Anatomie en Fysiologie..........................................................................................................................2
Topografie van het menselijk lichaam................................................................................................2
Celleer.................................................................................................................................................5
Wondgenezing en fractuurleer...........................................................................................................8
Fysiologische reacties.......................................................................................................................10
Ademhaling (COPD)..........................................................................................................................10
Hart en circulatie..............................................................................................................................13
Farmacologie....................................................................................................................................14
Werkgroepen.......................................................................................................................................17
Veranderingen en uitdagingen in de zorg.........................................................................................17
Gezond en ziek..................................................................................................................................17
Methodisch werken..........................................................................................................................18
Klinisch redeneren.............................................................................................................................19
Informele zorg..................................................................................................................................19
Coping en mantelzorg.......................................................................................................................21
Vitaal bedreigde patiënt...................................................................................................................21
Kwetsbare ouderen...........................................................................................................................22
Zelfmanagement en het sociale netwerk..........................................................................................23
Geschiedenis van de verpleegkunde.................................................................................................23
Wetgeving in de zorg........................................................................................................................24
EBP-professional en verpleegkundig leiderschap..............................................................................25
Communicatieve vaardigheden............................................................................................................26
Verpleegkundig redeneren en actief luisteren..................................................................................26
Anamnesegesprek............................................................................................................................26
Probleem verhelderend gesprek.......................................................................................................29
PESDI................................................................................................................................................29
Verpleegtechnische vaardigheden.......................................................................................................31
Hygiëne en infectiepreventie............................................................................................................31
Bewegingsondersteuning.................................................................................................................31
Persoonlijke verzorging.....................................................................................................................32
Vitale functies...................................................................................................................................33
Medicatie toedienen.........................................................................................................................36
Zuurstof............................................................................................................................................36
, Anatomie en Fysiologie
Topografie van het menselijk lichaam
Anatomie
Anatomie (ontleedkunde) houd zich bezig met de bouw van het menselijk lichaam. Het lichaam word
ontleed en zo kun je de bouw van het lichaam bestuderen en beschrijven, het geeft alleen geen
antwoord op de vragen ‘hoe werkt het?’ en ‘wat is de functie?’ want het lichaam is dood en de
organen werken niet meer.
Fysiologie
Fysiologie (natuurleer) is de wetenschap van het functioneren van een levend organisme. Dit word
vaak gedaan met complexe apparaten waarmee er proeven worden gedaan, bepaalde functies
gemeten worden en het inwendige van het lichaam kunt onderzoeken. Fysiologische gegevens zijn
bijvoorbeeld: bloeddruk, zuurstofverbruik, ademfrequentie, spierkracht en hersenactiviteit.
Anatomische houding
Als je beschrijvingen uitspreekt over het lichaam ga je uit van een bepaalde houding,
dit is de anatomische houding. Over de hele wereld zijn hier dezelfde uitspraken over
gemaakt, dus als je in Frankrijk, Suriname, Rusland of Ghana gaat werken overal is de
anatomische houding hetzelfde.
In deze houding
Staat de persoon rechtop
Houdt de persoon het hoofd rechtop
Houdt de persoon de armen gestrekt naast het lichaam
Zijn de handpalmen naar voren gekeerd
Zijn de voeten iets gespreid
Doorsneden en lichaamsvlakken
Het is belangrijk om deze doorsneden en lichaamsvlakken te begrijpen en interpreteren om ook zelf
goed uitleg te kunnen geven over de ligging en bouw van de lichaamsstructuren, doorsneden van
weefsels, organen en structuren. Er zijn drie verschillende lichaamsvlakken. Het frontaal vlak, het
transversaal vlak en het sagittaal vlak.
Een frontaal vlak loopt evenwijdig aan de lichaamsas en verdeelt het lichaam in voor en achter.
Frontale vlakken ontstaan door frontale doorsnede.
