INLEIDING OP DE STOF
Het privaatrecht kan men onderverdelen in het materiële privaatrecht en het formele privaatrecht (burgerlijk
procesrecht). Het materiële privaatrecht geeft inhoudelijk regels over rechten en plichten. Het formele
privaatrecht regelt de wijze waarop de burgers jegens elkaar hun rechten kunnen handhaven met behulp van
rechterlijke tussenkomst. In de twee vakken Inleiding privaatrecht komt het burgerlijk procesrecht nog niet
aan de orde.
Binnen het materiële privaatrecht maakt men een onderscheid tussen personenrecht en vermogensrecht. Met
personenrecht wordt zowel het personen- en familierecht bedoeld als het rechtspersonenrecht (zie boek 1 en 2 van
het BW). Deze twee onderdelen komen in de twee inleidende vakken ook niet aan bod. Wel uitgebreid aan de orde
komt het vermogensrecht. Het is het meest omvangrijke deel van het privaatrecht.
Het vermogensrecht omvat regels betreffende rechten en plichten die tot het vermogen van de mens of een
rechtspersoon behoren. Dat zijn rechten en plichten die in de economische sfeer liggen; zij hebben een bepaalde
geldswaarde. De meeste vermogensrechten worden gekenmerkt door het feit dat ze aan een ander kunnen worden
overgedragen. Voorbeelden van rechten zijn het eigendomsrecht, het recht van erfpacht of het recht op levering van
een auto. Voorbeelden van plichten zijn de betalingsverplichting en de leveringsverplichting.
Het vermogensrecht omvat twee belangrijke rechtsgebieden: het verbintenissenrecht (onderwerp van dit vak) en het
goederenrecht (onderwerp van het Inleiding privaatrecht II). In het verbintenissenrecht zijn de rechten geregeld die
de rechthebbende aanspraak geven op een bepaalde prestatie door een ander, zoals het recht op betaling op grond
van een contract (overeenkomst) of op grond van een onrechtmatige daad. In het goederenrecht zijn de rechten
geregeld die aan de rechthebbende een mate van zeggenschap verlenen over een bepaald goed. Een voorbeeld is het
eigendomsrecht.
Zoals gezegd zal dit vak over het verbintenissenrecht gaan. De verbintenis wordt in de regel omschreven als een
vermogensrechtelijke band tussen twee (of meer) personen waarbij de één tot een prestatie is gerechtigd (de
crediteur) en de ander tot deze prestatie is verplicht (de debiteur). Een verbintenis heeft dus altijd twee kanten:
de plicht van de één tot het verrichten van een prestatie en het recht van de ander op die prestatie.
Uit de wet vloeit voort welke rechtsfeiten bronnen van verbintenissen zijn. Dit zijn de verbintenis scheppende
(ofwel: obligatoire) overeenkomst (zie week 2) en de onrechtmatige daad (zie week 5), maar ook andere in de wet
geregelde bronnen, zoals zaakwaarneming, onverschuldigde betaling en ongerechtvaardigde verrijking (zie week 8).
Het stelsel van bronnen van verbintenissen is echter geen gesloten stelsel. Verbintenissen kunnen in een beperkt
aantal gevallen ook het ongeschreven recht als bron hebben (zie HR Quint/te Poel en art. 6:1 BW).
1
,Een verbintenis is vaak het gevolg van een rechtshandeling. Rechtshandelingen nemen binnen de categorie
rechtsfeiten dus een belangrijke plaats in. Zie voor de totstandkoming van een rechtshandeling art. 3:33 BW. Uit
dat artikel blijkt ook wat voor een rechtshandeling essentieel is: slechts een handeling gericht op rechtsgevolg is
een rechtshandeling.
Onderscheid “gewone” verbintenis en een “natuurlijke” verbintenis
Bij een “gewone verbintenis, kan degene die recht heeft op een prestatie, de crediteur, deze prestatie rechtens
afdwingen, d.w.z. dat de rechter op vordering van de crediteur de debiteur kan veroordelen tot het verrichten van de
prestatie. Dat is niet het geval bij de zgn. natuurlijke verbintenis. Een natuurlijke verbintenis is derhalve een
vermogens-rechtelijke rechtsbetrekking tussen twee (of meer) personen, waarbij de prestatie niet in rechte
afdwingbaar is. Daar staat tegenover dat als de debiteur aan zijn verplichting heeft voldaan, hij niet met succes
staande zal kunnen houden dat de door hem verrichte prestatie ten onrechte is verricht.
Opdracht 2
Wat is de relatie tussen de begrippen rechtshandeling, overeenkomst en verbintenis?
Een overeenkomst is een ‘meerzijdige rechtshandeling’, waarbij een of meer partijen tegenover een of meer
anderen een verbintenis aangaan. Art. 6:213 BW typeert dus de overeenkomst als ‘rechtshandeling’.
