In deze complete samenvatting wordt het gehele boek van Marc Brysbeart samengevat. Ook is er per hoofdstuk een begrippenlijst toegevoegd om je zo optimaal mogelijk voor te bereiden op het tentamen!
Inhoudsopgave
Fundamenten van de psychologie...................................................................1
Wat is psychologie?........................................................................................3
Kernbegrippen................................................................................................................ 3
Een definitie van psychologie.........................................................................................3
ontwikkelingen die de psychologie mogelijk gemaakt heeft...........................................4
Het onstaan van psychologie.......................................................................................... 5
De moderne psychologie: drie invloeden op het gedrag.................................................6
Onderzoeksmethoden..................................................................................................... 7
De plaats van de psychologie in de samenleving...........................................................7
het zenuwstelsel............................................................................................ 7
De bouwstenen van het zenuwstelsel.............................................................................7
communicatie in het zenuwstelsel..................................................................................8
Overzicht van het zenuwstelsel....................................................................................10
De hersenen................................................................................................................. 12
Het limbische systeem.................................................................................................. 15
Technieken om de werking van de herenen te bestuderen..........................................16
Hersenlateralisatie........................................................................................................ 17
Hersenplasticiteit.......................................................................................................... 17
De waarneming............................................................................................18
Kernbegrippen.............................................................................................................. 18
Van zingtuigelijke gewaarwording naar waarneming....................................................19
Het geheugen..............................................................................................24
Kernbegrippen.............................................................................................................. 24
De bevindingen van Ebbinghaus in de 19e eeuw..........................................................26
Het geheugenmodel van atkinson en shiffrin................................................................26
Verdere ontwikkelingen in de geheugentheorieën........................................................27
Informatie oproepen uit het LTG...................................................................................28
Herinnering is reconstructie.......................................................................................... 29
Amnesie en het impliciete geheugen............................................................................29
Intelligentie.................................................................................................37
Kernbegrippen.............................................................................................................. 37
Wat verstaan mensen onder intelligentie?....................................................................37
Analytische intelligentie................................................................................................ 38
Praktische intelligentie.................................................................................................. 40
Sociale en emotionele intelligentie...............................................................................40
Psychopathologie.........................................................................................41
Kernbegrippen.............................................................................................................. 41
Wat zijn mentale stoornissen?......................................................................................42
Aan een middel gebonden stoornissen.........................................................................43
Psychotische stoornissen.............................................................................................. 43
Stemmingsstoornissen.................................................................................................. 45
Angststoornissen en obsessieve-compulsieve stoornissen...........................................46
Therapieën.................................................................................................. 47
Kernbegrippen.............................................................................................................. 47
De behandeling van mentale stoornissen.....................................................................48
Biologische therapieën................................................................................................. 48
Psychologische therapieën........................................................................................... 50
Psychoanalytische therapie.......................................................................................... 50
Humanistische therapie................................................................................................ 51
Cognitieve gedragstherapie.......................................................................................... 51
Huwelijks- en gezinstherapie, groepstherapie & gemeenschapsvoorziening................53
2
,WAT IS PSYCHOLOGIE?
KERNBEGRIPPEN
Psychologie is een wetenschap waarbij het gedrag bestudeerd wordt en waarbij die gedragsevidentie gebruikt
wordt om de interne processen te begrijpen die aan dat gedrag ten grondslag liggen
Wetenschappelijke revolutie is de gebeurtenis waarbij mensen overtuigd raken dat ware kennis gebaseerd is
op systematische observatie en actief ingrijpen in de wereld (ontstaan rond de 16 de á 17de eeuw in Europa).
Copernicaanse revolutie is het inzicht dat de aarde niet het centrum vormde van het heelal.
Mentale chronometrie een techniek waarbij men de psychologische processen in informatie verwerking
probeert te achterhalen door te kijken naar de tijd die mensen nodig hebben om allerhande taken uit te
voeren.
Evolutietheorie stelt dat levende wezens het resultaat zijn van een aanpassingsproces aan veranderende
omstandigheden.
Dualisme stelt dat mensen bestaan uit twee onafhankelijke elementen. (1) Een lichaam. Wat gezien kan
worden als een omhulsel van de geest en heeft daardoor geen enkele invloed op de geest. (2) Een geest. De
geest heeft een vrije wil en is de kern van het menselijk denken. De geest wordt ook niet beïnvloed door
natuurwetten.
Rationalisme stelt dat ware kennis gebaseerd is op de rede, die door het toepassen van logica nieuwe
informatie afleidt uit de bestaande.
Nativisme stelt dat mensen aangeboren kennis hebben, die de uitgangspunten vormen voor alle andere
afgeleiden kennis.
Empirisme stelt dat de inhoud van de geest gevormd wordt door zintuigelijke ervaringen die met elkaar
geassocieerd worden.
Introspectie is het kijken naar het eigen bewustzijn van binnenuit.
Structuralisme is een stroming in de psychologie die op basis van introspectie de structuur van het bewustzijn
probeerde te ontdekken.
Functionalisme is de aard van mentale toestanden, die in essentie stelt dat je mentale toestanden kan
opvatten als functionele toestanden. Een mentale toestand, zoals het geloven, verlangen of pijn hebben, ziet
men hierbij slechts opgebouwd uit een verzameling functionele relaties tot andere mentale toestanden,
zintuiglijke input en gedragsoutput.
