Het wereldsysteem is in te delen in drie groepen landen. Centrumlanden, de semiperiferie en de
periferie.
Ontdekkingsreizen → contact buiten de eigen regio → ontstaan kolonialisme.
Eerst handelskolonialisme (1500 -1850): grondstoffen gebruikt voor handel.
De Industriële Revolutie in Europa zorgde voor een groeiende vraag naar grondstoffen ontstaan
exploitatiekolonialisme (1850 - 1950): op grote schaal uitvoeren van grondstoffen voor het
industriële proces in het moederland.
Vestigingskolonialisme: geen exploitatie maar migratiegebieden (VS, Canada, Nieuw-Zeeland).
Imperialisme verwijst naar de zucht naar controle over een zo groot en machtig mogelijk rijk. Het
kolonialisme kon hierbij heel goed van dienst zijn! Er ontstonden dan ook hegemoniale staten,
landen die de meest dominante rol spelen in het wereldsysteem.
In de 19e eeuw worden de Latijns-Amerikaanse landen zelfstandig. Pas na WO II ook dekolonisatie in
Azië en Afrika.
Voormalige koloniën waren onafhankelijk, maar bleven afhankelijk van de centrumlanden (wordt ook
wel neokolonialisme genoemd). Multinationale ondernemingen (MNO’s) hebben de rol van de
koloniale moederlanden overgenomen. De periferie levert nog steeds de grondstoffen, nu voor
MNO’s.
In de koloniale periode is de basis gelegd voor de internationale arbeidsverdeling. Rijke gebieden
(centrum) halen steeds grondstoffen uit de periferie. Arme gebieden (periferie) moeten nog nog
steeds geavanceerde producten uit het rijke westen importeren. Er is ook vaak sprake
ruilvoetverslechtering: importen stijgen sneller in prijs dan exporten. En als de export heel eenzijdig
is, is dat een enorm financieel risico!
,Na WO II zijn er drie grote (economische) machtscentra op de
wereld ontstaan. De triade bestaande uit West-Europa, de VS
en Japan.
De EU (maar ook andere economische blokken) is blij met de
vrijhandel binnen de eigen regio. Vrijhandel over de hele
wereld zou de EU minder plezierig vinden.
In andere landen worden producten goedkoper gemaakt en op
die manier valt niet te concurreren (want men koopt liever iets
goedkopers). Daarnaast wil de EU werkgelegenheid in de eigen regio behouden.
Wat is de oplossing voor de EU? Ze gaat haar eigen markt beschermen d.m.v. protectiemaatregelen
en zorgen dat Europese producten wél goedkoop op andere markten verkocht kunnen worden.
Er zijn drie manieren om de economie van landen te beschermen (protectiemaatregelen)
1. Importheffingen (of invoerheffingen): een belasting op ingevoerde producten. Product dat je
importeert wordt ‘duurder’.
2. Importquota: er mag maar een bepaalde hoeveelheid van een product ingevoerd worden.
3. Exportsubsidies: bedrijven krijgen geld om zo het product goedkoper in het buitenland te
kunnen verkopen. Product dat je exporteert wordt ‘goedkoper’.
Met name opkomende economieën (maar ook MNO’s) zijn niet blij met de blokvorming: hun
potentiële afzetmarkten worden geblokkeerd!
De WTO (world trade organization = wereldhandelsorganisatie) speelt een belangrijke rol. Zij wil
namelijk de wereldeconomie liberaliseren door:
Protectiemaatregelen af te schaffen
Stimuleren van vrij kapitaalverkeer (en dus niet alleen bínnen een economische blok)
Stimuleren van vrij personenverkeer
Newly Industrialized Countries (NIC’s), zoals Taiwan, Singapore, Hongkong en Zuid-Korea, laten zien
dat ontsnappen uit de periferie mogelijk is.
Door uitschuiving (of: offshoring) a.g.v. hoge lonen in het centrum zijn deze landen van periferie
opgeschoven naar semi-periferie en zijn nu soms zelfs bijna centrumlanden (Zuid-Korea!).
Er is nu sprake van een nieuwe internationale arbeidsverdeling.
Centrum: dienstensector
Semiperiferie: industriesector
Periferie: landbouw en leverancier van grondstoffen
Verschuiving gaat mn. richting de Pacific Rim, de (Aziatische) landen rond de stille oceaan. Dit heeft
gezorgd voor een verschuiving van het economisch zwaartepunt.
Sommige landen (BRICS-landen) in de semiperiferie groeien enorm snel.
,De twee belangrijkste redenen voor deze snelle groei zijn:
1. Goedkope arbeid
2. Grote afzetmarkt in eigen land
Gevolg van opkomst van sommige semiperifere landen is dat er een multipolaire wereld is ontstaan.
Bovenstaande verklaart wellicht ook de handelsoorlog die oud-president Trump is gestart tegen
China. De VS is haar hegemoniale macht aan het verliezen.
De nieuwe internationale arbeidsverdeling heeft ook geleid tot veranderende kapitaalstromen.
Landen hebben baat bij veel BDI (buitenlandse directe investeringen), dit is immers geld dat uit het
buitenland binnenkomt.
De meeste buitenlandse investeringen vinden nog steeds plaats tussen landen uit de triade, maar er
zijn ook toenemende Zuid-Zuidinvesteringen. Kapitaalstromen tussen (semi)perifere landen. Met
name China is zeer actief aan het investeren!
