100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Inleiding Europees Recht $17.37   Add to cart

Summary

Samenvatting Inleiding Europees Recht

 30 views  3 purchases
  • Course
  • Institution
  • Book

60 pagina's aan volledige samenvatting van de colleges en het boek, werkgroepuitwerkingen, stappenplannen, schema's

Last document update: 1 year ago

Preview 6 out of 58  pages

  • Yes
  • March 27, 2023
  • April 2, 2023
  • 58
  • 2022/2023
  • Summary
avatar-seller
College 1: Historisch overzicht en ontwikkelingen
 Waarom een Europese Unie? Art. 3 VEU
o Oorlog en handel zijn nauw met elkaar verbonden  direct verband tussen oorlog en economische
samenwerking  hoe minder de economische samenwerking, hoe makkelijker het is om over te
gaan tot oorlog.
o Daarom economische integratie
o Economische integratie is ook een hoofddoel
 De verdragen
o EGKS, Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (1951)
o EURATOM vreedzame toepassing kernenergie (a1957)
o EEG, Europese Economische Gemeenschap (1957)
o Europese Akte (1986)
o Verdrag van Maastricht (1992)
o Verdrag van Lissabon (2007)
 Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU)
 Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie (VWEU)
o Door de verdragswijzigingen is het onderwerp economie niet meer het enige is, maar er komen
taken bij.
 De EU is een internationale organisatie waarvan nu 27 Europese staten lid zijn.
o Duitsland, Frankrijk, Italië, België, Nederland, Luxemburg, Ierland, Spanje, Portugal, Griekenland,
Denemarken, Zweden, Finland, Oostenrijk, Polen, Tsjechië, Slowakije, Hongarije, Slovenië, Estland,
Letland, Litouwen, Cyprus, malta, Roemenië, Bulgarije, Kroatië
 Interne markt
o De interne markt omvat een ruimte zonder binnengrenzen waarin het vrije verkeer van goederen,
personen, diensten en kapitaal is gewaarborgd volgens de bepalingen van de verdragen (art. 26
VWEU)  afschaffen van barrières die de interne handel belemmeren.
o De vier vrijheden: Goederen, Diensten, Personen, Kapitaal
 Wie spelen een rol binnen de Europese Unie?
o Commissie: hoedster van de EU
 O.a. initiatief tot wetgeving
o Europese Raad: regeringsleiders die grote politieke lijnen uitzetten.
o Raad: vertegenwoordiging van de lidstaten
 Maken de wetten samen met het EP
o Europees Parlement: volksvertegenwoordiging
 Maken de wetten samen met de Raad
o Hof en Gerecht: de rechters van de EU
 Gevestigd in Luxemburg
 Supranationaal van aard = dezelfde afspraak is de basis
 Instituties die zijn opgericht mogen los van de lidstaten nieuwe regelgeving creëren  lidstaten dragen een
bepaalde bevoegdheid over, bijv. instellen van interne markt. Lidstaten hebben besloten bepaalde
bevoegdheden over te dragen aan de organisatie.
 De Europese rechters
o Hof van Justitie (beslissingen moeten worden nageleefd door de lidstaten) en het Gerecht van
Eerste Aanleg
o Cruciale rol voor Hof en Gerecht in het Europese recht
o Zaaknummers beginnen vaak met C (Court) bij uitspraken van het Hof en T (Tribunal) bij uitspraken
van het Gerecht.
 Rechtsbronnen in het Europese recht
o Primaire recht: de verdragen
o Secundaire recht: verordeningen, richtlijnen, besluiten, etc (Europese regelgeving)
 Kan alleen worden gemaakt als er een rechtsbasis in het primaire recht ligt.

