Werkgroep uitwerkingen en antwoorden deel 2 (week 6-10) van het vak Formeel belastingrecht van de bachelor Fiscaal recht jaar 3 aan de Universiteit Leiden.
What a shame you're rating the document so low! Can you tell me what's wrong with it?
By: LauraJansenLAW • 10 months ago
Translated by Google
Hi, how annoying that you rate my document so low! Could you explain why? I am very sorry because I spent a lot of time and attention on the document, passed my exam and don't understand why you rated it 1 star.
Seller
Follow
LauraJansenLAW
Reviews received
Content preview
WEEK 6: CASSATIETECHNIEK EN BELASTINGARRESTEN ANALYSEREN
Vraag 1 Rechtsregels
Een arrest van 10 juli 2020 houdt het volgende in (met weglating van
voetnoten):
Beoordeling van het middel
2.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
2.1.1. De Inspecteur heeft de aanslag inkomstenbelasting/premie
volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) voor het jaar 2014 vastgesteld
overeenkomstig de aangifte van belanghebbende naar een belastbaar inkomen
uit werk en woning van € 158.992 onder verrekening van het daarin aangegeven
bedrag aan loonheffing, te weten € 97.144.
2.1.2. In verband met een aandelentransactie is € 117.000 aan loonheffing
nageheven van [B] B.V., aan welke rechtspersoon belanghebbende in het jaar
2014 was verbonden als werknemer en voor een deel van het jaar ook als
algemeen directeur. [B] B.V. heeft de nageheven loonheffing op belanghebbende
verhaald.
2.1.3. Belanghebbende heeft de Inspecteur verzocht de aanslag IB/PVV
ambtshalve te verminderen door verrekening van een bedrag aan loonheffing
van € 214.144 (€ 97.144 + € 117.000). De Inspecteur heeft dat verzoek bij
beschikking afgewezen.
2.2.1. Voor het Hof was in geschil of de op belanghebbende verhaalde
loonheffing ten bedrage van € 117.000 als voorheffing mag worden verrekend
met de aanslag IB/PVV voor het jaar 2014, in het bijzonder of sprake is van een
als loon in aanmerking te nemen voordeel uit dienstbetrekking, behaald met de
verkoop van bepaalde aandelen en de koop van bepaalde certificaten van
aandelen.
2.2.2. Het Hof heeft geoordeeld dat de op belanghebbende verhaalde loonheffing
van € 117.000 mag worden verrekend met de aanslag IB/PVV voor het jaar
2014.
2.2.3. Het Hof heeft verder geoordeeld dat de Inspecteur niet een (subsidiair)
standpunt heeft ingenomen, inhoudende dat hij bij een hoger bedrag aan te
verrekenen loonheffing het belastbare inkomen uit werk en woning met een
beroep op interne compensatie verhoogt met het voordeel dat in zijn visie is
behaald met de aandelenverkoop. De Inspecteur heeft geen expliciet beroep
gedaan op interne compensatie en ook overigens niet uitdrukkelijk en
ondubbelzinnig aangegeven van die mogelijkheid gebruik te willen maken, terwijl
dat gelet op het arrest van de Hoge Raad van 2 juni 2006,
ECLI:NL:HR:2006:AV1227, wel is vereist. Daarom hoeft niet de vraag te worden
beantwoord of sprake is van een als loon in aanmerking te nemen voordeel uit
dienstbetrekking, behaald met de verkoop van bepaalde aandelen en de koop
van bepaalde certificaten van aandelen, aldus het Hof.
2.3. Het middel is gericht tegen het hiervoor in 2.2.3 weergegeven oordeel van
het Hof. Het middel betoogt dat in het standpunt van de Inspecteur in hoger
beroep herhaaldelijk zonder voorbehoud is uitgedrukt dat de inspecteur de
,inkomstenbelasting over het na te vorderen loonbestanddeel wenst te
verrekenen met de te verrekenen nageheven/verhaalde loonbelasting.
2.4.1. Indien een belastingplichtige in (hoger) beroep een aanslag op een
bepaald punt bestrijdt, staat het de inspecteur vrij een beroep te doen op interne
compensatie. Zo de inspecteur van die bevoegdheid gebruik wil maken, dient hij
daarvan in de procedure echter uitdrukkelijk en ondubbelzinnig blijk te geven.
2.4.2. Het oordeel van het Hof dat aan laatstgenoemde eis niet is voldaan, geeft
blijk van een onjuiste rechtsopvatting voor zover dat oordeel erop neer komt dat
de Inspecteur in de procedure de bewoordingen “beroep op interne compensatie”
had moeten gebruiken. De hiervoor in 2.4.1 vermelde maatstaf omvat niet dat
doorslaggevend is of de Inspecteur die bewoordingen heeft gebruikt.
