Inhoudsopgave
Hoorcollege 1: van het huidige ruimtelijke ordeningssysteem naar de Omgevingswet ................................ - 2 -
Hoorcollege 2: De Omgevingswet en haar instrumenten, in het bijzonder het omgevingsplan .................. - 15 -
Hoorcollege 3: Het omgevingsplan verdiept ............................................................................................... - 30 -
Hoorcollege 4: Het vergunningensysteem van de Omgevingswet .............................................................. - 44 -
Hoorcollege 5: Het grondbeleid van gemeenten, uitvoering en kostenverhaal .......................................... - 60 -
Hoorcollege 6: De Wet kwaliteitsborging voor het bouwen en de Omgevingswet ..................................... - 80 -
Hoorcollege 7: Natuurbescherming in het omgevingsrecht ........................................................................ - 94 -
Hoorcollege 8: Klimaatbeleid en het omgevingsrecht; participatie in de Omgevingswet .......................... - 107 -
Hoorcollege 9: Duurzame elektriciteit en het omgevingsrecht: zon- en wind-op-land-projecten;
projectbesluiten ....................................................................................................................................... - 123 -
, Hoorcollege 1: van het huidige ruimtelijke ordeningssysteem naar de
Omgevingswet
- J. Struiksma, Het systeem van het ruimtelijk ordeningsrecht, Amsterdam 2008, p. 1-43
- Handboek Omgevingswet in de praktijk, Hoofdstukken 1, 2, 3
- Jan van der Grinten & Tijn Kortmann, ‘Stop de Omgevingswet’, NJB 2019/2695
Onderwerpen van dit college
Hoofdlijn van dit vak is ruimtelijke ordening, dus geen specifieke details, zoals geluid.
In dit college gaat het meer over de achtergrond van de ruimtelijke ordening aan de hand van twee
voorbeelden. Tot slot de omgevingswet.
- Aanloop en ontwikkeling naar juridische instrumenten van ruimtelijke ordening in gemeenten
vanaf Gouden eeuw tot heden
o Illustratie ruimtelijke ontwikkeling van Amsterdam: van organische ontwikkeling,
stedenbouw naar ruimtelijke planning
- Naar bovengemeentelijke ruimtelijke planning
o Illustratie: Ruimte voor de rivier
- De Omgevingswet: aanleiding en kerninstrumenten
Aanspraken op de ruimte
Omgevingsrecht, en in het bijzonder het ruimtelijke daarin, dan gaat het om de kwestie dat je het recht
nodig hebt om alle verschillende aanspraken die burgers en de overheid doen op de ruimte. Met al die
aanspraken, daar moetje iets mee als overheid. In Nederland mag je grond en water alleen op een
bepaalde manier gebruiken als dit is toegestaan. Het belangrijkste instrument is het omgevingpslan
vanuit de gemeente, met aanvullingen vanuit de provincies en het rijk. In Nederland is vertrekpunt
decentraal wat kan, en centraal wat moet.
- Veelsoortige aanspraken: wonen, verkeer, werken, recreatie, natuur en energietransitie
- Behoefte aan regulering door overheden
Door de omgevingswet komt er een systeem waarin kan je je aangeven wat je wilt, waarna je digitaal
hoort of dit kan en welke vergunningen je daarvoor nodig hebt. Hierdoor weet je sneller waar je aan
toe bent dan nu.
De vroege ontwikkeling van Amsterdam
De groei van de grachtengordel in Amsterdam
De grachtengordel is vroeger uitgetekend en over nagedacht. De instrumenten om dit voor elkaar te
krijgen is er veel ontwikkeling in geweest, want vroeger in de jaren 70 bestond er nog geen
omgevingsplan. Hoe je ruimte indeelt en hoe de gemeente daar greep op kreeg is niet vanzelfsprekend
geweest.
