Organisatieniveaus
Het grootste organisatieniveau is systeem aarde (hele wereldbol). De biosfeer is het gedeelte van de
aarde waar leven mogelijk is en is onder te verdelen in biomen (grote gebieden op aarde waar
milieuomstandigheden, met name klimaat en aanwezige planten, veel gelijkenis vertonen. Denk aan
bijvoorbeeld loofbossen, naaldbossen, graslanden & woestijnen.)
Biomen zijn onder te verdelen in ecosystemen (gebieden met eigen type vegetatie, eigen type dieren
en eigen typische milieufactoren zoals temperatuur etc.)
Alle organismen die in een ecosystemen leven, vormen een levensgemeenschap.
Een groep organismen van 1 soort noem je een populatie. Als je kijkt naar 1 dier, heet dit een
organismeniveau.
Een organisme bestaat uit verschillende orgaanstelsels. Een orgaanstelsel bevat meerdere organen
die samen een bepaalde functie hebben. Een orgaan is een onderdeel van een organisme met 1 of
meer functies. Organen bestaan uit weefsels. Dit is een groep cellen met dezelfde vorm en functie.
Een weefsel bestaat uit cellen, deze cellen bestaan weer uit organellen. Een kleinere eenheid zijn
moleculen. Dit zijn atoomgroepjes met een vaste kenmerkende samenstelling. De kleinste eenheid
zijn atomen.
Cellen (onderdelen & functies)
Een cel is gevuld met een vloeistof (celplasma). Het celplasma bestaat voor een groot deel uit
grondplasma. Dit is een vloeistof die uit zichzelf stroomt en er voor zorgt dat er transport van stoffen
plaatsvindt. Grondplasma bestaat uit water & opgeloste stoffen, zoals zouten, eiwit- en vetachtige
stoffen.
In het cytoplasma zitten organellen. Dit zijn onderdelen van de cel met zijn eigen functie. Er zijn twee
typen organismen, namelijk eukaryoten & prokaryoten.
Prokaryoten: cellen zonder kern (bacteriën)
Eukaryoten: cellen met kern (dieren, planten & schimmels) Binas tabel 78
Prokaryoot Eukaryoot
Bacteriën Dieren, schimmels, planten
Relatief kleine cellen Relatief grote cellen
Circulair DNA Strengen DNA
Een paar organellen Celorganellen
Geen celkern Celkern
Altijd 1 cellig 1 of meer cellig
,Mitochondriën: produceert energie voor de cel dmv dissimilatie, waarbij ATP ontstaat.
Ribosomen: produceren eiwitten.
Celmembraan: scheiding tussen interne en externe milieu van de cel (semi-permeabel) >
osmose/difussie
Kern: bevat genetisch materiaal (DNA). Regelt alle belangrijke zaken in de cel.
ER (Endoplasmatisch reticulum): Het ER is te onderscheiden in: het ruw endoplasmatisch reticulum
en het glad endoplasmatisch reticulum. Het ruw ER herbergt de ribosomen en heeft daardoor een
belangrijke rol in de eiwitsynthese in de cel. Het glad ER dient (voornamelijk) om stoffen vanuit het
ruw ER te vervoeren naar het Golgi-systeem.
Golgi-Systeem: opslag en bewerking van de eitwitten. Eiwitten krijgen hier hun definitieve functie en
wordt vervoerd naar de desbetreffende bestemming.
Lysosomen: worden gevormd door het Golgi-Systeem. Spelen rol bij de vertering van (afgestorven)
onderdelen van de cel.
Plastiden: met de naam plastide wordt een groep van organellen aangeduid, die alleen in cellen van
planten en algen voorkomen. Onder lichtomstandigheden worden chloroplasten (bladgroenkorrels)
gevormd. Deze zijn belangrijk voor de fotosynthese in de plant en zorgen voor de groene kleur van de
plant. Chromoplasten zijn veranderde chloroplasten en geven de kleur aan veel plantendelen, zoals
de rode kleur van tomaat en de bloemkleur. Een amyloplast is een kleurloze plastide, waarin zetmeel
is opgeslagen. Een amyloplast is een gespecialiseerde vorm van een leukoplast. Het zetmeel wordt
hoofdzakelijk uit glucose gevormd.
Vacuole: met vocht gevuld blaasje. Twee functies; turgor & opslag.
Celwand: bescherming & ondersteuning van de cel.
,De 4 rijken:
Eigenschappen Bacterie Schimmel Plant Dier
Aantal cellen 1 1 of meer 1 of meer 1 of meer
Voedingswijze Hetero Hetero Auto Hetero
Celwand Ja Ja Ja Nee
Celkern Nee Ja Ja Ja
Plastiden Nee Nee Ja Nee
Vacuole Nee Ja Ja Nee
DNA/RNA Ja Ja Ja Ja
Ribosomen Ja Ja Ja Ja
ER Nee Ja Ja Ja
Mitochondriën Nee Ja Ja Ja
Golgi-systeem Nee Ja Ja Ja
Lysosoom Nee Ja Ja Ja
Er bestaan ook virussen. Virussen behoren niet tot de 4 rijken & bevatten 1 of meerdere DNA- of
RNA-moleculen. Deze moleculen zijn weer omgeven door een eiwitmantel. Ze kunnen zichzelf niet
voortplanten, ze hebben namelijk een gastheercel nodig:
Ze dringen een cel binnen en ‘dwingen’ de cel nieuwe virussen te produceren.
De gastheercel gaat dood.
Nieuwe virussen komen vrij.
Transport (diffusie & osmose)
Diffusie: de verplaatsing van een stof (hoge concentratie naar lage concentratie).
Osmose: verplaatsen van water (lage osmotische waarde naar hoge osmotische waarde).
Gevolg van osmose bij dierlijke cellen:
1. Dierlijke cel in een hypotone oplossing
> De osmotische waarde buiten de cel is lager > de cel wil zijn inhoud verdunnen > er loopt meer
water de cel in dan uit > de cel zwelt op en barst.
2. Dierlijke cel in een isotone oplossing
> De osmotische waarde in en buiten de cel is gelijk > er stroomt net zoveel water de cel in en uit
3. Dierlijke cel in een hypertone oplossing
> De osmotische waarde buiten de cel is hoger > de cel wil zijn omgeving verdunnen > er loopt meer
water de el uit dan in > cel verschrompelt.
Gevolg van osmose bij plantaardige cellen:
1. Plantaardige cel in een hypotone oplossing
> De osmotische waarde buiten de cel is lager > de cel wil zijn inhoud verdunnen > er loopt meer
water de cel in dan uit > cel zwelt op en het celmembraan drukt tegen de celwand aan > turgor
2. Plantaardige cel in een isotone oplossing
> De osmotische waarde in en buiten de cel is gelijk > er stroomt net zoveel water de cel in en uit >
het celmembraan ligt losjes ctegen de celwand aan > grensplasmolyse
3. De plantaardige cel in een hypertone oplossing
> de osmotische waarde buiten de cel is hoger > de cel wil zijn omgeving verdunnen > er loopt meer
water de cel uit dan in > cel verschrompelt en het celmembraan laat los van de celwand > plasmolyse
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller sophiehagedoorn. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.96. You're not tied to anything after your purchase.