100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Natuur samenvatting met afbeeldingen uit het boek $6.96   Add to cart

Summary

Natuur samenvatting met afbeeldingen uit het boek

 21 views  1 purchase
  • Course
  • Institution
  • Book

Deze samenvatting van Natuur gaat je helpen het tentamen te halen. Alle stof die terugkomt in het tentamen is verwerkt. Er zijn zelfs afbeeldingen uit het boek toegevoegd met uitleg erbij om de stof beter te begrijpen.

Preview 4 out of 41  pages

  • No
  • Unknown
  • March 23, 2023
  • 41
  • 2022/2023
  • Summary
avatar-seller
Samenvatting Natuur hoofdstuk 2, 3, 4, 5, 6 en 11 van het boek ‘natuur en
techniek geven’

Hoofdstuk 2 Ontstaan van leven

- Wij zien in de grote beer alleen maar het steelpannetje.
- Het ontstaan van het heelal zou 13,7 miljard jaar geleden met een oerknal zijn
begonnen. Na dit begin zijn sterren en planten ontstaan -> in het melkwegstelsel.
- In ons melkwegstelsel zitten 100 miljard sterren.
- Met de snelheid van het licht (300.000 km per seconde) ben je in 5,5uur op
dwergplaneet Pluto.

- De aarde heeft dezelfde omvang als vroeger en zal altijd zo blijven.
- Aarde is 6 miljard jaar geleden ontstaan uit gloeiend, komisch stof. Rond de aarde
ontstond een hete atmosfeer. Er was veel methaangas, ammoniakgas, waterdamp en
waterstofgas. Dit gasmengsel stond continu bloot aan UV-straling, radioactieve
straling en elektrische ontladingen. Daarna is een afkoeling opgetreden.
- Door de straling en ontladingen ontstonden er steeds meer moleculen die uiteindelijk
de basis vormden voor leven.
 Die basis wordt gevormd door eiwitten en andere verbindingen met koolstof,
waterstof en zuurstof.
 Waterstof en zuurstof vormen de basis voor water.
 Zonder water is leven op aarde niet mogelijk.

- Alle levende organismen nemen stoffen om te groeien of voor hun energiebehoefte
en scheiden afgewerkte afvalstoffen weer uit.
- Alle levende organismen halen adem (op een paar zeldzame bacteriesoorten na)
 Criteria voor levend: het hebben van stofwisseling en ademhaling.
 Organismen groeien en kunnen zich voortplanten, ze scheiden stoffen af, halen
adem, kunnen hun omgeving waarnemen en daarop reageren en gaat allemaal dood.
 Doen ze dit allemaal NIET dan noemen we het levenloos.

- De cel is het kleinste onderdeel van een organisme dat alle genetische informatie van
dat organisme bevat.
- De eerste vormen van leven waren bacteriën (eencellige organismen).
- Organismen die je met het blote oog kunt zien zijn ALTIJD meercellige organismen.
- Een meercellig organisme is opgebouwd uit verschillende cellen met verschillende
functies, die alle dezelfde DNA bevatten.
 Alle planten, dieren, schimmels en bacteriën bestaan uit cellen.

- Een cel bestaat uit een celmembraan (is de cel inhoud). Ook wel: cytoplasma.
- Door het celmembraan heen kunnen stoffen in en buiten de cel uitgewisseld worden.
- Bij planten, bacteriën en schimmels wordt het celmembraan nog omgeven door een
stevige celwand.
- Het celmembraan (cytoplasma) bestaat uit een vloeistof waarin celorganen drijven.
Het belangrijkste celorgaan is de celkern. In de celkern ligt DNA opgeslagen.

1

, - De celkern wordt door eigen membraan gescheiden van het cytoplasma.
- Alle organismen met een celkern hebben in de celvloeistof mitochondriën. Deze
zorgen voor verbranding van suikers.  Het zijn de energiefabriekjes van levende
organismen.
- Een plantencel heeft ook nog als enige uit de rijken bladgroenkorrels.
 Bladgroenkorrels produceren suiker van water en koolstofdioxide met behulp van
zonlicht.
- De chloroplasten geven de groene kleur aan de plant.
- Er zijn in plantencellen ook nog andere kleurstoffen  de chromoplasten. Het aantal
daarvan is beperkt en pas te zien in de herfst als bladgroenkorrels zich terugtrekken.