Opdracht 3
Vul onderstaand schema in.
rechtsfeit geen rechtsfeit rechtshandeling
geboorte van een baby X
tennisafspraak maken X
inbreken bij de buurvrouw X
een brood kopen X X
je partner ten huwelijk X
vragen
vergunning verlenen voor X X
bouw van een woning
testament opmaken X X
Rechtsfeit is gebeurtenis waar de wet een gevolg aan verbind. (Feit waaraan het objectieve recht een gevolg
verbind)
Opdracht 4
Is hieronder sprake van een rechtshandeling?
a. Anton koopt een voetbal bij Intertoys.
Ja, er wordt een koopovereenkomst gesloten. Art. 6:213 BW
b. Anton trapt per ongeluk zijn bal door de ruit van de buren.
Nee, want Anton had bij het schoppen van de bal niet een bepaald rechtsgevolg voor ogen.
c. Anton trapt met opzet zijn bal door de ruit van de buren.
Nee, want Anton beoogt niet een bepaald rechtsgevolg te creëren.
Opdracht 5
Beantwoord de volgende vragen:
a. Is schenking een meerzijdige rechtshandeling?
Ja, schenking moet geaccepteerd worden Art. 7:175 BW (aanbod aanvaarding. Het
is een overeenkomst omdat de begiftigde niets hoeft terug te doen. Vloeit één verbintenis
uit voort.)
b. Is onverschuldigde betaling een overeenkomst?
Nee, art. 6:203 BW: geen overeenkomst (zie titel 4). Rechtmatige daad. Geen sprake van
een beoogd rechtsgevolg, dus geen overeenkomst.
c. Is een overeenkomst een verbintenis?
Nee, het is wel een verbintenis scheppende handeling.
2
, Elke overeenkomst is een meerzijdige rechtshandeling art. 6:213 BW
Bij het aangaan van een overeenkomst, vloeien daar één of meerdere verbintenissen uit voort (verbintenis
scheppende handeling).
Niet uit alleen overeenkomsten ontstaan verbintenissen; kan ook ontstaan uit een onrechtmatige daad
(schadevergoeding).
Opdracht 6
Zijn in de onderstaande gevallen verbintenissen ontstaan? Zo ja, welke verbintenissen en uit welke bron zijn ze
ontstaan?
a. A koopt van B een tweedehands auto; de afgesproken prijs bedraagt € 3.000.
Ja, koopovereenkomst. 2 verbintenissen, namelijk A moet koopsom aan B betalen en B heeft
verplichting tot leveren van de auto. Art. 6:213 BW
b. C krijgt bij Albert Heyn ruzie met D en beschadigt met zijn zakmes opzettelijk het kunstleren
boodschappenwagentje van D.
Ja, schadevergoeding uit onrechtmatige daad; ontstaan uit art. 6:162 BW. C moet een
schadevergoeding betalen aan D.
c. E spreekt met F af dat hij per 1 januari zal stoppen met roken.
Nee, het vermogensrechtelijke element mist.
d. G koopt bij de Hema zes flessen wijn maar krijgt - naar later blijkt - bij de kassa € 5,25 te weinig terug.
Ja, onverschuldigde betaling; Hema heeft verbintenis tot terugbetaling. ontstaan uit art. 7:1 BW
e. I huurt van J een kamer op de Maliebaan voor € 350,- per maand.
Ja, huurovereenkomst; ontstaan uit art. 7:201 BW. Twee verbintenissen: I heeft plicht tot betaling
aan J/recht op geld. J heeft plicht tot geven kamer, I recht tot ontvangst/toegang.
f. Automobilist K verzuimt fietser L voorrang te verlenen, waardoor deze gewond raakt.
Ja, schadevergoeding uit onrechtmatige daad; ontstaan uit art. 6:162 BW
g. M repareert het dak van het huis van N, dat tijdens diens vakantie door een storm beschadigd is.
Ja, zaakwaarneming (art. 6:198 BW), vloeit voort uit art. 6:200 BW; één verbintenis: eigenaar dak
moet schade vergoeden aan M voor reparatie.
h. O, een chemische fabriek, loost zonder vergunning afvalstoffen in een rivier waaruit waterleidingbedrijf P
drinkwater betrekt.
Ja, schadevergoeding uit onrechtmatige daad; ontstaan uit 6:162 BW. Één verbintenis: verplichting
schadevergoeding.
i. Q heeft € 1.000 uitgegeven aan het verbouwen van de woning van zijn partner R, waardoor de woning in
waarde is gestegen. Kort daarna gaan ze uit elkaar en moet Q op zoek naar andere woonruimte.
Ja, investering in woning uit eigen geld. Ongerechtvaardigde verrijking Art. 6:212 BW Verbintenis:
schadeloosstelling.
j. S checkt in bij de NS met zijn OV-chipkaart.
Ja, vervoersovereenkomst; ontstaan uit art. 8:80 BW
3
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller melissavdberg00. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.97. You're not tied to anything after your purchase.