,College 2: Bronnen van EU-recht en besluitvorming in de EU
Rechtsinstrumenten en rechtsbronnen
 Primair EU-recht (de verdragen) = hoofdsysteem van wetten (zoals de Grondwet)
o Basisverdragen: EU-verdrag, VWEU (werkingsverdrag) en Euratomverdrag
o Wijzigingsverdragen (bijv. Europese Akte, Verdrag van Amsterdam, Verdrag van Nice, Verdrag van
Lissabon).
o Toetredingsverdragen
o Protocollen gehecht aan de basisverdragen
o Algemene beginselen en fundamentele rechten
 Secundair EU-recht (de besluiten van de instellingen, art. 288 VWEU) = regels die het primaire recht nader
uitwerken
o Verordeningen -> lijken het meest op een wet in formele zin
 Algemene strekking: bestrijkt een onbepaald aantal gevallen of personen
 Verbindend in al haar onderdelen: lidstaten mogen er op geen enkel punt van afwijken ->
een nationale wet mag niet in strijd zijn met een verordening.
 Rechtstreeks toepasselijk: hoeven niet in nationaal recht worden omgezet
 Legt direct rechten en verplichtingen aan de burger, ondernemingen en nationale
overheden op -> er kan een beroep op worden gedaan -> er hoeft dus geen
nationale wet komen.
 Verordeningen mogen niet worden omgezet in het nationale recht  omdat de
oorsprong van de regel dan minder duidelijk wordt, waardoor de rechtszekerheid in
het gedrang komt.
 Bepalingen bezitten verticale en horizontale directe werking als ze voldoende duidelijk,
nauwkeurig en onvoorwaardelijk zijn.
o Richtlijnen
 Legt verplichtingen op aan lidstaten om op nationaal niveau regels vast te stellen om de
doelen van een richtlijn te verwezenlijken = implementatieverplichting  dwingende
bepalingen  er kan niet van worden afgeweken.
 Resultaatsverbintenis  de lidstaten moeten voldoen aan het resultaat:
 Lidstaten hebben vrijheid ten aanzien van ‘vorm en middelen’
 Niet vrijblijvend maar juist bindend!
 Een richtlijn moet worden omgezet naar nationale wetgeving.
 Tijdslimiet  zodra de termijn is verlopen, hebben natuurlijke en rechtspersonen de
mogelijkheid om zich in beginsel op een richtlijn te beroepen.
o Besluiten
 Verbindend in al hun onderdelen
 Legt rechtstreeks rechten of verplichtingen op
 Hebben vaak betrekking op een individuele persoon of situatie.
o Internationale overeenkomsten
 Overeenkomsten gesloten tussen de EU en derde landen of organisaties
 EU-instellingen en lidstaten zijn gebonden aan deze overeenkomsten
 Het secundaire recht mag niet in strijd zijn met internationale overeenkomsten.
 Natuurlijke en rechtspersonen kunnen er soms individuele rechten en verplichtingen aan
ontlenen.
o Aanbevelingen, adviezen, etc (soft law)
 Beleidsdocumenten die uit zichzelf geen rechten kunnen scheppen of verplichtingen kunnen
opleggen.
 Niet bindend
 Bedoeling: richting geven (bijv. interpretatie van bestaande regels)
 Voorwerp van kritiek, omdat Europese instanties daarmee lijnen kunnen uitstippelen op
terreinen waar de EU niet per se een bevoegdheid bezit.

, o Rechtsbronnen en rechtspraak van de Europese rechters
 Arresten van het Hof van Justitie
 Arresten van het Gerecht

Totstandkoming van de EU-regels (verordeningen en richtlijnen)
 Europees Parlement
 Europese Raad
 Europese Commissie
o Recht van initiatief (art. 17 lid 2 VEU) = voorstellen van verordeningen en richtlijnen.
o Commissie kan te allen tijde haar voorstel wijzigen en intrekken.
 Besluitvormingsprocedures  welke procedure van toepassing is, blijkt uit het verdrag zelf.
o Gewone wetgevingsprocedure (art. 294 VWEU)  uitgangspunt
 Meest democratische procedure  het Europees Parlement is hierbij zowel in staat om
voorstellen te accepteren, te blokkeren als te amenderen  de Raad van Ministers of de
Europese Commissie kunnen dus nooit hun wil opleggen  de direct gekozen
vertegenwoordigers houden het laatste woord en kunnen daar in het uiterste geval een
definitief veto over uitspreken.
1) Commissie dient een voorstel voor een wetgevende verordening, richtlijn of besluit in
bij het Parlement en de Raad.
2) Eerste lezing: het ingediende voorstel wordt bekeken en eventueel gewijzigd, wat
uiteindelijk in een ‘standpunt’ resulteert
 Aanvaarding door Europese Raad (met gekwalificeerde meerderheid als
standaardstemmethode)  procedure afgerond.
 Wijziging van standpunt door Europese Raad  voorstel terug naar
Parlement  Europees Parlement heeft ‘vetorecht’  als zij tegenstemmen,
wordt het voorstel niet aangenomen.
3) Tweede lezing:
 Europees Parlement kan het voorstel accepteren.
 Europees Parlement kan het voorstel verwerpen.
 Europees Parlement kan amenderen  Commissie dient een advies te
formuleren over het gewijzigde voorstel.
o Keurt de Raad het voorstel goed  procedure afgerond.
o Keurt de Raad het voorstel af  bemiddelingscomité.
 Fase van bemiddeling: bemiddelingscomité van vertegenwoordigers uit de Raad en het
Europees Parlement stelt een compromis voor.
 Derde lezing: zowel Europees Parlement als Raad moet compromis aannemen, anders is
het voorstel verworpen.
 Europese Raad en Europees Parlement moeten beide het voorstel aannemen.