Een transversaal vlak loopt evenwijdig aan het vloeroppervlak,
staat loodrecht op de lichaamsas en verdeelt het lichaam in boven
en onder. Transversale vlakken ontstaan door transversale
doorsnede door het lichaam.
Een sagittaal vlak staat loodrecht op een frontaal vlak en verdeelt
het lichaam of delen daarvan in links en rechts. Sagittale vlakken
ontstaan door een sagittale doorsnede door het lichaam. De
,sagittale doorsnede door neus en navel deelt het lichaam precies in tweeën. Dit mediosagiattale vlak
wordt daarom vaak het mediaanvlak genoemd.
Plaatsaanduidingen
Bij een plaatsaanduiding ga je altijd uit van de anatomische houding hoe de persoon ook ligt of staat
in een bewegingsloze toestand, statica. Ze komen altijd voor in paren. Hieronder staan de meest
gebruikte uit gewerkt:
Plaatsaanduiding Gebruik
Ventraal (aan de buikzijde) Bij grotere structuren of over grotere afstanden
Dorsaal (aan de rugzijde)
Anterior (aan de voorkant, voor) Bij kleinere structuren of over kleinere
Posterior (aan de achterkant, achter) afstanden
Centraal (in het midden) Bij uitgestrekte stelsels zoals het zenuwstelsel
Perifeer (aan de uiteinden) of het circulatiestelsel
Craniaal (aan de kant van de schedel) Bij de wervelkolom of het centrale
Caudaal (aan de kant van de staart) zenuwstelsel, meestal over grotere afstanden
Superior (hoger, boven) Bij kleinere structuren of over kleinere
Inferior (lager, beneden) afstanden
Lateraal (aan de zijkant) Algemeen
Mediaal (naar het midden toe)
Proximaal (aan de kant van de romp) Bij (delen van) ledematen
Distaal (ver van de romp)
Sinister (links)* Bij symmetrisch gelegen structuren
Dexter (rechts)*
Internus (inwendig) Bij de ligging van de diepte, vooral bij
Externus (uitwendig) bloedvaten en zenuwen
*= sinister en dexter worden altijd benoemd vanuit het gezichtspunt van de afgebeelde persoon.
Voor de waarnemer is dat spiegelbeeldig.
Bij de plaatsaanduidingen van bepaalde organen word de wervelkolom vaak als referentiepunt
gebruikt. Ze worden als volgt aangeduid:
C1 t/m C7: 7 cervicale wervels (halswervels)
Th1 t/m Th12 : 12 thorcale wervels (borstwervels)
L1 t/m L5: 5 lumbale wervels (ledenwervels)
Richtingsaanduidingen
Richtingsaanduidingen zijn beschrijvingen van bewegingen oftewel plaatsveranderingen van
lichaamsdelen. De termen waarmee je bewegingen beschrijft, behoort tot de dynamica. Bij elke
beweging hoort een tegengestelde beweging, waardoor richtingsaanduidingen meestal paarsgewijs
voorkomen. Beschrijvingen en bewegingen van lichaamsdelen gaan ook hier uit van de anatomische
houding. Hieronder staan de belangrijkste richtingsaanduidingen:
Richtingsaanduiding Gebruik
Flexie (buiging) Bij bewegingen van het ellebooggewricht,
Extensie (strekking) de vingers, knieën en de tenen
Anteflexie (buiging naar voren) Bij bewegingen van de hele arm, het hele
Retroflexie (buiging naar achteren) been, de romp en het hoofd
Lateroflexie (buiging naar opzij)
Dorsale flexie (buiging naar de handrug/voetwreef) Bij bewegingen van de hand en /of de
Palmaire flexie (buiging naar de handpalm) voet
Plantaire flexie (buiging naar de voetzool)
Supinatie (buitenwaartse draaiing van horizontaal Bij bewegingen van de hand en de voet
gehouden hand/voet waardoor de
, handpalm/voetwreef naar boven draait
Pronatie (tegengesteld van supinatie)
Abductie (beweging van de middellijn af) Bij bewegingen van de ledematen
Adductie (beweging naar de middellijn toe)
Exorotatie (buitenwaartse draaiing rond een lengteas) Bij bewegingen van de ledematen
Endorotatie (binnenwaartse draaiing rond een
lengteas)
Opponeren (plaatsing van de duim tegenover de Bij bewegingen van de duim
andere vingers van dezelfde hand)
Reponeren (tegengestelde van opponeren)
Onderzoeksmethoden
Zonder het lichaam te ontleden leveren bepaalde onderzoeken heel wat functioneel-anatomische
kennis op. Hieronder staan verschillende onderzoeksmethoden beschreven:
Bij inspectie observeer je systematisch de buitenkant van het lichaam. Hoe is de kleur van de huid?
