Café ’t Brouwertje
Damen verkoopt zijn Café ’t Brouwertje in 1979, maar laat zich pas in
augustus 1980 als eigenaar uitschrijven in het handelsregister. Een half
jaar eerder wordt op naam van het café een partij glaswerk besteld bij
Geho. Deze bestelling wordt door medewerkers van Café ’t Brouwertje
afgehaald maar niet betaald. Geho kijkt in het handelsregister en ziet
daarin dat Damen ten tijde van de bestelling eigenaar was van het café.
Geho vordert betaling van Damen. Damen stelt dat Geho geen beroep kan
doen op artikel 25 lid 3 Hrgw omdat Geho ten tijde van het aangaan van
de verkoopovereenkomst het handelsregister niet had geraadpleegd,
maar pas later. Geho stelt dat het tijdstip van raadpleging geen rol speelt.
Geho wordt in het gelijk gesteld. De Hoge Raad overwoog dat het in strijd
met de behoeften van een vlot verlopend handelsverkeer zou zijn dat het
register voor het afsluiten van elke transactie met het oog op een
eventueel later van pas komen van een beroep op de voormelde bepaling
[art. 31 lid 3 Hrw] zou moeten worden geraadpleegd, nog afgezien van de
moeilijkheden die dan ter zake van het bewijs van een zodanige
raadpleging zouden ontstaan. Het belang van het handelsverkeer, welk
belang de bepaling beoogt te dienen, noopt in verband daarmee tot
toekenning aan die bepaling van een ruimere werking dan in het middel
wordt bepleit, en wel in dier voege dat de in die bepaling genoemde
inschrijvingsplichten aan de daar bedoelde derden de onjuistheid of
onvolledigheid van de inschrijving niet kunnen tegenwerpen -- dus de
ingeschreven gegevens tegen zich moeten laten gelden -- ongeacht of die
derden in vertrouwen op de inschrijving hebben gehandeld dan wel eerst
later het handelsregister hebben geraadpleegd. Een partij moet dus
kunnen vertrouwen op de gegevens in het handelsregister, ook in de
gevallen dat dit register niet werd geraadpleegd.
Bodam Jachtservice
Bodam BV is failliet verklaard. Vast staat dat het bestuur zijn taak
onbehoorlijk heeft vervuld door niet te voldoen aan de administratieplicht
en de verplichting tot het openbaar maken van de jaarrekening (artikel
2:248 lid 2). Er wordt vermoed dat dit een belangrijke oorzaak is geweest
van het faillissement. Dit is een voorwaarde voor hoofdelijke
aansprakelijkheid van bestuurders jegens de boedel (2:248 lid 1 BW), en
deze bepaling is van overeenkomstige toepassing op de taakvervulling
door de raad van commissarissen (artikel 2:259 BW). De curator stelt de
bestuurder en de commissarissen aansprakelijk voor de ontstane
boedelschuld. De Hoge Raad oordeelt dat de curator geen derde is die
door artikel 31 (oud) Hrgw wordt beschermd, omdat zijn vordering berust
op de wet en niet voortvloeit uit ‘een rechtsbetrekking op het aangaan
, waarvan het ontbreken van een juiste en volledige inschrijving in het
handelsregister van hetgeen daarin wettelijk ingeschreven moet worden,
in het algemeen van invloed kan zijn’. De curator is dus geen derde
(wederpartij of contractspartij) in de zin van het handelsregister en kan
daarom ook geen beroep doen op de bescherming van het
handelsregister.
Week 2
Over het eigen vermogen van kapitaalvennootschappen als waarborg voor
de vennootschapscrediteuren
Nimox
Nimox NV is enig aandeelhouder van Auditrade BV, een onderneming die
handelt in hi-fi-apparatuur. Op 20 december 1983 besluit Nimox, in haar
hoedanigheid van algemene vergadering van aandeelhouders van
Auditrade BV tot een dividenduitkering aan de aandeelhouders van
€1.124.000. Samen met een oude schuld van Auditrade aan Nimox
resulteert dit in een vordering van Nimox op Auditrade van €1.500.000. Op
7 augustus 1984 wordt Auditrade failliet verklaard. De curator van
Auditrade vordert bij de rechtbank vernietiging van het dividendbesluit.
Deze vordering wordt niet toegewezen. Daarnaast klaagt hij Nimox aan
wegens onrechtmatige daad. Nimox heeft onrechtmatig gehandeld jegens
de over schuldeisers van Auditrade door te stemmen voor de
dividenduitkering. Door deze dividenduitkering heeft Nimox in het
faillissement een concurrente in plaats van een achtergestelde vordering
op andere schuldeisers. Een belangrijke rechtsvraag is of een besluit tot
dividenduitkering dat niet op grond van 2:11 BW kan worden vernietigd,
toch onrechtmatig kan zijn. Een besluit tot dividenduitkering door de
aandeelhouders kan onrechtmatig zijn tegenover andere crediteuren,
indien de aandeelhouders er ernstig rekening mee hadden moeten houden
dat door de uitkering een tekort bij de vennootschap zou ontstaan. Na
invoering van de Wet vereenvoudiging en flexibilisering bv-recht is voor de
besloten vennootschap het artikel 2:216 BW van toepassing. Voor elke
uitkering dient nu eerst een uitkeringstoets te worden gedaan voordat tot
een uitkering mag worden overgegaan.
Week 3
Over de bevoegdheidsverdeling tussen aandeelhoudersvergadering en
bestuur
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller emmamonch. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.72. You're not tied to anything after your purchase.