100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Collegeaantekeningen Observatie van interacties binnen gezinnen (2022/2023) $3.21   Add to cart

Class notes

Collegeaantekeningen Observatie van interacties binnen gezinnen (2022/2023)

2 reviews
 118 views  23 purchases
  • Course
  • Institution

Een document met volledige maar ook beknopte aantekeningen van ALLE hoorcolleges van het vak Observatie van interacties binnen gezinnen (2022/2023)

Preview 3 out of 16  pages

  • March 23, 2023
  • 16
  • 2022/2023
  • Class notes
  • M.s. van vliet
  • All classes

2  reviews

review-writer-avatar

By: jettevandervos • 7 months ago

review-writer-avatar

By: lotte6667 • 1 year ago

avatar-seller
OBSERVATIES VAN OUDER-KIND INTERACTIES BINNEN GEZINNEN

COLLEGE 1 INTRODUCTIE
Introductie observatiemethodes in onderzoek
Er zijn onder andere deze twee onderzoeksmethodes, met elk voordelen:
1. Vragenlijsten/interviews zijn geschikt om interne processen, die vanaf de buitenkant niet te zien zijn, te onderzoeken
én ze zijn geschikt om constructen over een langere tijd te meten.
2. Gestandaardiseerde observaties zijn geschikt om (onbewust) gedrag te onderzoeken.
- Bij gestandaardiseerde observaties worden interpretatie-effecten verminderd én worden effecten van sociale
wenselijkheid en stemming uitgefilterd.

Externe/ecologische validiteit geeft aan in hoeverre het gedrag dat geobserveerd wordt een goede afspiegeling is van hoe de
persoon zich over het algemeen gedraagt.
→ Er zijn drie invloeden op de externe/ecologische validiteit:
1. Observer reactivity houdt in dat een persoon zich anders gedraagt als hij/zij weet dat er geobserveerd wordt.
→ Dit effect kan verminderd worden door niet meteen te beginnen met observeren bij binnenkomst of door
meerdere observaties te laten doen met dezelfde of een andere onderzoeker.
2. Gestructureerde observatie versus naturalistische observatie
3. Observatie thuis versus observatie in een lab
- De externe/ecologische validiteit van thuis observaties is hoger dan lab observaties.
→ De correlaties tussen observaties thuis en in een lab zijn laag, verder zijn er nog andere bevindingen met
betrekking tot de verschillen in de observatie settingen:
1. Moeders zijn actiever en responsiever in een lab.
2. De test-hertest correlaties zijn sterker binnen de setting dan tussen settings.
3. Verschillen in uitkomsten nemen af bij gelijke instructie.

Na het observeren (filmen) van de interacties, vindt er codering plaats waarvan er vier methodes bestaan:
1. Gedragsfrequentie waarbij de gedragingen geteld worden.
- Bij gedragsfrequentie zijn er specifieke definities van relevante gedragingen.
2. Event-based waarbij het gedrag alleen gecodeerd wordt onder bepaalde omstandigheden.
3. Micro-level schalen is real-time coderen (zonder of met video) waarbij er per tijdseenheid (bijv. 30 seconden)
gekeken wordt of er bepaald micro-gedrag vertoond is in de afgelopen 30 seconden.
- Voorbeelden van micro-gedrag zijn glimlachen, fronsen, stem verheffen etc.
4. Macro-level schalen waarbij er schaalpunten gegeven worden aan de hand van concrete gedragingen.
- Macro-level schalen zijn het meest ingewikkeld om te leren omdat het vaak gaat om een set van
gedrag/kenmerken die onder één score vallen.
- Voorbeeld: Een onderzoeker observeert hechting waarbij hij 20 minuten het gedrag van de ouder ten
opzichte van het kind observeert en hier vervolgens één score aan geeft.

Het is van belang dat codeurs een observatietraining volgen om de intercodeurbetrouwbaarheid te waarborgen.
- Met een observatietraining kan coder drift (codeurs gaan met de loop der tijd anders coderen) voorkomen worden.
→ De intercodeurbetrouwbaarheid houdt in dat de verschillende codeurs hetzelfde coderen en kan berekend worden tussen
scores van de codeur en de expertscore én tussen scores van codeurs onderling:
1. Cohen’s Kappa (categorieën) geeft het percentage overeenstemming tussen twee codeurs weer waarbij er
gecontroleerd is voor kans.
- Vanaf een Cohen’s Kappa .70 is de intercodeurbetrouwbaarheid voldoende.
2. Intraclass correlations (ordinaal/interval/ratio) geeft de correlatie tussen scores van verschillende observaties die
door twee codeurs zijn uitgevoerd, weer.
- Een Pearson correlation geeft geen goed beeld van de overeenstemming tussen scores van verschillende
observaties.

, → Een Pearson correlation is hoog als beide codeurs bij elke observatie hetzelfde aantal punten omhoog of
omlaag gaan, terwijl er wel grote verschillen tussen de punten van de codeurs kunnen zitten waardoor de
correlatie juist laag zou moeten zijn.




Het interferentieniveau geeft de mate weer waarin het instrument gevoelig is voor subjectiviteit/interpretatie en daarmee
hoeveel training nodig is om het instrument onder de knie te krijgen.
- Het interferentieniveau heeft invloed op de intercodeurbetrouwbaarheid: een hoog interferentieniveau hangt
samen met een hogere kans op een lage intercodeurbetrouwbaarheid.
→ De vier codeermethoden verschillen in interferentieniveau:
1. Gedragsfrequenties hebben een laag interferentieniveau.
2. Event-based heeft een gemiddeld interferentieniveau.
3. Micro-level schalen hebben een laag interferentieniveau.
4. Macro-level schalen hebben een hoog interferentieniveau.
Bij grootschalige (longitudinale) onderzoeksprojecten worden meerdere gedragingen meerdere keren gecodeerd.
- Er is een grotere kans op subjectiviteit als de codeur zelf het gezin heeft geobserveerd én als de codeur de persoon
al eerder gecodeerd heeft.
→ Codeerrestricties proberen subjectiviteit te verminderen.