Behaviorisme enkel observeerbaar, meetbaar gedrag kan het onderwerp vormen van psychologisch onderzoek
en theorievorming
Operationele definitie is het operationaliseren van een begrip. Het meetbaar maken voor jezelf andere.
S-R-psychologie is een vaak gebruikte aanduiding van behaviorisme. Waarbij de S staat van stimulus
(onafhankelijke variabel) en de R voor reactie (de afhankelijke variabel).
(Psychoanalyse stelt dat het bewustzijn en het gedrag slechts zeer oppervlakkige fenomenen zijn en lag de
ware oorsprong van het ontstaan van persoonlijkheidsverschillen en mentale stoornissen bij onbewuste
krachten.
Hermeneutiek is een onderzoeksmethode die meer gebaseerd is op het begrijpen van het verleden i.p.v. het
onderzoekswerk van een natuurwetenschapper (sluit meer aan bij de traditionele, filosofische cultuur).
Cognitieve psychologie stelt dat men informatie verwerkt in de hersenen en de mechanismen van de
informatieverwerking bloot kan leggen door gebruik te maken van de natuurwetenschappelijke methoden.
Biopsychosociaal model stelt dat alle functioneren het gevolg van drie invloeden: (1) biologisch, (2)
psychologisch of cognitief en (3) sociaal.
Psychologisering van de maatschappij is het toegenomen belang aan van psychologische variabelen en
verklaringen in menselijke relaties.
Stereotype is een verzameling van simplistische en sterk veralgemeniseerde opvattingen over een groep
mensen, die niet op persoonlijke ervaringen gebaseerd zijn en meestal negatieve ondertonen hebben.
EEN DEFINITIE VAN PSYCHOLOGIE
Psychologen proberen menselijk gedrag te begrijpen door systematische observatie en hoe het beïnvloed
wordt door gebeurtenissen.
Psychologie is een wetenschap waarbij het gedrag bestudeerd wordt en waarbij de gedragsevidentie gebruikt
wordt om de interne processen te begrijpen die aan dat gedrag ten grondslag liggen.
3
, Door systematische observatie van meetbare kenmerken (gedrag) inzicht te krijgen in de processen die niet
rechtstreeks kunnen worden geobserveerd (de interne processen).
ONTWIKKELINGEN DIE DE PSYCHOLOGIE MOGELIJK GEMAAKT HEEFT
De rede, intuïtie en geloof
De eerste invloedrijke geschriften over het functioneren van de mensen werden gepubliceerd in de klassieke
oudheid door Plato en Aristoteles. De rede maakte het mogelijk om de realiteit te begrijpen op een manier die
onmogelijk was voor dieren. Wiskunde was de ideale wetenschap.
Plato
Een onderscheid maken tussen de ware, onzichtbare wereld van onveranderlijke, ideale vormen en de
zichtbare, veranderlijke wereld rondom ons, die een onvolmaakte afspiegeling is van de ware wereld. De
menselijke ziel is een onderdeel van deze ware wereld.
Aristoteles
Om echte kennis te hebben, diende men uit te gaan van onwrikbare uitgangspunten (axioma’s). De menselijke
ziel herkende deze dingen in een ‘demonstratie’, zoals dat de aarde en water naar het centrum van de aarde
willen. Op basis van deze kennis kon de rest worden afgeleid.
De kerk
De kerk was een tijd de belangrijkste houder van informatie. God stond garant voor de waarheid, maar de
kennis werd beperkt uitgelegd en vervormd naar de godsdienst lijken gebeurtenissen.
In de Renaissance gingen geleerden op zoek naar de oude Griekse handschriften en de Islamitische
commentaren erop.
De wetenschappelijke revolutie
De wetenschappelijke revolutie (WR) is de gebeurtenis waarbij mensen overtuigd raken dat ware kennis
gebaseerd is op de systematische observatie en actief ingrijpen in de wereld (ontstaan rond de 16 e – 17e eeuw
in Europa). De WR heeft kunnen ontstaan door:
Verminderende macht van de Rooms-Katholieke Kerk
o Reformatie binnen de kerk
Herwaardering van handel en handenarbeid
o Er zijn geen mensen meer die alleen maar lezen, schrijven en bidden
Uitvinding van de boekdrukkunst
o Informatie verspreid sneller
o Geleerden hoefden niet langer informatie over te schrijven
Ontdekkingsreizen en de confrontatie van de westerse wereld met de Islamitische en Chinese
beschavingen
Oprichting van universiteiten
Periode van welvaart
De Copernicaanse revolutie is het inzicht dat de aarde niet het centrum vormde van het heelal.
Nicolaus Copernicus (1473-1543) stelde als eerste hypothese dat de aarde rond de zon draaide. Nieuwe kennis
komt (mede) voort uit observatie en experimenten. Startpunt van de eerste natuurwetenschap en de fysica is
Newton die de inzichten van Galilei verder uitwerkten.
Er ontstonden twee nieuwe beseffen:
1. Er was niet veel kennis verloren gegaan, maar juist nog niet aangeboord
2. Passief observeren leidde niet altijd tot nieuwe ontdekkingen, maar door actief in te grijpen, door te
experimenteren en bestuderen van de uitkomsten
Dit leidde uiteindelijk tot de industriële revolutie.
De groeiende macht van de wetenschappers en het ontstaan van twee culturen
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller meikefokker. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.05. You're not tied to anything after your purchase.