van omstandigheden buiten het leren van die vaardigheid zelf, zoals omgeving of een ander
probleem in het kind zelf. (beperking, gedrags- of emotioneel probleem)

Definitie en classificatie
Eerst werd classificatie altijd gedaan voor discrepantiecriterium: gaat uit van een duidelijk verschil
tussen niveau dat is gehaald en het niveau dat wordt verwacht op basis van intelligentie. Maar dit ligt
onder kritiek, omdat IQ geen goede maat is voor verwacht schoolsucces. Het is daarom vervangen
door een combinatie van drie criteria:
1. Achterstandscriterium: er is sprake van een ernstige achterstand bij het verwerven van de
schoolse vaardigheid. Dit is gebaseerd op de score van een of meerdere toetsen die beneden
cutoff ligt in vergelijking met leeftijdsgenoten met dezelfde scholing.
2. Hardnekkigheidscriterium: de ernstige achterstand moet hardnekkig of instructie-gevoelig
zijn, dus dat adequate instructie en oefening toonbaar onvoldoende resultaat hebben.  dit
gaat om instructie en oefening in de klas, geprotocolleerd aanbod van differentiatie en
individuele remediërende hulp.
3. Exclusiviteitscriterium: leerstoornissen staan op zichzelf en andere oorzaken zijn uitgesloten,
zoals doofheid, blindheid, verstandelijke beperking of ongunstige omgeving.
- Iedereen kan wel twee problemen hebben, dus het kan er wel bij op komen.
 Hoe men ook leerstoornissen afbakent, er blijft een grote diversiteit in de groep personen
met een leerstoornis. Men maakt onderscheid in leesstoornis (dyslexie), spellingsstoornis
(dysorthografie) en rekenstoornis (dyscalculie)  dyscalculie heeft twee vormen: (1)
procedurele type wijst op problemen met het leren en vlot toepassen van rekenprocedures
en (2) geheugentype is gekenmerkt door problemen met het vlot ophalen van rekenfeiten.

Prevalentie van leerstoornissen
Prevalentie is afhankelijk van onderzochte populatie en verschilt ook per literatuur. Ook kan
prevalentie verbonden zijn met leeftijdscategorie of bepaalde vorm van onderwijs. Een andere reden
voor verschil in prevalentiecijfers zijn de gebruikte definities, criteria en instrumenten. Als laatste is
ook de tijdsperiode van invloed op de verschillen. De prevalentie over alle 3 de domeinen wordt
geschat op 5-15% bij kinderen in schoolleeftijd en 4% bij volwassenen. Dyslexie wordt geschat op 5-
10% en dyscalculie op 2%.

Comorbiditeit met andere stoornissen
Ernstige lees-, spelling en rekenstoornissen komen vaak samen voor. De kans op een stoornis is 4/5 x
zo groot als je al een stoornis hebt.
 Ook hebben kinderen met een leerstoornis meer gedrags- en emotionele problemen en ook
omgekeerd. Uni-causale modellen (leerproblemen hebben gedrags- en emotionele
problemen tot gevolg en andersom) hebben plaats gemaakt voor interactionele benadering
 met gaat ervanuit dat het leren van schoolse vaardigheden en het psychosociale
functioneren in continue wisselwerking staan. Kinderen die een laag sociaal-emotioneel
welbevinden hebben, hebben daarbij ook grotere kans op gedrags- en emotionele
problemen. Dit welbevinden wordt beïnvloed door omgeving: ouders, leeftijdsgenoten en
leerkrachten.
 Gedrags- en emotionele stoornissen die door leerstoornissen vaker voorkomen zijn
aandachtstekortstoornissen met hyperactief gedrag en depressie. (ADHD) De overlapcijfers
zijn 25-40% met dyslexie. Deze comorbiditeit wordt waarschijnlijk door onderliggende
problemen die beide stoornissen veroorzaken. Kinderen met leerstoornissen worden vaker

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller senneidsardi. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $8.58. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

53249 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$8.58  1x  sold
  • (0)
Add to cart
Added