Coder bias geeft de systematische variatie in scores die samenhangen met kenmerken van de codeur in plaats van met
relevante gedragingen van de persoon die wordt geobserveerd, weer.
- Een voorbeeld van coder bias is etniciteit waarbij de intercodeursbetrouwbaarheid groter is tussen codeurs met
dezelfde achtergrond én waarbij codeurs positiever zijn over participanten met dezelfde achtergrond als zij.
→ Training beperkt deze bias maar neemt het niet weg.

Ethische overwegingen
Sinds 2018 is de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) ingegaan waarmee de rechten van
betrokkenen/participanten zijn versterkt.
→ Met de komst van de AVG, kregen onderzoekers meer verplichtingen:
1. Beperkte toegang tot gegevens.
2. Transparantie ten aanzien van autorisatie
3. Coderen enkel via Universiteit computers
4. Melden van datalekken

, COLLEGE 2 SENSITIVITEIT: AINSWORTH SCALES
Achtergrond
Mary Ainsworth (1913-1999) was een ontwikkelingspsychologe die naturalistische observaties bij ouder-kind paren uitvoerde
in Oeganda (jaren ’50) en Baltimore (jaren ’60).
→ In samenwerking met Bowlby is de gehechtheidstheorie en de vreemde situatie procedure ontstaan.
- Ainsworth heeft vier maternal care schalen opgesteld:
1. Sensitivity waarbij de ouder signalen van het kind opmerkt en hier prompt en adequaat op reageert.
2. Cooperation waarbij de ouder de autonomie, doelen en interesses van het kind respecteert.
3. Acceptence waarbij de ouder gebalanceerde, positieve gevoelens vertoond tegenover het kind.
4. Accessibility waarbij de ouder zich fysiek en psychologisch beschikbaar stelt voor het kind.
→ De schaal ‘sensitiviteit’ is de meest gebruikte schaal en is het meest in verband te brengen met een veilige
hechtingsrelatie.
Sensitiviteit heeft vijf componenten: signaalperceptie, correcte interpretatie, prompte reactie, adequate reactie en algemene
sensitiviteit.
→ Uit onderzoek van Lohaus et al. (2004) volgt dat de vijf componenten met elkaar samenhangen en dat de algemene
sensitiviteit hetzelfde meet als de verschillende componenten apart.

Er zijn twee manieren om in onderzoek te kijken naar sensitiviteitsgedrag:
1. Stabiliteit is de consistentie over de tijd of context in de relatieve positie van individuen in een groep.
→ Stabiliteit betreft correlaties (r-scores).
2. Continuïteit is de consistentie over de tijd of context in groepsgemiddelden.
→ Continuïteit betreft een verschil in gemiddelden (t-scores).
Twee voorbeelden van onderzoeken die gekeken hebben naar stabiliteit en continuïteit van sensitiviteit:
1. Lohaus et al. (2001) hebben sensitiviteitsgedrag van moeders gemeten op twaalf momenten waaruit bleek dat het
gedrag stabiel was over de tijd.
→ Dit kan geconcludeerd worden omdat de correlaties tussen deze metingen hoog was.
2. Joosen et al. (2012) hebben sensitiviteitsgedrag van moeders in verschillende settingen gemeten waaruit bleek dat
het gedrag stabiel maar niet continu was.
→ Dit kan geconcludeerd worden omdat de correlaties tussen de meting bij 3 maanden en bij 6 maanden hoog zijn
én omdat er bij het vergelijken van het gedrag bij 3 en 6 maanden grote verschillen zijn (namelijk minder sensitief bij
6 maanden).
- Een verklaring voor minder sensitiviteit bij 6 maanden is dat (iets) oudere kinderen meer complexe signalen
geven die moeilijker te interpreteren zijn voor de moeder.

Branger et al. (2019) hebben onderzoek gedaan naar de sensitiviteit van ouders in verschillende settingen.
- De settingen zijn in bad doen, op schoot zitten en SFP (baseline en reunion).
- In het onderzoek zijn observaties van zowel vaders als moeder meegenomen.
→ Uit het onderzoek volgen twee conclusies met betrekking tot stabiliteit en continuïteit:
1. De sensitiviteit van zowel vaders als moeders is stabiel over de verschillende settings.
2. Vaders en moeders zijn even sensitief waarbij zij het meest sensitief zijn tijdens het badderen en het minst tijdens
de SFP.

Het belang van sensitiviteit voor de ontwikkeling van het kind is dat kinderen van sensitieve ouders een aantal voordelen
hebben: vaker veilige hechtingsrelaties, betere prestaties op cognitieve taken, minder gedragsproblemen en meer positieve
sociale relaties.
→ Er zijn enkele onderliggende mechanismen voor deze positieve effecten:
1. Ouder als veilige basis waarbij kinderen durven exploreren omdat zij weten dat zij terug kunnen keren naar een
veilige haven.
2. Interacties tussen ouder en kind stimuleren de zelfregulatie van het kind.
3. Ouder geeft (ook) aandacht aan neutraal en positief gedrag waarbij kinderen ook iets horen van de ouder wanneer
zij iets goed doen en niet alleen als zij iets niet goed doen.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller nadinedevogel. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $3.21. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

67474 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$3.21  23x  sold
  • (2)
  Add to cart