Zijn er putjes of knobbels? Staat de persoon recht? Hoe beweegt de persoon zich?
Bij palpatie tast je met de handen en vingers het lichaamsoppervlak op zo’n manier af dat je iets te
weten komt over dieper gelegen structuren. Zijn er verhardingen in het weefsel te voelen? Zijn de
spieren slap of juist gespannen? Is de frequentie van de hartslag normaal?
Bij percussie klop je aan de buitenkant op een deel van het lichaam om uit de hoogte van de toon
een indruk te krijgen van de toestand van het onderliggende weefsel. Is het hart vergtoot? Hoe
ontplooien de longen zich tijdens de ademhaling?
Bij auscultatie luister je met een stethoscoop naar geluiden die door het lichaam geproduceerd
worden. Welke tonen produceert het hart? Hoe actief zijn de darmen? Hoe stroomt de lucht door de
longen tijdens het ademen?
Bij labratoriumonderzoek worden weefsels en vloeistoffen zoals bloed, speeksel of urine,
onderzocht. Hoe is de samenstelling van de bloedcellen? Zitten er bacteriën in het speeksel die een
ontsteking kunnen veroorzaken? Welke stoffen zitten er in de urine?
Het röntgenapparaat maakt het mogelijk om door middel van röntgenstraling (X-straling) opnamen
te maken van de botten in het lichaam. De kalkhoudende botten absorberen de straling niet, in
tegenstelling tot de omringende zachtere weefsels. Op een röntgenfoto lichten de botten daardoor
wit op.
Bij computertomografie (CT) wordt ook röntgenstraling toegepast. Hierbij kunnen ook zachtere
weefsels zichtbaar worden gemaakt. Terwijl een röntgenfoto een soort skeletportret is, wordt bij een
CT-scan een doorsnede van het totale lichaamsdeel gemaakt.
Met een angiografie kan men afwijkingen in de hartholten en in de bloedvaten opsporen. Nadat een
contractvloeistof in de bloedbaan is gespoten kunnen de hartholten en bloedbaten vervolgens door
een middel van röntgenfoto’s zichtbaar worden gemaakt. Zo ontstaat een angiogram.
Bij magnetic resonance imaging (MRI) wordt de te onderzoeken persoon in een tunnel geschoven
die een zeer sterke magneet bevat, waarmee de waterstofatoomkernen in het lichaam
gemagnetiseerd worden. Deze kernen gaan zich als minimagneetjes gedragen en draaien ten
opzichte van de grote magneet in een bepaalde richting.
Echografie of echoscopie is beeldvormend onderzoek met behulp van ultrageluidstrillingen, hierbij
worden via sonde hoogfrequentie geluidsgolven het lichaam in gezonden. De golven worden door de
organen en weefselstructuren weerkaatst en vervolgens geregistreerd. De computer zet deze
weerkaatste golven om in beeld.
Bij doppleronderzoek wordt ook gebruik gemaakt van hoogfrequentie geluidsgolven. Hiermee
kunnen vooral de stroomrichting en stroomsnelheid van het bloed in de bloedbaan worden
geregistreerd.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller AniekG. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.44. You're not tied to anything after your purchase.