Samenvatting van vorm en functie deeltentamen 2 over het zenuwstelsel. Bevat alle stof die je moet kennen, van alle hoorcolleges.
Ik heb hiermee een 7,8 gehaald.
Vorm en functie DT-2
HC 1 – Neuronale communicatie
Neuron (zenuwcel) heeft 2 uitlopers:
1. Axon
Geeft informatie door aan andere zenuwcellen. Aan het
uiteinde van een axon zitten axonale vertakkingen met een
axonale button, deze maken contact met andere
zenuwcellen.
Een axon is vaak geïsoleerd met een laagje (myeline).
2. Dendriet
Maken contact met axonale buttons via dendritic spines van
andere zenuwcellen. Zenuwinformatie wordt hierdoor
doorgegeven tussen cellen.
Er zijn verschillende type neuronen, deze worden onderscheiden op verschillende gebieden:
- Aantal uitlopers
o Multipolair
Heeft 1 axon en meerdere dendrieten.
o Bipolair
Heeft 1 axon en 1 dendriet.
Dit zijn vaak schakelneuronen.
o Unipolair
Het is 1 uitloper die meteen splitst in ontvangende tak en
doorgevende tak.
Voordeel: cellichaam ligt buiten elektrische informatiestroom, dus cellen die betrouwbare
informatie moeten doorgeven gebruiken deze (pijnneuronen). Het cellichaam zelf is van grote
weerstand dus dit is efficiënt.
- Vorm
o Pyramide cellen
Pyramide-achtige vorm, inclusief zijn uitlopers. Dendrieten vormen de
kerstboom en het steeltje is het axon (eerste plaatje).
o Stellate cellen
Sterachtige cellen, de dendrieten stralen rondom uit (rechtsonder).
o Purkinje cellen
Meest uitgesproken celtype, het is heel sterk vertakt en complex. Met name
de onderste rand cellen zijn heel gespecialiseerd in ontvangen van informatie.
Ze hebben 1 axon en heel veel dendrieten, kan heel veel signalen ontvangen
(midden boven).
Het komt voor het in cerebellum (kleine hersenen).
- Lengte van axon
o Projectie neuronen
Zijn lange neuronen. Deze zijn prominent in perifere zenuwcellen, zijn heel erg lang en gaan
vanuit het ruggenmerg naar delen van het lichaam om signalen te sturen. Maar zitten ook
veel in het brein.
o Interneuronen (schakelneuronen)
Zijn kortere neuronen, zitten heel veel in het brein.
- Functie
o Afferent (sensorische neuronen)
Geven informatie vanuit periferie door aan zenuwweefsel.
o Efferent (motorneuronen)
Voeren informatie af van het zenuwweefsel naar periferie.
- Neurotransmitter
o Glutamaat
o Dopamine etc.
,Het brein bestaat uit heel veel zenuwcellen, de meeste zitten in de cerebrale cortex (hersenschors) en
cerebellum (kleine hersenen). Naast neuronen zitten er ook heel veel niet-neuronale zenuwellen → gliacellen.
Er zijn 3 typen:
1. Oligondendrocyten
Zijn betrokken bij het myeliniseren van axonen. Dit is een hele belangrijke functie
voor het goed kunnen laten verlopen van elektrische activiteit.
Zitten in het centrale zenuwstelsel, hersenen en ruggenmerg.
2. Astrocyten
Maakt contact met bloedvaten en dekt deze vanaf de buitenkant af, een bloedvat
in het zenuwstelsel is helemaal bedekt door uitlopers van astrocyten =
bloedhersenbarrière.
En ze hebben invloed op het doorgeven van informatie: waar een axon contact
maakt met een dendriet zijn ook vaak uitlopers van astrocyten aanwezig.
3. Microgliacellen
Deze worden, in vergelijking tot astrocyten en oligondendrocyten, niet in het
zenuwstelsel geboren. Het zijn immuun cellen en vormen het immuunsysteem van
de hersenen, ze zijn betrokken bij het opruimen van toxische stoffen.
Myeline is belangrijk voor essentiële neuronale signaaloverdracht. Axonen in het perifere
zenuwstelsel, buiten het ruggenmerg, zijn ook gemyeliniseerd alleen dit gebeurt door een ander
celtype: schwanncellen. Ze hebben dezelfde functie als oligondendrocyten alleen in een ander
gebied. En 1 oligondendrocyt kan meerdere axonen myeliniseren, een schwanncel kan dat niet.
Bij multiple sclerosis (MS) gaat het myeliniseren niet goed, dit is een zenuwoverdracht-aandoening.
Dit kan leiden tot:
- Aangezichtsaandoeningen
- Verlies van gevoel
- Verlies van motoractiviteit
- Algemene vermoeidheid
Een oorzaak hiervan is ontsteking van myeline, dit leidt tot een neuronaal effect wat leidt tot de gevolgen
hierboven.
Exciteerbare cellen kunnen elektriciteit gebruiken voor signaaloverdracht. Ze kunnen actiepotentialen
generen, door stoffen met een positieve lading naar binnen/buiten te pompen. Het actiepotentiaal plant zich
dan voort over het axon.
Kleine spanningsverschillen kan je meten door een elektrode in contact te brengen met de binnenkant van een
cel. Aan de buitenkant zit een referentie elektrode en daardoor kan het spanningsverschil gemeten worden.
Er zijn 3 typen membraanpotentialen:
1. Rust membraanpotentiaal (-70 mV)
De zenuwcel doet niks, in rust.
2. Gegradeerde potentiaal
Kleine afwijkingen van rust membraan.
3. Actiepotentiaal
Voldoende maat van gegradeerde potentiaal. Actiepotentiaal wordt doorgegeven van het begin naar
het einde en is de trigger van een actieve synaps.
