Samenvatting Biologie hoofdstuk 25 Ordening van 10VoorBiologie
5 views 0 purchase
Course
Biologie
Level
VWO / Gymnasium
Uitgebreide samenvatting van hoofdstuk 25 Ordening van de methode 10VoorBiologie met als onderwerpen: soort en populatie, klassieke ordening, moderne systematiek, indeling, archaea en bacteria, schimmels, planten, dieren en virussen
25.1 Soort en populatie
Een soort = een groep organismen die onderling kan voortplanten en die vruchtbare nakomelingen
voortbrengt. Een populatie = een groep individuen van dezelfde soort die in een bepaald gebied
(ecosysteem) een voortplantingsgemeenschap vormt. Een soort bestaat meestal uit meerdere
populaties, die niet met elkaar in aanraking komen en dus ook niet met elkaar voortplanten.
Individuen kunnen migreren en zich vestigen in een andere populatie van dezelfde soort.
Soortgenoten uit verschillende populaties kunnen wel voortplanten.
25.1.1 Binaire nomenclatuur
De binaire nomenclatuur is een soortnaam die bestaat uit minimaal twee Latijnse namen. De eerste
naam geeft aan tot welk geslacht (genus) het organisme behoort en begint met een hoofletter. De
tweede naam is de aanduiding van de soort (species) en die schrijf je met een kleine letter. Vaak
staat achter de soortnaam nog een grote letter, die duidt op de persoon die de soort het eerst
beschreven heeft. Achter veel namen staat de L van Linnaeus.
Ondersoorten = als een soortnaam uit drie Latijnse woorden bestaat. Een soort wordt dan nog eens
onderverdeeld in twee of meerder variëteiten.
25.1.2 Hoe scherp zijn de grenzen?
De meeste soorten verschillen van elkaar in uiterlijk en gedrag en zijn gemakkelijk te onderscheiden,
mede doordat individuen van dezelfde soort veel op elkaar lijken. Maar er zijn ook individuen die
heel veel op elkaar lijken, maar toch tot verschillende soorten gerekend worden.
Sommige individuen lijken nauwelijks op elkaar, maar behoren toch tot dezelfde soort, omdat ze bij
voortplanting vruchtbare nakomelingen kunnen krijgen. Soorten kunnen ook in de loop van de tijd
veranderen; dat is evolutie. De beschrijving van een soort is dus een momentopname.
Ook nieuwe inzichten op basis van DNA-onderzoek en -vergelijking veroorzaken verschuivingen in de
indeling. Daar waar de populaties overlapten, kunnen ze met elkaar voortplanten.
Populaties van dezelfde soort kunnen als ze ver van elkaar af leven geleidelijk steeds meer van elkaar
gaan verschillen. Het gevolg kan zijn dat leden van deze populaties elkaar na verloop van tijd niet
meer als soortgenoten herkennen.
25.2 Klassieke ordening
Linnaeus publiceerde het in zijn Systema Naturae. Bij het ordenen heeft hij uitsluitend gelet op
bouwkenmerken. Eerst deelde hij in naar algemene kenmerken en verdeelde hij alle levende wezens
in twee grote groepen: het plantenrijk en het dierenrijk. Vervolgens deelde hij organismen binnen de
rijken in op grond van specifiekere kenmerken, zo ontstonden stammen. Deze werden weer
onderverdeeld. En onderaan de piramide waren duizenden soorten.
Taxa = termen als soort, geslacht, familie, orde en klasse. Een taxon (ev) = een taxonomische
eenheid of taxonomische groep met organismen die samen een onderscheidende eenheid vormen.
De indeling binnen de taxa is behoorlijk veranderd door DNA-onderzoek. Taxonomie = ordening.
, 25.3 Moderne systematiek
Fylogenetische systematiek (cladistiek) = bij het ordenen wordt gelet op de
evolutionaire verwantschap. Van elk dier of elke plant wordt geprobeerd
een evolutionaire stamboom te maken, zodat eventuele verwantschap of
juist het ontbreken van verwantschap aangetoond kan worden.
De fylogenetische systematiek reconstrueert verwantschappen en afstamming van soorten. In een
cladogram (stamboom) kun je zien hoe verwant sommige dieren op planten onderling zijn. Een tak
van een stamboom wordt ook wel een clade genoemd. Rode bolletje: de gorilla splitste zich af van de
lijn van de chimpansee en de mens ongeveer acht miljoen jaar geleden.
Op grond van overeenkomstige nucleotidensamenstellingen is verwantschap nog preciezer vast te
stellen. Dit heeft geleid tot verschuivingen binnen de taxonomie. Door de snelle ontwikkeling van
biotechnologie is de laatste jaren steeds meer bekend geworden over DNA-samenstellingen van veel
dier- en plantensoorten.
25.3.1 Homologie, rudimentaire organen en divergentie
Soorten die van een gezamenlijke voorouder afstammen, hebben een gemeenschappelijk bouwplan,
waarvan een deel in de loop van de evolutie verandert. Het gaat hier om de homologe organen:
organen met een gemeenschappelijk bouwplan, maar uiteenlopende vormen en functies.
Rudimentaire organen: resten van organen die bij verre voorouders nog een functie hadden en die
hun functie in evolutionaire ontwikkeling hebben verloren. Rudimenten (resten) zijn vaak nog
aanwezig, waardoor je het oorspronkelijke bouwplan kunt herkennen en daardoor evolutionaire
verwantschap kunt aantonen.
Divergentie: het verschijnsel dat overeenkomstige organen in aanleg hetzelfde zijn en die in de loop
van de evolutie bij nieuwe soorten van vorm en functie zijn veranderd. Door divergentie kunnen
homologe organen ontstaan.
25.3.2 Analogie en convergentie
In aanleg kunnen verschillende organen bij verschillende soorten organismen zó op elkaar lijken dat
ze meer verwantschap doen vermoeden dan er in werkelijkheid is. Analoge organen = organen die
niet ontstaan zijn uit gelijke oervormen, maar op elkaar zijn gaan lijken door een zelfde aanpassing.
Convergentie = bij niet-verwante soorten kunnen door gelijke milieuomstandigheden analoge
structuren en organen ontstaan. Convergentie kan leiden tot analoge organen. Het feit dat allerlei
waterdieren dezelfde gestroomlijnde vorm hebben is het gevolg van convergente evolutie.
25.3.3 DNA-onderzoek
Hoe meer overeenkomsten in het DNA, des te waarschijnlijker is de verwantschap. Door de huidige
biotechnologie kan zelfs de basenvolgorde in DNA snel en betrouwbaar worden vastgesteld, van de
huidige soorten organismen en soms ook van resten DNA uit fossielen.
Door DNA-onderzoek is nu bekend geworden dat enkele groepen, die eerder tot dezelfde soort
werden gerekend, weinig overeenkomsten in hun DNA hebben. Reden voor de taxonomen ze in twee
soorten te splitsen en een nieuwe soortnaam te bedenken.
Er worden nog regelmatig ‘nieuwe’ (onbekende) organismen ontdekt, die een naam en een plaats in
het systeem moeten krijgen. Bovendien ontstaan er nieuwe soorten (evolutie stopt nooit) en
verdwijnen er soorten (evolutie betekent ook uitsterven).
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller evelineroelofsen. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.64. You're not tied to anything after your purchase.