Het bestreden oordeel is onbegrijpelijk voor zover het inhoudt dat een beroep op
interne compensatie geen deel uitmaakt van het standpunt van de Inspecteur in
hoger beroep. Uit de gedingstukken valt niet anders af te leiden dan dat de
Inspecteur zonder voorbehoud tot uitdrukking heeft gebracht dat bij verrekening
van de in 2.1.2 vermelde loonheffing ook het loon waarop die loonheffing ziet in
de heffing van IB/PVV moet worden betrokken, en dat belanghebbende hiertegen
gemotiveerd verweer heeft gevoerd.
Op grond van het voorgaande slaagt het middel.
2.5. De bestreden uitspraak kan niet in stand blijven. Verwijzing moet volgen.
Gevraagd:
a. Beargumenteer of de Hoge Raad in dit arrest een rechtsregel heeft gegeven en
zo ja, hoe die rechtsregel luidt.
Ja.
2.4.1. Indien een belastingplichtige in (hoger) beroep een aanslag op een
bepaald punt bestrijdt, staat het de inspecteur vrij een beroep te doen op interne
compensatie. Zo de inspecteur van die bevoegdheid gebruik wil maken, dient hij
daarvan in de procedure echter uitdrukkelijk en ondubbelzinnig blijk te geven.
(Onbegrijpelijk = het hof had absoluut niet tot dat oordeel kunnen komen)
b. Indien sprake is van een rechtsregel, beargumenteer of deze rechtsregel
nieuw is.
Uit de voetnoot blijkt dat dit geen nieuw oordeel is. Daarin wordt verwezen naar
een arrest van de HR van 2 juni 2006.
Als de HR oordeelt in het verlengde van eerdere uitspraak of arrest dat hij dat
expliciet vermeld, bijv “zie..”.
De rechtsregel ziet op interne compensatie. De rechtsregel over interne
compensatie is niet nieuw. Het staat niet in de wet maar in de jurisprudentie. In
het arrest van de Hoge Raad van 2 juni 2006. In dat arrest oordeelt de Hoge
Raad dat als de Inspecteur gebruik wil maken van zijn bevoegdheid tot interne
compensatie, hij daarvan uitdrukkelijk en ondubbelzinnig blijk dient te geven.
Wat wel nieuw is is dat voor een uitdrukkelijk en ondubbelzinnig beroep op
interne compensatie is niet vereist dat de inspecteur de bewoordingen ’beroep
op interne compensatie’ bezigt.
c. Waarom dient “verwijzing te volgen”?
De Hoge Raad vernietigt een rechtsoordeel slechts als het oordeel onjuist is. Art
29e lid 2 AWR: Indien de beslissing afhangt van feiten die bij de vroegere
behandeling niet zijn komen vast te staan, verwijst de Hoge Raad de zaak, tenzij
het punten van ondergeschikte aard betreft, naar een gerechtshof of een
,rechtbank, ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming
van de uitspraak van de Hoge Raad.
Een ander Hof moet het dan opnieuw doen.
Vraag 2 Feitelijke, gemengde en rechtsoordelen
Beargumenteer of de volgende stellingen juist of onjuist zijn:
a. Een rechtsoordeel kan in cassatie niet succesvol met een motiveringsklacht
worden bestreden.
Juist. Bij rechtsoordelen gaat het om oordelen die zuiver verband houden met
het recht. Vernietiging van de HR bij rechtsoordelen is slechts mogelijk als het
oordeel onjuist is, motiveringsklachten zijn niet van belang.
Rechtsoordeel is een zuivere uitleg van het recht, er wordt nog geen connectie
gelegd met deze zaak, het gaat om een algemeen geformuleerde regel die
allerlei vergelijkbare zaken kan worden toegepast.
Het kan bijvoorbeeld wel eens voorkomen dat het Hof een bepaalde rechtsregel
formuleert maar zich bijvoorbeeld beroept op passages uit de parlementaire
geschiedenis die als je ze goed zou lezen helemaal geen antwoord geven op het
probleem. Maar de rechtsregel die het Hof heeft gegeven is toevalligerwijs wel
goed. Ze hebben gewoon verkeerde passages gebruikt in de parlementaire
geschiedenis maar toevalligerwijs is de einduitkomst wel juist. Dat zou kunnen
voorkomen kun je dan klagen dat het Hof het rechtsoordeel niet goed heeft
gemotiveerd?