Productieketens zijn, net als kapitaalstromen, steeds meer over de wereld verspreid. Het ontwerpen,
de assemblage en verkoop gebeurt niet meer in één land.
De verspreiding van de productieketen is een gevolg van beleid van MNO’s (kostenbesparing),
technologische ontwikkelingen en politieke beslissingen (zie volgende presentatie).
Redenen voor bedrijven om aan offshoring te doen of om vestigingen te openen in andere landen
zijn o.a. afhankelijk van de politieke situatie in dat land.
Denk dan vooral aan:
- Stabiliteit van de regering;
- Bemoeienis overheid met het bedrijfsleven;
- Overheidsbeleid (denk aan: aanleg infrastructuur, investeringen in onderwijs, speciale
economische zones met aantrekkelijke voorwaarden).
Verspreiding van productieketens is mede mogelijk gemaakt door tijd-ruimtecompressie: het proces
waarbij tijd en ruimte in elkaar worden gedrukt. De absolute afstand (afstand in km) blijft gelijk, maar
de relatieve afstand (afstand in tijd, moeite en geld) wordt kleiner.
Dat komt door ontwikkelingen in:
- Transporttechnologie
- Informatie- en communicatietechnologie
Het principe van afstandsverval stelt dat de intensiteit van een verschijnsel afneemt, naarmate de
afstand groter wordt en toeneemt naarmate de afstand kleiner wordt. Als gevolg van tijd-
ruimtecompressie en ontwikkelingen in de transporttechnologie zijn er ook wereldwijde
transportnetwerken ontstaan. Zogenaamde hub-en-spoke netwerken. De hub is een knooppunt of
mainport en de spokes zijn de verbindingen tussen de hubs.
Op lokaal en regionaal niveau is het vaak het beleid om clusters te stimuleren. Voornamelijk kleine en
middelgrote bedrijven kiezen ervoor om zich dicht bij elkaar te vestigen zodat ze voordelen hebben
van elkaar.
, De trend om steeds meer ‘uitgeschoven’ delen van het productieproces weer terug te halen naar het
‘moederland’ heet reshoring.
De belangrijkste redenen waarom bedrijven hiervoor kiezen zijn:
o Kenmerken van het productieland. Produceren in lagelonenlanden kan complexer zijn dan in
Nederland. Denk bijvoorbeeld aan de gevolgen van taal-en cultuurverschillen en problemen
om het intellectueel eigendom te beschermen.
o De totale kosten van produceren in lagelonenlanden vallen soms hoger uit dan verwacht. Dit
komt omdat mn. de loonkosten ook daar stijgen!
o De kwaliteit van de geleverde producten voldoet niet aan de eisen.
De diffusie (d.m.v. internet) van culturen heeft een enorme vlucht genomen door
globaliseringprocessen. Kenmerkend zijn de toegenomen verwestersing (vooral amerikanisering).
Diverse wetenschappers proberen de wereld in te delen in homogene cultuurgebieden, vaak
gebaseerd op de meest voorkomende taal (lingua franca) of religie. Deze indelingen zijn overigens
vaak nogal arbitrair en zijn dan ook uitgebreid voer voor discussie.
Globalisering leidt ook tot (politieke) tegenreacties. Critici, zoals anders-globalisten, pleiten voor
lokalisering. Een economie op basis van lokale en regionale hulpbronnen. Kritiek anders-globalisten:
o Verlies regionale identiteiten;
o Verlies eigen cultuur (door bv amerikanisering);
o Slechte vertegenwoordiging periferielanden;
o Gevolgen voor het milieu;
o Toename ongelijkheid.
Er is ook veel kritiek op de ruimtelijke afwenteling van rijke landen. Dit is het verschijnsel dat semi
perifere landen vaak worden gebruikt voor vervuilende activiteiten van centrumlanden. Dit komt om
dat de milieunormen in deze landen vaak veel minder streng zijn maar ook vanwege onduidelijk
beleid of zelfs corruptie.
Als een bepaalde regio zich ontwikkeld heeft dat gevolgen voor (nabijgelegen) andere regio’s:
Spreadeffecten: positieve effecten voor andere gebieden van de ontwikkeling van een gebied.
Backwasheffecten: negatieve effecten voor andere gebieden als gevolg van de ontwikkeling van een
gebied.
Uiteindelijk wegen de backwasheffecten vaak zwaarder dan de spreadeffecten. Dit Zweedse geograaf
Gunnar Myrdal (1956) stelde dat dit leidt tot cumulatieve causatie: het centrum ontwikkelt steeds
meer ten koste van de periferie. Dat gebeurt op internationale (wereldsysteem) én op nationale
schaal (bv: Randstad vs. Limburg). Dit leidt meer regionale ongelijkheid (nationaal en internationaal).
Vaak zie je dat (mede door cumulatieve causatie) bepaalde sectoren sterk moderniseren en andere
achterblijven. Dit is fragmentarische modernisering.
Er onstaat een fast world, met snelle ICT, clusters van bedrijven, media en creatieve industrie. Aan de
andere kant de slow world, waar weinig geconsumeerd wordt en waar de backwasheffecten duidelijk
zijn.
Regionale ongelijkheid gaat over gebieden.
Sociale ongelijkheid gaat over (welvaarts)verschillen tussen groepen mensen.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller robyneheemskerk. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $9.23. You're not tied to anything after your purchase.