SJW 1
Soorten recht: objectief, positief, geldend alle Nederlandse rechtsregels
Objectief normen (staat in wet)
Subjectief op het moment (zodra geldend)
Materieel recht rechten en plichten
Formeel recht procedures / handhaven
Wet in formele zin van wie (gemaakt voor regering + Staten-Generaal)
Te herkennen aan het woord ‘wet’
Wet in materiële zin voor wie (meerdere personen)
- Algemeen verbindend voorschrift
- Algemeen: tijd, plaats, persoon, rechtsfeit
Dwingend recht mag niet van afgeweken worden
Huurmoord
Semi-dwingend toegestaan van af te wijken
Proeftijd arbeid
Aanvullend vrij van regeling af te wijken
Overeenkomsten
Rechtsbronnen:
1. Verdrag
2. Wet
3. Jurisprudentie
4. Gewoonterecht
Deelnemers in het recht:
1. Rechtssubject dragers van rechten/plichten
o Natuurlijke personen
o Rechtspersonen
2. Rechtsobject voorwerp waarop recht van toepassing is.
Cumulatieve rechtsvoorwaarden
- Noorzakelijke voorwaarden. ‘Cumulus’ staat voor opstapelen, alle voorwaarden zullen
vervuld moeten zijn voordat het rechtsgevolg intreed. Voorwaarden hangen samen.
Notatie V1
‘en’
Artikel 10 Provinciewet
Voor het lidmaatschap van provinciale staten is vereist (R) dat men Nederlander (V1)
, Alternatieve rechtsvoorwaarden
- Voorwaarden waarvan slechts één vervuld hoeft te zijn, wil het rechtsgevolg intreden. De
voorwaarden staan los van elkaar.
Notatie Va
‘of’
Artikel 3:44 BW
1. Een rechtshandeling is vernietigbaar (R), wanneer zij door bedreigen (V1a), door
bedrog (V1b) of door misbruik van omstandigheden (V1c) is tot stand gekomen.
Voorbeeld beide vormen aanwezig:
Artikel 294 lid 2 Sr
Hij die opzettelijk een ander bij zelfdoding behulpzaam (V1a) is of hem de middelen
daartoe verschaft (V1b), wordt, indien de zelfdoding volgt (V2), gestraft met een
gevangenisstraf van ten hoogste 3 jaren of geldboete van de 4 e categorie.
Interpretatiemethoden:
1. Grammaticale interpretatie betekenis van woorden etc.
2. Historische interpretatie
o Rechtshistorische interpretatie de wet word beoordeeld in kader van de
ontwikkelingen in de geschiedenis.
o Wetshistorische interpretatie wat de bedoeling van de opstellers van de wet is
geweest.
Memorie van Toelichting
3. Teologische interpretatie de bedoeling van de wet, waar dient deze wet voor?
4. Anticiperende interpretatie wet die nog niet is ingevoerd, toekomst.
5. Systematische interpretatie de nieuwe wetsbepaling word in verband met andere
wetsbepalingen toegepast en uitgelegd.
Booy – Wisman dwaling, wilsgebreken
Haviltex juridisch onduidelijk
Eelman – Hin geestelijke stoornis, wil en verklaring
Redeneervormen:
Analogie = het uitbreiden van een wettelijke regel door deze van toepassing te verklaren op een
in essentie gelijke situatie waarvoor geen eigen wettelijke regel bestaat en waarvoor strikt genomen
de wel geregelde bepaling niet geschreven is.
A-contrario-redenering = de wettelijke regel wordt alleen maar van toepassing verklaard op
het uitdrukkelijk genoemde geval en niet op een niet concreet genoemde situatie.
Soorten recht: objectief, positief, geldend alle Nederlandse rechtsregels
Objectief normen (staat in wet)
Subjectief op het moment (zodra geldend)
Materieel recht rechten en plichten
Formeel recht procedures / handhaven
Wet in formele zin van wie (gemaakt voor regering + Staten-Generaal)
Te herkennen aan het woord ‘wet’
Wet in materiële zin voor wie (meerdere personen)
- Algemeen verbindend voorschrift
- Algemeen: tijd, plaats, persoon, rechtsfeit
Dwingend recht mag niet van afgeweken worden
Huurmoord
Semi-dwingend toegestaan van af te wijken
Proeftijd arbeid
Aanvullend vrij van regeling af te wijken
Overeenkomsten
Rechtsbronnen:
1. Verdrag
2. Wet
3. Jurisprudentie
4. Gewoonterecht
Deelnemers in het recht:
1. Rechtssubject dragers van rechten/plichten
o Natuurlijke personen
o Rechtspersonen
2. Rechtsobject voorwerp waarop recht van toepassing is.
Cumulatieve rechtsvoorwaarden
- Noorzakelijke voorwaarden. ‘Cumulus’ staat voor opstapelen, alle voorwaarden zullen
vervuld moeten zijn voordat het rechtsgevolg intreed. Voorwaarden hangen samen.
Notatie V1
‘en’
Artikel 10 Provinciewet
Voor het lidmaatschap van provinciale staten is vereist (R) dat men Nederlander (V1)
, Alternatieve rechtsvoorwaarden
- Voorwaarden waarvan slechts één vervuld hoeft te zijn, wil het rechtsgevolg intreden. De
voorwaarden staan los van elkaar.
Notatie Va
‘of’
Artikel 3:44 BW
1. Een rechtshandeling is vernietigbaar (R), wanneer zij door bedreigen (V1a), door
bedrog (V1b) of door misbruik van omstandigheden (V1c) is tot stand gekomen.
Voorbeeld beide vormen aanwezig:
Artikel 294 lid 2 Sr
Hij die opzettelijk een ander bij zelfdoding behulpzaam (V1a) is of hem de middelen
daartoe verschaft (V1b), wordt, indien de zelfdoding volgt (V2), gestraft met een
gevangenisstraf van ten hoogste 3 jaren of geldboete van de 4 e categorie.
Interpretatiemethoden:
1. Grammaticale interpretatie betekenis van woorden etc.
2. Historische interpretatie
o Rechtshistorische interpretatie de wet word beoordeeld in kader van de
ontwikkelingen in de geschiedenis.
o Wetshistorische interpretatie wat de bedoeling van de opstellers van de wet is
geweest.
Memorie van Toelichting
3. Teologische interpretatie de bedoeling van de wet, waar dient deze wet voor?
4. Anticiperende interpretatie wet die nog niet is ingevoerd, toekomst.
5. Systematische interpretatie de nieuwe wetsbepaling word in verband met andere
wetsbepalingen toegepast en uitgelegd.
Booy – Wisman dwaling, wilsgebreken
Haviltex juridisch onduidelijk
Eelman – Hin geestelijke stoornis, wil en verklaring
Redeneervormen:
Analogie = het uitbreiden van een wettelijke regel door deze van toepassing te verklaren op een
in essentie gelijke situatie waarvoor geen eigen wettelijke regel bestaat en waarvoor strikt genomen
de wel geregelde bepaling niet geschreven is.
A-contrario-redenering = de wettelijke regel wordt alleen maar van toepassing verklaard op
het uitdrukkelijk genoemde geval en niet op een niet concreet genoemde situatie.