Is de EU democratisch?
Voor Tegen
 Het parlement wordt gekozen.  De raadplegingsprocedure bestaat.
 Europees Parlement heeft Vetorecht.  Recht van initiatief ligt bij de Europese Commissie.
 Europese Raad wordt indirect gekozen.


o Bijzondere wetgevingsprocedure (art. 289 lid 2 VWEU)
 Raadplegingsprocedure
 Het Europees Parlement geeft alleen advies.
 De Raad is niet gebonden aan het advies, maar moet wel gedurende een redelijke
termijn het advies van het Europees Parlement afwachten.

Eisen voor de uitoefening van de bevoegdheid om EU-regels vast te stellen
 Attributiebeginsel = de verdragen kennen de verschillende bevoegdheden aan de EU toe (art. 5 lid 2 VEU).

, Subsidiariteitsbeginsel = de EU stelt alleen regelgeving vast, indien de kwestie niet door de lidstaten
geregeld kan worden (art. 5 lid 3 VEU).
 Evenredigheidsbeginsel = de regelgeving van de EU gaat niet verder dan noodzakelijk (art. 5 lid 4 VEU).



College 3: De Europese rechtsorde
 HvJ Van Gend & Loos
o De EU vormt een eigen rechtsorde, onafhankelijk van het nationale recht van de lidstaten.
o De EU kan rechten en verplichtingen doen ontstaan t.o.v. particulieren. Deze rechten ontstaan niet
enkel omdat zij in het verdrag worden toegekend, zoals gebruikelijk binnen het internationale recht,
maar deze regels kunnen ook ontstaan vanuit de EU zelf.
o EU-recht is daarmee anders van aard dan ‘normale’ internationale verdragen  EU-recht kan
autonoom rechten en plichten scheppen voor de onderdanen van de lidstaten.
 Verschil met een gewoon internationaal verdrag
o HvJ Costa/ENEL
 Nationaal recht kan geen afbreuk doen aan EU-recht  het is niet mogelijk om tegen EU-
recht in te gaan met een nationaal wettelijk voorschrift van later datum.
 Conclusie: EU-recht heeft voorrang t.o.v. nationaal recht.
 Vervolgstap ten aanzien van HvJ Van Gend & Loos
 Autonome Europese rechtsorde
 Beperking soevereiniteit van de lidstaten
 Richtlijnen moeten goed worden geïmplementeerd in het nationale recht.
 Methoden van doorwerking van Europees recht naar de nationale rechtsorde  de wijze waarop EU-recht
tot uitdrukking komt in de nationale rechtsorde, wordt ook door het Unierecht bepaald.
o Rechtstreekse werking (= directe werking)  de specifieke bepaling van het EU-recht werkt direct
door in de nationale rechtsorde en zorgt er dus voor dat ondanks het feit dat de lidstaat geen
uitvoering geeft aan de bepaling, er toch voor de nationale rechter een beroep op kan worden
gedaan. Een bepaling van EU-recht met directe werking kan rechtstreeks worden ingeroepen door
individuen voor de nationale rechter.
 Voorwaarden voor directe werking:
 De bepaling is onvoorwaardelijk  er zijn geen nadere handelingen nodig om de
bepaling in een concrete situatie toe te passen  anders zou de rechter de plaats
innemen van de Europese of nationale wetgever  in strijd met legaliteitsbeginsel.
 De bepaling is voldoende duidelijk en nauwkeurig.
 Functies
 Rechtsbescherming voor particulieren
 Handhaving van de bepaling van EU-recht met rechtstreekse werking
 Wie kan zich ten opzichte van wie op een bepaling van EU-recht beroepen?
 Verticale werking: overheid – particulier  natuurlijke personen of rechtspersonen
t.o.v. de lidstaat.
 Horizontale werking: particulier – particulier  rechtsverhouding tussen natuurlijke
personen of rechtspersonen onderling.
 Verdragsbepalingen
 Voorwaarden rechtstreekse werking van verdragsbepalingen (primair recht):
o De bewoording van de bepaling in kwestie moet voldoende duidelijk zin.
o De bepaling in kwestie moet onvoorwaardelijk zijn (hoeft geen verdere
uitvoering aan te worden gegeven).
 Verordeningen
 Rechtstreeks toepasselijk (art. 288 VEU).
 Bepalingen uit verordeningen kunnen directe werking hebben.
 Verordeningen hebben verticale en horizontale werking.
 Richtlijnen en directe werking