- https://historiek.net/zo-groeide-amsterdam-in-de-gouden-eeuw-animatie/41224/
- Hoe heeft Amsterdam zich vanaf de 12e/13e eeuw ontwikkeld? Zie daarvoor:
https://www.youtube.com/watch?v=-j2T6MbMZr0
De ontwikkeling op een rij:
In 1610 werd voor Amsterdam zoals het toen bestond een uitbreidingsplan vastgesteld. Dat was
eigenlijk niet veel meer dan een straten- en pleinenplan. En dat gaf dus aan waar wel en geen woningen
mochten worden gebouwd. Het plan bestond uit blokken waar functies aan werden toegekend. De
uitvoering daarvan was daarmee niet verzekerd. Het enige wat de gemeente wel kon doen, was, als ze
wilden dat op bepaalde percelen woningbouw zou gebeuren en dat niet gebeurde, dat de gemeente
die grond maar ging onteigenen. In de praktijk was dat niet een eenvoudige zaak.
- In 1610 uitbreidingsplan vastgesteld
- 1613: besloten Keizersgracht en Prinsengracht te maken.
o Uitvoering daarmee niet verzekerd
Pagina 2 van 136
, - Gemeente beschikte echter over mogelijkheid van onteigening
- In de praktijk moeizame onderhandelingen met eigenaren/speculanten.
o Na moeizame onderhandelingen met speculanten was pas in 1625 alle onbebouwde
grond in handen van de stad. Onbebouwde grond die wij kennen als de Jordaan, bleef
echter in het bezit van enkele groot-eigenaars (is te zien aan van grachtengordel
afwijkende opzet).
De periode na de Gouden Eeuw tot de eerste helft van de 19e eeuw waren de steden in verval. We
zagen toen niet meer, zoals in de 17e eeuw, een actieve gemeentelijke grondpolitiek.
- Knelpunten: vervuiling van bodem, lucht en water, overbevolking van woningen, ruïneuze
woningen, slechte woonomstandigheden.
o Nauwelijks bevolkingsgroei
o Wijzigingen handelsverkeer ongunstig voor Republiek; rijkeren gingen weg
o Knelpunten voor een stad als Amsterdam: vervuiling van bodem, lucht en water,
overbevolking van woningen, ruïneuze woningen, slechte woonomstandigheden
- 1814 sloop tegengaan met vergunningstelsel in A’dam
- In de 18e eeuw was er weinig ontwikkeling in Amsterdam, vanwege financiën.
Tweede helft 19e en begin 20e eeuw
- Industrialisatie brengt grote groepen naar steden
o Maar de 17e -eeuwse plannen waren er niet voor de nieuwe ontwikkelingen, vandaar
slechte woningen.
e-
- 17 eeuwse stedenbouw, actieve grondpolitiek, uitbreidingsplannen en dwingende
stedenbouwkundige voorschriften in verkoopvoorwaarden zijn er niet meer
- Gemeentewet 1851: bouwverordening waren nog beperkt tot eisen m.b.t. straatbreedte,
rooilijnen en voorzieningen en woningen
o De gemeentewet geeft aan wat alle gemeenten wel en niet kunnen en voorzien in
bevoegdheden.
o Maar nog geen regelgevingen over hoe woningen eruit moeten zien
- Inzicht groeit dat overheidsmaatregelen noodzakelijk zijn, met name m.b.t. volkshuisvesting
voor de mensen, door verschaffen bouwterreinen, geld én regelgeving
o Maar rond 1900 begint dit te veranderen
Gedurende 19e eeuw nog niet mogelijk te komen tot adequaat waterpeil voor de
Haarlemmermeerpolder. Maar begin 19e eeuw:
- Beperkte ruimtelijke ordening, op nationaal niveau:
o aanleg van wegen en kanalen t.bv. handel en nijverheid
o ontginningen en droogmakerijen t.b.v. landbouw en werkverschaffing
o bestuurlijke besluitvorming was nog niet goed afgestemd op technische kennis, maar
dit is wel heel belangrijk.
- Met name in de 19e eeuw groeide het inzicht dat overheidsmaatregelen nodig waren, met
name met betrekking tot de volkshuisvesting.
De groei van Amsterdam na 1920
Vanaf 1920 zien we een grote groei van Amsterdam. Het grondgebied werd in 1921 verviervoudigd.
Sociale woningbouw in het noorden, oosten en westen van de stad. In 1920 was het Plan Zuid van
Berlage ontwikkeld. Wat je ziet in die tijd, is dat er behoefte ontstond aan plannen waarmee je ook
echt wat kon.
