Dit zijn de uitgebreide uitwerkingen van alle problemen van het vak Inleiding Privaatrecht. Vanaf probleem 4 staan ook vermeld in welke hoofdstukken van het boek je het behandelde stof kan teruglezen.
Inhoud
Probleem 1 ..................................................................................................................................... 3
1. Wat is eigendom? ......................................................................................................................................... 3
2. Hoe wordt je eigenaar? ............................................................................................................................. 3
3. Wat is bezit?.................................................................................................................................................... 4
4. Wat is de verhouding tussen het bovenstaande? ......................................................................... 4
5. Op welke manieren kan je bezit verkrijgen? .................................................................................. 4
6. Wijzen van bezitsverschaffing ............................................................................................................... 5
Probleem 2 ..................................................................................................................................... 6
1. Hoe draag je eigendom over? ................................................................................................................. 6
2. Wat gebeurt er als je goederen niet van de eigenaar koopt? .................................................. 7
3. Wanneer is de koper te goeder trouw? ............................................................................................. 7
4. Wanneer krijg je eigendom? ................................................................................................................... 7
Probleem 3 ..................................................................................................................................... 9
1. Wat is een registergoed? .......................................................................................................................... 9
2. Hoe worden registergoederen overgedragen? .............................................................................. 9
3. Wat zijn registers en wat houden ze in? ........................................................................................... 9
4. Hoe worden derden beschermd bij registergoederen? .......................................................... 10
5. Wanneer kan een schenking nietig worden? ............................................................................... 10
6. Los de casus op........................................................................................................................................... 11
7. Natrekking onroerende zaken ............................................................................................................ 11
8. Hoe draag je een vordering op naam over? .................................................................................. 11
9. Wat zijn de gevolgen van dubbele overdracht?.......................................................................... 11
Probleem 4 ................................................................................................................................... 13
1. Wat is een overeenkomst en hoe komt het tot stand? ............................................................ 13
2. Wanneer kan de overeenkomst ongeldig worden verklaard? ............................................ 13
3. Wat is een rechtshandeling en hoe komt het tot stand? ........................................................ 14
4. Wanneer ben je handelingsonbekwaam? ..................................................................................... 14
Probleem 5 ................................................................................................................................... 16
1. Wanneer kan een overeenkomst vernietigd worden? ............................................................ 16
2: Heb je onderzoeksplicht bij meerzijdige overeenkomsten? ................................................ 16
3. Wanneer kan je een rechtshandeling vernietigen? .................................................................. 17
4. Verbiedt de wet rechtshandelingen? ............................................................................................... 18
Probleem 6 ................................................................................................................................... 19
1
, 1. Is een overeenkomst herzienbaar in geval van onvoorziene gevolgen? ........................ 19
2. Wie moet presteren en kan dat ook namens jou? ..................................................................... 19
3. Hoe kan je een onduidelijke bepaling over een overeenkomst interpreteren? .......... 20
4. Wat doe je bij een onduidelijkheid in de overeenkomst?...................................................... 20
5. Wat is zaakwaarneming?....................................................................................................................... 20
6. Wat is onverschuldigde betaling? ..................................................................................................... 20
7. Wat doe je als iemand onrechtvaardig is verrijkt? ................................................................... 21
Probleem 7 ................................................................................................................................... 22
1. Wanneer kan je een overeenkomst ontbinden?......................................................................... 22
2. Wanneer ben je aansprakelijk bij het niet goed nakomen van een overeenkomst? 23
3. Kan je nakoming vorderen? ................................................................................................................. 25
4. Hoe stel je schade (vergoeding) vast? ............................................................................................. 25
5. Mag je een betaling uitstellen en hoelang? ................................................................................... 26
Probleem 8 ................................................................................................................................... 27
1. Wanneer ben je aansprakelijk voor een onrechtmatige daad?........................................... 27
2. Is er aansprakelijkheid voor direct betrokkenen (ooggetuigen). ...................................... 28
3. Wie heeft recht op welke schadevergoeding? ............................................................................. 28
4. Wanneer is er sprake van risicoaansprakelijkheid .................................................................. 29
2
,Probleem 1
1. Wat is eigendom?
Volgens artikel 5: 1 lid 1 BW is eigendom het meest omvattende recht dat een persoon
op een zaak kan hebben. In lid 2 staat dat de eigenaar van een zaak kan vrij gebruik van
maken en iedereen uitsluiten om gebruik te maken van die zaak. Daarnaast kan ook
alleen hij iemand anders de eigenaar maken van een zaak. Dit is het beschikkingsrecht.
De eigenaar kan het beschikkingsrecht ook door iemand anders laten uitoefenen,
bijvoorbeeld iemand anders een schilderij laten verkopen.
In art. 5:1 lid 2 BW staat dat het gebruik van een zaak en het beschikkingsrecht van de
eigenaar beperkt zijn. Dat kan door beperking door de wet, door de rechten van anderen
of door het ongeschreven recht. Bijvoorbeeld dat de uitoefening van het eigendomsrecht
niet maatschappelijk onaanvaardbaar mag zijn, dus dat je geen misbruik van het
eigendomsrecht mag maken.