,  Wanneer een particulier zich wil beroepen op een recht dat is gegeven via een
richtlijn, dan zal dit na omzetting mogelijk zijn op basis van het nationale recht.
 Het feit dat een richtlijn gericht is tot de lidstaten en dient te worden omgezet in
nationale regelgeving, heeft gevolgen voor de directe werking van bepalingen
afkomstig uit een richtlijn  directe werking van richtlijnen is in beginsel slechts
mogelijk wanneer de lidstaat dit resultaat niet reeds heeft bereikt via omzetting naar
nationaal recht  directe werking biedt dan de oplossing voor particulieren om alsnog
een beroep te doen op de bepalingen in een richtlijn, ondanks het feit dat een richtlijn
zich niet tot particulieren richt.
 Voorwaarden voor directe werking:
o De bepaling is onvoorwaardelijk.
o De bepaling is voldoende duidelijk en nauwkeurig.
o De richtlijnbepaling moet niet, onvolledig of onjuist zijn omgezet in nationaal
recht.
o De omzettingstermijn van de richtlijn moet zijn verstreken.
 Het feit dat een richtlijn gericht is tot de lidstaten, heeft als consequentie dat directe
werking van bepalingen van een richtlijn in twee situaties niet wordt toegestaan door
het HvJ:
o Geen horizontale directe werking
o Geen omgekeerde verticale werking  de lidstaat kan zich niet t.o.v. de
burger beroepen op een richtlijn.
o EU-recht-conforme interpretatie
 Tweede doorwerkingsmechanisme om bepalingen die geen directe werking hebben toch tot
uitdrukking te laten komen in het nationale recht  een middel om bepalingen van nationaal
en EU-recht tot overeenstemming te laten komen.
 Interpretatiemethode  een bepaling van nationaal recht moet zoveel mogelijk worden
uitgelegd in het licht van de bewoording en doelstelling van het EU-recht.
 De nationale wettelijke bepaling wordt door de nationale rechter in het licht van de
richtlijnbepaling uitgelegd, zodat die in overeenstemming is met het EU-recht.
 Voorwaarden voor richtlijnconforme interpretatie:
 Er moet relevant nationaal recht voorhanden zijn om te interpreteren  er moet een
vergelijkbare bepaling van nationaal recht zijn.
 De interpretatie mag niet tot een contra legem (= tegen de wet in) uitleg van het
nationaal recht leiden  de inhoud van de nationale beperking mag niet te ver
worden opgerekt door middel van interpretatie  de EU-conforme uitleg mag niet
tegen de inhoud ingaan van de te interpreteren nationale bepaling  in strijd met het
rechtszekerheidsbeginsel.
 Conforme interpretatie vindt haar begrenzing in de algemene rechtsbeginselen 
hoe verder een rechter een nationale bepaling moet oprekken om tot een uitleg te
komen die overeenstemt met het EU-recht, hoe meer deze vorm van doorwerking in
strijd komt met algemene rechtsbeginselen  legaliteitsbeginsel +
rechtszekerheidsbeginsel.
 Staatsaansprakelijkheid
o Wanneer een bepaling niet onvoorwaardelijk of voldoende duidelijk en nauwkeurig is, en conforme
interpretatie zal leiden tot contra legem uitleg van het nationale recht, of in strijd zal komen met
algemene rechtsbeginselen  niet mogelijk om de inhoud van de bepaling van EU-recht waar de
lidstaat uitvoering aan geeft te garanderen  mogelijk om schadevergoeding toe te kennen aan
degene wiens EU-recht is geschonden door de lidstaat.
o Voorwaarden van staatsaansprakelijkheid: -> HvJ Dillenkofer
 Het geschonden EU-recht strekt ertoe rechten aan particulieren toe te kennen 
relativiteitsvereiste.
 De schending van EU-recht door de lidstaat is voldoende gekwalificeerd 
schadevergoeding ontstaat pas wanneer de lidstaat een duidelijk verwijt kan worden gemaakt