,Rust membraanpotentiaal
Aan de binnenkant zit meer negatieve lading dan aan de buitenkant. De cel moet actief iets doen om rust
membraanpotentiaal in stand te houden.
De extracellulaire vloeistof bevat Na+ en Cl-, dit bepaalt de negatieve lading aan de buitenkant. Binnen in de
cel is vooral de K+ concentratie hoog.
In het membraan zit een passief kalium kanaal wat altijd open is, er kan worden voorspeld wat er met K+
gebeurt: K+ concentratie aan de binnenkant is hoog → K+ zal van binnen naar buiten stromen. Dit heeft
invloed op het membraanpotentiaal.
Er is een elektrostatische kracht dat K+ tegenhoudt met naar buiten stromen wanneer er genoeg K+ naar
buiten is gestroomd. De chemische kracht zorgt ervoor dat K+ juist wel naar buiten stroomt.
De rust membraanpotentiaal is een combinatie van evenwichtspotentiaal van K+ en Na+.
Er is een natrium-kalium wisselpomp, deze pomp kan K+ naar binnen pompen als er te veel naar buiten is
gepompt. Wanneer er dan weer te veel K+ binnen is stroomt het weer naar buiten, om -70 mV te behouden.
Voor het behouden van dit potentiaal is ATP nodig, de meeste energie van de hersenen gaat hier naartoe.
Ieder geladen deeltje kan zich volgens 2 principes verplaatsen:
1. Diffusiekracht (concentratiegradiënt)
2. Elektrostatische kracht (aantrekken of afstoten van andere lading)
Ieder deeltje is in balans door zijn eigen diffusie- en elektrostatische kracht.
Gegradeerde potentiaal
Het membraanpotentiaal kan veranderen, omhoog of omlaag
gaan.
- Omhoog = depolariseren = positiever.
- Omlaag = hyperpolariseren = negatiever
Daarna komt het weer terug naar rustpotentiaal, deze kleine veranderingen zijn een gegradeerd potentiaal.
Het ontstaan van een gegradeerde potentiaal komt bijna altijd door synaptische input van andere
neuronen. Een chemische stimulus door neurotransmitters.
Neurotransmitters binden aan ligand-gestuurde ion kanalen en deze gaan dan open.
Bijvoorbeeld:
1. Acetylcholine bindt aan buitenkant van ligand-gestuurd ion kanaal.
2. Kanaal gaat even open staan en Na+ kan naar binnen stromen.
3. Kanaal gaat gelijk daarna dicht.
4. Gegradeerde potentiaal, depolarisatie: positieve lading stroomt naar binnen en potentiaal gaat
omhoog.
5. Na+ gaat weer naar buiten door natrium-kalium wisselpomp.
6. Rustpotentiaal.
Hyperpolariseren van een cel gebeurt door neurotransmitter GABA. Wanneer deze bindt aan een ligand-
gestuurd ion kanaal gaat deze open en stroomt Cl- naar binnen. Dit ladingsverschil wordt dan hersteld
door het naar binnen laten stromen van Na+.
, Gegradeerde potentialen zijn bijna altijd het gevolg van een neurotransmitters die een kleine polarisatie van
het membraan veroorzaken. Wanneer een cel hier niks mee doet gaat het weer terug naar rustpotentiaal door
de natrium-kalium pomp.
Actiepotentiaal
Wanneer acetylcholine genoeg synapsen stimuleert en de cel een drempelwaarde
bereikt van depolarisatie kan een gegradeerde potentiaal een actiepotentiaal
worden.
Actiepotentiaal = heel snel depolariseren van membraan potentiaal naar +30 mV en
daarna hele snelle repolarisatie naar rustpotentiaal.
Na de repolarisatie bevindt de cel zich in refractaire periode. De cel is dan bezig met
het afvoeren van actiepotentiaal.
De cel is op dit moment in principe weer gevoelig voor het opwekken van een nieuw
actiepotentiaal maar het is moeilijk om de drempelwaarde te bereiken. Het
potentiaal is eventjes heel negatief dus de afstand tot de drempelwaarde is hoger.
Voltage afhankelijke kanalen zijn belangrijk tijdens een actiepotentiaal. Deze kanalen zijn gevoelig voor een
spanningsverschil over het celmembraan en reageren hierop.
1. Membraan depolariseert.
2. Membraanpotentiaal bereikt drempelwaarde. Voltage afhankelijk kanaal gaat open en heel veel
Na+ stroomt naar binnen.
3. Repolarisatie. Als membraanpotentiaal +30 mV heeft bereikt gaat het kanaal weer dicht. K+ kanaal
gaat open en stroomt naar buiten.
4. Bij een waarde van -90 mV gaat K+ kanaal dicht. Membraanpotentiaal keert langzaam terug naar rust
door natrium-kalium wisselpomp.
Voltage afhankelijke kanalen zijn belangrijk bij een actiepotentiaal. Een neuron is pas actief en geeft pas een
signaal door bij een actiepotentiaal. Het is dus heel belangrijk bij communicatie.
Dieren maken hier gebruik van bij het ontwikkelen van gif, ze blokkeren met hun gif het actiepotentiaal:
- Conotoxines (CTX)
o Visetende slakken
o Natriumkanaal blokkers
- Tetrodotoxine (TTX)
o Kogelvis
o Natriumkanaal blokkers
Een actiepotentiaal moet worden opgewekt maar ook worden doorgegeven. Wanneer dit niet goed wordt
doorgegeven kan het consequenties hebben voor het functioneren van zenuwstelsel.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller giuliavanerkel. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.36. You're not tied to anything after your purchase.