Evolutie
- Evolutie: de geleidelijke ontwikkeling in populaties door variatie in erfelijke
eigenschappen en natuurlijke selectie.
- Het veranderen en ontstaan van soorten in lange periodes van tijd noemen we
evolutie.
- De basis voor het evolutionaire proces ligt in de erfelijke eigenschappen van een
levend organisme.
- De erfelijke eigenschappen van een organisme krijgt een individu van zijn ouders 
het DNA.
- Veranderingen in genen (mutaties) kunnen ervoor zorgen dat een deel van de
nakomelingen die nieuwe eigenschappen meekrijgt.
- Als een nieuwe eigenschap voordelen oplevert voor voeding, voortplanting en
veiligheid zullen de nakomelingen een grotere kans op overleving hebben.
 Dit heet natuurlijke selectie.
- Organismen met die voordelige eigenschap zullen in het gebied steeds vaker
voorkomen. Over een aantal generaties kunnen die eigenschappen zich zo
ontwikkeld hebben dat er een nieuw soort is ontstaan.

- Een soort wordt gedefinieerd als een groep levende organismen met voornamelijk
dezelfde kenmerken die onderling in staat zijn een vruchtbaar nageslacht te
produceren.
- Als 2 organismen zich niet met elkaar kunnen voortplanten, behoren ze tot 2
verschillende soorten.
- Wanneer 2 soorten wel kunnen voortplanten noemen we dat muildieren.
- Nakomelingen van verschillende soorten heten hybride.

- Survival of the fittest: het soort die zich het beste kan aanpassen overleeft.

Vormen van natuurlijke selectie
- Voortplanting: interseksuele selectie: paren met sterke mannetjes.
- Gerichte selectie: bij gerichte selectie loopt de evolutie tegen grenzen aan waarbij
dingen onmogelijk blijven (op de noordpool heb je een dikke vacht nodig en in
warme landen een dunne vacht).
- DNA-evolutie: veranderingen in het DNA zijn niet zichtbaar. (denk ook aan
griepvirussen)

2

, - Mutaties: veranderingen in erfelijk materiaal. Je kunt ze verdelen in natuurlijke
mutaties en door de mens veroorzaakte mutaties.


Evolutietheorie
Proces van natuurlijke selectie
Theorie houdt in dat:
- Individuen van elk soort zijn erop gericht zoveel mogelijk nageslacht te produceren.
- Binnen een soort zijn alle individuen een beetje verschillend.
- Bij concurrentie tussen individuen binnen een soort, kunnen kleine verschillen
belangrijk worden.
- Sommige van die verschillen berusten op erfelijke eigenschappen.
- Een erfelijke eigenschap die een individu meer voortplantingssucces geeft dat zijn
soortgenoten, biedt een grotere kans op overleven in de volgende generatie.
- De best aangepaste zal in aantal toenemen.

Voorbeelden van evolutionaire processen
- Verdringing: oorspronkelijk kwamen buideldieren niet voor in Nieuw-Zeeland. Toen
die met mens meekwamen roofden ze alle nesten van grote broedende vogels uit.
Alleen de betere vliegers ontsprongen de dans. Zo heeft Hawaï veel eilandspecifieke
soorten die door geïmporteerde soorten worden bedreigd.
- Visvangsttechniek: vangsttechnieken hebben geleid tot het voortdurend wegvangen
van de grotere vissen voordat ze zich konden voortplanten. Kleine vissen die vroeg
geslachtsrijp zijn kregen een voordeel omdat ze de netten ontglipten. De
samenstelling van populatie verschuift zo in de richting van kleinere vissen.
- Klimaatverandering: de opwarming van het klimaat zorgt ervoor dat Zuid-Europese
diersoorten naar noordelijker streken migreren. Nieuwe soorten gaan de
concurrentie aan met de bestaande soorten.

Hoofdstuk 3 Planten

- Het belangrijkste kenmerk van een plant is dat hij bladgroenkorrels of chlorofyl
bevat, waardoor hij groen is. In de bladgroenkorrels (chlorofyl) gebeurt fotosynthese.
- Door het chlorofyl is de plant (met behulp van energie uit het zonlicht) in staat zelf
voedsel te produceren.
- Heeft een celkern
- Heeft een celwand
- Heeft een vacuole




3

, Een plantencel
Sporenplanten
Planten zich voort door sporen (net zoals schimmels).

1. Mossen
- Landplanten
- Hebben vochtige leefomgeving nodig
- Geen transportsysteem van vaatbundels (daarom blijven ze klein)
- Nemen water op via dunne blaadjes




2. Paardenstaarten
- Beter aangepast aan droge landleven
- Hebben wortels en hun bladeren en stengels zijn beschermd tegen uitdroging
- Stengels en bladeren bevatten vaatbundels




3. Varens
- Groeien uit een worteltak
- Meestal grote bladeren
- Onderkant van blad ontstaan bruine puntjes

4

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller carmenroodenburg. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $6.96. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

67474 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$6.96  1x  sold
  • (0)
  Add to cart