, t.a.v. de inbreuk op EU-recht. Enkele criteria om te beoordelen of sprake is van miskenning
van bevoegdheden door de lidstaat:
 De mate van duidelijkheid en nauwkeurigheid van de geschonden regel.
 De omvang van de beoordelingsmarge die de geschonden regel de nationale of EU-
instanties laat.
 De vraag of al dan niet opzettelijk een schending is begaan of schade is veroorzaakt.
 De vraag of sprake is van een eventuele rechtsdwaling.
 De omstandigheid dat de handelwijze van een EU-instelling heeft kunnen bijdragen
tot het verzuim.
 De vaststelling of de instandhouding van met het Unierecht strijdige nationale
maatregelen of praktijken.
 Er bestaat een causaal verband tussen de schending en de ontstane schade.



Oefenvragen college 3
1. Rechtstreekse werking geeft aan in welke mate een persoon een beroep op een bepaling van het EU-
recht kan doen bij de nationale rechter. De rechtstreekse werking van een bepaling heeft twee
functies. Benoem de functies en leg uit wat deze functies inhouden.

 Het biedt rechtsbescherming voor particulieren. Het is een rechtsmiddel, op het moment dat het recht
van een particulier wordt geschonden, kan de particulier naar de rechter.
 Het maakt de handhaving van de bepaling van het EU-recht met directe werking mogelijk.

2. Afgelopen jaar is de werkeloosheid ontzettend toegenomen. Dit vormt een probleem voor veel
lidstaten en voor de burgers. Zo ook voor Jan die al maandenlang thuiszit en tot nu toe maar niks
heeft kunnen vinden. Om die oplopende werkeloosheid tegen te gaan is er een verdragsbepaling
ingevoerd. Deze verdragsbepaling stelt dat lidstaten ervoor moeten zorgen dat er een hoog niveau
van werkgelegenheid is en dat lidstaten ervoor moeten zorgen dat er een hoger niveau van
werkmogelijkheden komt. Jan zit werkeloos thuis en krijgt hoogte van deze nieuwe ingevoerde
verdragsbepaling. Hij vindt dat Nederland te weinig doet aan de oplopende werkeloosheid en hij
besluit hier een beroep op te doen bij de rechter. Leg uit of Jan met succes een beroep kan doen op
deze verdragsbepaling.

Vereisten voor rechtstreekse werking (HvJ Van Gend & Loos):
 De bepaling is duidelijk en nauwkeurig: een ‘hoog’ niveau van werkgelegenheid is nogal vaag.
 De bepaling is onvoorwaardelijk:
o Geen discretionaire marge
o Geen nadere uitvoeringshandeling door EU of lidstaat nodig.
De bepaling is te onduidelijk en niet nauwkeurig genoeg en daarom heeft de bepaling geen rechtstreekse
werking.

3. Julia houdt zich erg veel bezig met kleding. Wel vindt ze het soms lastig om de kleding die ze niet
meer draagt weg te doen, omdat ze niet zo’n goed idee heeft waar deze het best terecht zouden
kunnen. Dit brengt haar op een gegeven moment op het idee een app te ontwikkelen, voor
tweedehands kleding. Mensen kunnen hier de kleding die ze niet meer dragen verkopen, maar ze
kunnen deze kleding ook ruilen met kledingstukken van andere mensen die gebruik maken van die
app. Julia merkt dat de app steeds populairder wordt en daarnaast vindt ze het ook een goede
bijdrage aan het milieu. Er blijkt alleen een Nederlandse wet te bestaan, die strenge eisen stelt aan
de verkoop en ruil van tweedehandskleding. Maar Julia komt erachter dat de Europese Commissie,
vanwege de Green Deal, de verkoop en ruil van tweedehandskleding juist wil stimuleren. Daarvoor is
er ook een richtlijn vastgesteld op 21 januari 2017. Deze richtlijn had op 21 januari 2019 omgezet
moeten worden, maar dit is nog niet gedaan en bevat de volgende bepaling: “Het is van belang dat
de lidstaten ervoor zorgen dat de recycling en de doorverkoop worden gestimuleerd en de onnodige
belemmeringen van de recycling en/of doorverkoop af te schaffen.” Julia vindt het onterecht en stelt

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller elisedevries. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $17.37. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

79202 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$17.37  3x  sold
  • (0)
  Add to cart