100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Biologie hoofdstuk 23 Ecologie van 10VoorBiologie $9.27   Add to cart

Summary

Samenvatting Biologie hoofdstuk 23 Ecologie van 10VoorBiologie

 6 views  0 purchase
  • Course
  • Level

Uitgebreide samenvatting van hoofdstuk 23 Ecologie van de methode 10VoorBiologie met als onderwerpen: ecologische niveaus, abiotische factoren, biotische factoren, populatiebiologie, producenten, consumenten en reducenten, kringlopen, energie in ecosystemen en ecosystemen

Preview 2 out of 12  pages

  • March 28, 2023
  • 12
  • 2021/2022
  • Summary
  • Secondary school
  • 4
avatar-seller
Hoofdstuk 23 Ecologie

Ecologie = de relaties die organismen hebben met elkaar en hun
omgeving. Een organisme is op allerlei manieren verbonden met zijn omgeving, zowel met de
levende (biotische factoren) als de niet-levende omgeving (abiotische factoren).

23.1 Ecologische niveaus
Op zes niveaus kan de ecologie relaties tussen organismen en hun omgeving bestuderen:
1. Één individu, dus één bepaalde plant of één konijn onderzoeken: hoe zijn de relaties van dit
ene individu met de omgeving?
2. De populatie, als je een soort in een bepaald gebied
onderzoekt, ben je bezig op het niveau van de populatie.
Belangrijk is te weten hoe het zit met de grootte van de
populatie.
3. De levensgemeenschap, onderzoek je de populatie konijnen
samen met alle andere levende soorten in dat leefgebied.
4. Ecosysteem, het is een min of meer begrensd gebied waarin
abiotische en biotische factoren een eenheid vormen. Binnen
een ecosysteem worden kringlopen en energiestromen
bestudeerd. Meestal heb je het over een groot ecosysteem
dat opgebouwd is uit kleinere subecosystemen.
5. Biomen, ecosysteem op wereldniveau, bijvoorbeeld:
woestijn, tropisch regenwoud, toendra.
6. Aarde

23.2 Abiotische factoren
De abiotische factoren: factoren die tot de levenloze natuur horen en ook nooit geleefd hebben: o.a.
temperatuur, licht, lucht, water in al zijn vormen en de bodemstructuur.
De biotische factoren: hiermee bedoelen we de levende omgeving, maar ook de ‘niet-meer-levende’
omgeving, zoals een houtstronk of een dood dier. Plantaardig en dierlijk voedsel, vijanden,
parasieten en soortgenoten zijn ook biotische factoren.

Abiotische factoren zijn in een ecosysteem niet overal hetzelfde. Je moet onderscheid maken tussen
het macroklimaat (= de gemiddelde weersgesteldheid in een bepaald gebied) en het microklimaat (=
klimaat op de plaats en in de buurt van een organisme). Het gebied waar een soort van nature
voorkomt, noem je het verspreidingsgebied.

23.2.1 Tolerantiegrenzen en aanpassingen
Als de omstandigheden voor een soort erg gunstig zijn, dan ligt daar het optimum voor die soort.
Minimum en maximum zijn de waarden waarbij organismen nog net kunnen overleven en die
bepalen de tolerantiegrenzen.

De optimumkromme geeft het tolerantiegebied (gezamenlijke waarden van een milieufactor waarbij
een soort of individu kan (over)leven) voor een abiotische factor weer. Iedere soort heeft voor elke
abiotische factor zijn kenmerkende tolerantiegebied. De
beperkende factor = de factor waarvan de waarde het verst weg ligt
van de optimumwaarde, die bepaalt zijn levenskansen.

De tolerantie voor temperatuur is afhankelijk van het dier:
o Poikilotherm: koudbloedig
o Homoitherm: warmbloedig

, Enzymen hebben elk een optimum-, minimum- en maximum-werktemperatuur en -pH.
Temperatuurgevoeligheid bij organismen is terug te voeren op de enzymwerking in de
celstofwisseling. Aangepast zijn betekent dus dat het organisme genen heeft die het in staat stellen
om in die omgeving te leven.

23.2.2 Licht
Groene planten hebben licht nodig voor fotosynthese. Planten die vlak naast elkaar groeien,
beconcurreren elkaar om het licht. Bij zogenoemde zonneplanten is de optimale lichtintensiteit
hoger dan bij schaduwplanten.

Schaduwplanten hebben grotere bladeren en de bladgroenkorrels bevatten meer chlorofyl. Bij teveel
zonlicht raken ze beschadigd. De voorjaarsbloeiers kunnen snel groeien met behulp van
reservestoffen die ze het jaar ervoor hebben opgeslagen.

Licht heeft invloed op de groeisnelheid en groeirichting. Planten groeien naar het licht toe. Krijgen
planten te weinig of helemaal geen licht, dan gaan ze etioleren: de stengels/bladeren worden lang en
slap en het bladgroen verdwijnt. Daarom houden kwekers witlof in het donker.

Ook de seizoensritmiek van planten en dieren wordt voor ene belangrijk deel door licht bepaald. Het
gedrag wordt dan beïnvloed door de veranderde daglengte (= het aantal uren licht per dag). Ten
slotte is licht natuurlijk belangrijk voor dieren om te kunnen zien en veel dieren oriënteren zich op de
zon. Dieren die in het donker leven verliezen soms hun gezichtsvermogen.

23.2.3 Temperatuur
De omgevingstemperatuur is van grote invloed op de activiteiten van organismen. De temperauur
heeft invloed op de enzymen in een cel een daardoor ook op de mogelijkheden van een organisme
om ergens te leven.

Diersoorten met een wisselende lichaamstemperatuur (ectotherme dieren, zoals vis) zijn afhankelijk
van omgevingstemperatuur. Ze laten hun lichaam opwarmen door de omgeving en worden actiever
naarmate hun lichaamstemperatuur stijgt. Ze worden ook wel koudbloedig genoemd.

Endotherme dieren hebben een constante lichaamstempratuur. Ze zijn warmbloedig. Bij lage
temperaturen hebben ze veel energie nodig om warm te blijven. Ze hebben dus meer voedsel nodig.

Bij warmbloedige dieren spreken we over de oppervlakte-inhoud-relatie. Hoe groter naar verhouding
het oppervlakte ten opzichte van de inhoud, des te moeilijker het voor het dier is om warm te
blijven: er kan veel warmte uitstralen.

De meeste planten en dieren leven rond een temperatuur tussen de 0°C en 45°C. Uitzonderingen zijn
er altijd. De tolerantiegrenzen van deze organismen, vooral bacteriën, de zogeheten extremofielen,
zijn erg afwijkend van het beeld dat is geschetst.

23.2.4 Lucht
Lucht bestaat uit een mengsel van gassen: zuurstof (voor verbranding), koolstofdioxide (voor
fotosynthese) en stikstof (niet gebruikt).

Voor vliegende dieren is lucht een belangrijke abiotische factor. Ventilatie veverst de verbruikte lucht
en verhoogt de verdampingsgraad. Bij planten is wind behulpzaam bij het verspreiden van stuifmeel
en zaden. Vogeltrek staat onder invloed van wind. Hevige wind kan verwoestend werken op
ecosystemen. Ecologen zien dit niet somber in: in het ecosysteem is dan ruimte voor verjonging
ontstaan.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller evelineroelofsen. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $9.27. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

80364 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$9.27
  • (0)
  Add to cart