Er is sprake van misbruik van recht als eigendomsbevoegdheden zo worden gebruikt
dat er onevenredig grote schade bij een ander ontstaat, dit is schending van een
betamelijkheidsregel. Art. 3:13 gaat over het misbruik van bevoegdheden. Hinder is
belemmering van de uitoefening van een subjectief recht. Veelvuldig hinder bij erven
staat in art. 5:37. Hinder is altijd een onrechtmatige daad.
Eigendomsrecht is een absoluut echt, dit houdt in dat de eigenaar zijn recht kan
handhaven tegen iedereen (5:1 lid 2). Je hebt het recht dus om je eigendom op te eisen
bij iedereen die daar onrechtvaardig in bezit is. Dit noemt men ‘droit de suite’
(zaaksgevolg). Droit de préférence (separatistpositie in faillissement) wil zeggen dat als
iemand failliet is de eigenaar zijn zaak als eigendom kan opeisen.
Het recht van de eigenaar is een absoluut subjectief vermogensrecht. Subjectief omdat
de eigenaar zijn bevoegdheid heeft ontleend aan een objectief recht. Vermogensrecht,
omdat het op geld waardeerbare rechten zijn en absoluut omdat de eigenaar zijn recht
tegenover iedereen kan handhaven. Het is ook een zakelijk recht, omdat het een zaak als
object heeft.
Art 3:2 definieert het begrip zaak als de voor menselijke beheersing vatbare stoffelijke
objecten. Het is een onderdeel van het begrip goed (art. 3:1). Goederen zijn alle zaken en
alle vermogensrechten. In art. 3:6 staat wat vermogensrecht is. Eigendom is alleen over
zaken volgens art. 5:1. Van een goed ben je geen eigenaar maar een rechthebbende. De
rechthebbende heeft ook een absoluut recht op het goed.
2. Hoe wordt je eigenaar?
In art. 3:80 lid staan twee manieren van verkrijgen van goederen:
Verkrijging onder algemene titel: de verkrijger volgt een ander op in geheel of
een evenredig deel van een vermogen, dit is zowel actief (vermogensrechten) en
passief (schulden).
Verkrijging onder bijzondere titel: Verwerving van een of meer bepaalde
goederen. Bij een verkrijging onder bijzondere titel is geen sprake van opvolging
in een geheel of evenredig deel van een vermogen. Iedere verkrijging die niet
onder de algemene titel valt behoort volgens 3:80 lid 3 onder een verkrijging
onder bijzondere titel.
De bepalingen die verkrijging regelen zijn een gesloten systeem, wat in de wet staat zijn
de enige wijzen van verkrijgen. In art. 3:80 wordt een limitatieve opsomming van de
algemene titel genoemd en de bijzondere titel wordt besloten in de wet. Dit geldt ook
voor verlies van goederen volgens lid 4.
3
,Een onderscheid dat nog niet in de wet gemaakt wordt is het verschil tussen originaire
en derivatieve verkrijging. Originaire verkrijging is de verwerving van een nieuw recht,
als er geen sprake is van een rechtsovergang. Derivatieve verkrijging is dat je het recht
op een goed van een rechtsvoorganger verleent door middel van een rechtsovergang.
Alle verkrijgingen onder algemene titel vallen hieronder.
3. Wat is bezit?
Het begrip ‘bezit’ speelt in het goederenrecht een prominente rol. In het bezit van een
zaak weerspiegelt zich het recht van de eigenaar. De bezitter oefent over de zaak een
zodanige macht uit alsof hij de eigenaar is. Normaliter zal hij dat ook daadwerkelijk zijn.
Daarom wordt de bezitter vermoed rechthebbende te zijn. Bezit heeft daarnaast een
belangrijke functie bij de eigendomsoverdracht van roerende niet-registerzaken. Ook
kan de bezitter-niet-rechthebbende door verjaring rechthebbende worden. Bezit is
echter nooit eigendom.
Iemand heeft houdt een goed als hij over dat goed macht uitoefent. Als iemand het goed
voor zichzelf houdt, is hij de bezitter volgens art. 3:107 lid 1. Als iemand het goed houdt
voor iemand anders is diegene de detentor. Bezitsdaden kunnen feitelijke of
rechtshandelingen zijn. Feitelijk bijvoorbeeld als een doe-het-zelver iets doet.
Rechtshandelingen als iemand een contract met iemand sluit die iets voor hem doet.
Bezit gaat slechts verloren indien de bezitter het goed kennelijk prijsgeeft of een ander
het bezit van het goed verkrijgt (art 3:117). Je hoeft het bezit dus niet echt onder je te
hebben.
Bezit en detentie kunnen beide onmiddellijk of middellijk zijn. Wie zijn eigen huis met
daarin zijn eigen meubilair bewoont, bezit huis en meubilair onmiddellijk. Wie zijn huis
heeft verhuurd, bezit huis middellijk, door middel van zijn detentor, de huurder. Dit
staat in de leden 2 en 3 van art. 3:107. Het in detentie geven leidt dus niet tot verlies van
het bezit, het leidt er slechts toe dat het voorheen onmiddellijke bezit nu tot middellijk
bezit is geworden. Stelt de detentor op zijn beurt een detentor aan, dan verandert hij op
zijn beurt van art. 3:107 lid 4.