- Sociale woningbouw in het noorden, oosten en westen van de stad breidt zich uit
o Algemeen uitbreidingsplan 1934-1935 (Van Eesteren; voor west).
- In 1920 begonnen met Plan Zuid van Berlage.
Pagina 3 van 136
, Plan Zuid Amsterdam begon rond 1920 met uitvoering Plan Zuid (1917) van Berlage ten zuiden van de
Pijp: ‘van de Amstel tot de Schinkel’. Op het huidige Victorieplein verrees de eerste wolkenkrabber.
- https://www.youtube.com/watch?v=VbfCZ3gZ7dk
Gedachte van Plan Zuid is dat je met een planning van een woonwijk veelt kunt bereiken aan het
belbevinden van mensen.
Wat leert ons de ruimtelijke ontwikkeling van Amsterdam?
Eerst die grachtengordel, verval van de steden, toen de behoefte om heel actief als overheid op te
treden, om de woonomstandigheden van mensen te verbeteren, te zorgen voor hygiëne etc. Na 1900
zie je in Amsterdam de ontwikkeling in zuidelijke, noordelijke en westelijke richting meer planmatig
gebeuren (in tegenstelling tot de grachtengordel, wat zich, vooral in het begin, vooral organisch
ontwikkelde). Er bestaat dus ook meer behoefte om die plannen ook daadwerkelijk te kunnen
realiseren en dat vraagt om juridische instrumenten. Die planning was mogelijk dankzij
overheidseigendom, verworven via onteigening en vervolgens gronduitgifte.
Woningwet 1901 (stedenbouwkundige instrumenten):
In 1901 is een Woningwet in werking getreden. Deze wet was toen een belangrijke wet voor
gemeenten met verplichtingen.
- Verplichting voor gemeenten met meer dan 10.000 inwoners een uitbreidingsplan vast te
stellen (stratenplan)
o mogelijkheid voor gemeenten om daar in het uitbreidingsplan bouwverbod op te
nemen voor straten en wegen bestemde gronden
o Uitbreidingsplan kan gebruikt worden als grondslag voor onteigening
- Echter verder nog niet voorzien in mogelijkheid bestemmingen aan te geven (!) in het
uitbreidingsplan. Hieraan was wel behoefte.
- Desalniettemin besloot regering bij KB (1907): onteigening kan ook voor grond die niet voor
straten en wegen is bestemd in uitbreidingsplan.
o Als iemand iets ging doen met percelen waar je woningbouw voor wilt, dan kon de
gemeente dit opkopen en uitbesteden aan iemand die wel woningen ging bouwen.
Woningwet 1901 (bouwkundige instrumenten):
- Verplichting voor gemeenten voorschriften waaraan bij bouwen woningen dient te worden
voldaan vast te stellen (bouwverordening)
o Toetsingskader was niet het uitbreidingsplan
o De gemeente had enkel het onteigeningsrecht als iets werd gebouwd waar ze het niet
mee eens waren
- Bouwvergunningvereiste, maar alleen gekoppeld aan de bouwverordening, niet aan
uitbreidingsplan
- Uitbreidingsplan geen toetsingskader aanvraag bouwvergunning; effectuering met name via
het privaatrecht
o Wat je qua ruimtelijke ordening wilde, moest via privaatrecht.
Ontwikkeling van instrumenten van ruimtelijke ordening
De woningwet was in ontwikkeling, dus kwamen er nieuwe instrumenten. Het uitbreidingsplan (zoals
dat toen heette) had nog niet de functie van het huidige bestemmingsplan. Het was eigenlijk niet meer
dan een inrichtingschets en alleen voor wegen en straten kon je een bouwverbod opnemen. Na 1920
ontstond de behoefte het uitbreidingsplan te gebruiken als een instrument voor ruimtelijke planning
en daarin bestemmingen op te nemen. De Woningwet 1901 bevatte hiertoe aanvankelijk geen
mogelijkheid. De gebieden voor straat bestemd, daar mocht je niet aan komen, maar verder kon de
gemeente niet verhinderen dat er bouwplannen kwamen voor woningbouw afwijkend van wat de
gemeente wilde.
Pagina 4 van 136
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller rechtenisleuk. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $14.16. You're not tied to anything after your purchase.