Nee. De HR kan alleen maar een hofuitspraak vernietigen als de rechtsregel an
sich onjuist is. Wat doet de HR als het dan onvoldoende onderbouwd is, dan zal
de HR zelf een onderbouwing aan de rechtsregel ten grondslag leggen. Als je dan
een motiveringsklacht formuleert tegen de regel bijvoorbeeld dat de inspecteur
vrijstaat een beroep te doen op interne compensatie dan zal de Hr zeggen dat
als dat oordeel juist is dan kan hij daar verder niks mee. Hij zal dan zeggen het
cassatiemiddel faalt want een rechtsoordeel kan niet met motiveringsklachten
worden aangevallen. De HR kan niet een hof uitspraak vernietigen als een
rechtsoordeel onvoldoende is gemotiveerd.
b. Gemengde oordelen kunnen in cassatie worden aangetast met rechtsklachten
en motiveringsklachten.
Juist. Gemengde oordelen geven een stukje uitleg van het recht en stukje
waardering van de feiten. Gemengde oordelen kunnen in cassatie worden
aangetast als zij in strijd zijn met het recht of onvoldoende zijn gemotiveerd.
Een rechtsoordeel, bv een belanghebbende is niet te kwader trouw als in art 16
AWR. Eerst als hof uitleggen wat dan te kwader trouw is, recht uitleggen.
Vervolgens toepassen op dit feitencomplex. Dan zeg je deze blp is niet te kwader
trouw als in art 16 Awr. Dan kun je zeggen het Hof heeft het begripte kwader
trouw onjuist uitgelegd. Het is misschien moeilijk te controleren wat het hof dan
, heeft fout gedaan want hij heeft het woordje kwader trouw helemaal niet
uitgewerkt, je kan zeggen dat heeft het hof verkeer gedaan. Je kan ook zeggen
de uitkomst van deze blp is te kwader trouw en kan onbegrijpelijk zijn in het
licht van de stukken en onvoldoende gemotiveerd. Beide wapens, rechtsklachten
en motiveringsgebreken (vormverzuimen) kun je inzetten om gemengde
oordelen over de kop te laten gaan. Heel vaak is het zo dat die gemengde
oordelen wel in stand blijven, maar dit zijn de twee wegen om het aan te
pakken. (tegen een rechtsoordeel kan je niet met een motiveringsklacht
opkomen)
c. Indien een feitelijk oordeel op onjuiste wijze tot stand is gekomen, kan dat
oordeel door de Hoge Raad worden vernietigd.
Juist. Feitelijke oordelen kunnen worden aangetast als dat oordeel op een
onjuiste wijze tot stand is gekomen. De kans dat een feitelijk oordeel
daadwerkelijk wordt aangetast is relatief klein.
Dat kan voorkomen in een situatie dat een van de partijen bij het hof een
processtuk heeft gestuurd met een bewijsstuk erbij en dat dat processtuk per
ongeluk niet aan de ander is gestuurd voor een reactie en dat het hof dan de
zaak afdoet op basis van het bewijsstuk wat niet is overlegd. Dan is er een
situatie van hoor en wederhoor is geschonden, de zaak is nu beslist op een stuk
van een van de partijen terwijl de andere partij dat niet heeft gezien. Dan is het
feitelijk oordeel op onjuiste omstandigheden tot stand gekomen. Het hof had die
brief met dat bewijsstuk moeten sturen aan de wederpartij.
Ander voorbeeld bij een zitting komt maar een van de partijen. De inspecteur is
er maar blp niet. Dan kan je als hof niet zeggen de inspecteur heeft ter zitting
onweersproken gestelt. Natuurlijk is het onweersproken want de blp was er niet.
Maar je mag de zaak er niet op afdoen, als je dat wel doet dan is het oordeel op
onjuiste wijze tot stand gekomen. Je moet als hof de blp een reactietermijn
geven of een nieuwe zitting organiseren, maar doet hij liever niet.
d. Een feitelijk oordeel kan worden vernietigd als het voor de lezer van die
uitspraak onbegrijpelijk is.
Onjuist. Feitelijke oordelen kunnen worden vernietigd als ze in het licht van de
gedingstukken onbegrijpelijk zijn; de lezer van het arrest heeft hier niets mee te
maken.
Het moet in cassatietechnische termen onbegrijpelijk zijn. Er moet geen enkele
aanwijzing in het procesdossier hiervoor zitten en dan is het onbegrijpelijk. Bijv in het
procesdossier wordt over een rode auto gesproken en nu gaat het opeens over een
blauwe auto. Dan is dat onbegrijpelijk.
e. Als een klacht feitelijke grondslag mist, kan dat betekenen dat de uitspraak
van de feitenrechter verkeerd is gelezen door de insteller van het cassatieberoep.
Juist. Als een klacht feitelijke grondslag mist, dan kan dat betekenen dat het
voorgestelde cassatiemiddel berust op een onjuiste lezing van de hofuitspraak.
Het is lastig als je een cassatieberoepschrift schrijft om die hofuitspraak goed te
analyseren want het hof probeert zijn uitspraak dicht te timmeren zeker in een
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller LauraJansenLAW. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.25. You're not tied to anything after your purchase.