Rechthebbende heeft recht op bezit. De bezitter is meestal ook de rechthebbende op het
goed. Als hij zijn goed niet bezit, heeft het recht om weer in bezit van het goed te worden
gesteld. Daartoe kan hij het goed onder de bezitter opvorderen.
Bezit kan ook over goederen gaan en niet alleen over zaken. Iemand die een goed houdt
wordt vermoed bezitter te zijn (3:109). Art. 3:110 regelt dat bij beschikbaarstelling er
sprake is van detentorschap en niet van bezitter. De detentor kan zichzelf niet tot
bezitter maken (3:111). Hierop zijn twee uitzonderingen: de bezitter werkt mee om de
houder tot bezitter te maken, of hij zijn rechten tegenspreekt.
4. Wat is de verhouding tussen het bovenstaande?
Een eigenaar kan vrij gebruik maken van zijn bezit, namelijk zijn goederen en zaken. In
het bezit van een zaak zie je ook het recht van de eigenaar. De eigenaar mag namelijk vrij
van zijn eigendom gebruik maken. Zijn eigendom is hier dan ook zijn bezit. Als de
eigenaar dan zijn goederen voor zichzelf houdt, heeft hij houderschap.
5. Op welke manieren kan je bezit verkrijgen?
Inbezitneming: Art. 3:113 bepaalt dat je een goed in bezit neemt door daarover
de feitelijke macht te verschaffen, ook wel toe-eigening of occupatie.
Bezitsoverdracht: Geregeld in 3:114 en 115, gaat over overdracht van eigendom
van roerende niet-registerzaken.
4
, Opvolging onder algemene titel: Art. 3:116 bepaalt dat hij die een ander onder
algemene titel opvolgt, daarmee die ander opvolgt in diens bezit en houderschap,
met alle hoedanigheden en gebreken ervan. De erfgenaam krijgt dus
bijvoorbeeld alle eigendom, vorderingen en schulden van de erflater. Als de
erflater detentor was, wordt de erfgenaam ook detentor.
Bezitsverlies: Er is sprake van vrijwillig bezitsverlies als je het bezit prijsgeeft of
overdraagt. Het is niet vrijwillig als het wordt gestolen of een oneerlijke vinder
haar tot zich neemt. Zolang het niet door een ander verkregen is of het door de
bezitter is prijsgegeven, blijft het bezit van de bezitter volgens art. 3:117.
Een bezitter is te goeder trouw als hij zich als rechthebbende zien en dit ook zo
redelijkerwijs mocht zien is. Zo dus art 3:118 lid 1, als hier niet aan wordt voldaan is het
bezit niet te goeder trouw. Goede trouw is een subjectief begrip: het gaat namelijk om
wat de bezitter zelf meende toen hij de zaak kreeg, niet om hoe het werkelijk was. De eis
dat de bezitter zich ook redelijkerwijze als rechthebbende mocht beschouwen is een
objectief element.
Voor de vraag naar de goede trouw is het moment van de bezitsverkrijging
doorslaggevend. Ontdekt de bezitter later dat hij toch geen rechthebbende was,
verandert dat niets aan zijn bezit (art, 3;118 lid 2). De goede trouw is dus geen
bestaansvoorwaarde voor bezit te goeder trouw, maar een ontstaansvoorwaarde. Het is
ook niet de bezitter die zijn goede trouw moert bewijzen, maar het is zijn tegenpartij die
het bezit opeist, die moet aantonen dat de bezitter niet te goeder trouw is geweest.
6. Wijzen van bezitsverschaffing
Corporele bezitsverschaffing: Bezitsverschaffing vindt plaats door de verkrijger in staat
te stellen die macht over de zaak uit te oefenen waardoor hij als bezitter is aan te
merken. Doorgaans gaat bezitsverschaffing gepaard met feitelijk handelen, in het
bijzonder het overgeven van de zaak waardoor de verkrijger daarover feitelijke
heerschappij kan uitoefenen. Dit noemen we corporele bezitsverschaffing. Een sprekend
voorbeeld is de terhandstelling van de gekochte fiets door de verkoper aan de koper.
In artikel 3:115 staan drie wijzen van bezitsoverdracht die niet met een feitelijke
handeling gepaard gaan:
Constitutum possessorium: wanneer de vervreemder de zaak bezit en hij haar
krachtens een bij de levering gemaakt beding voortaan voor de verkrijger houdt.
De legitimatie hiervan is niet zo sterk, omdat alleen de twee partijen van dit
beding af weten. Hierdoor blijft de vervreemder in staat tegenover anderen te
doen alsof er niets is veranderd.
Tradito brevi manu: wanneer de verkrijger houder van de zaak voor de
vervreemder was.
Tradito longa manu: wanneer een derde voor de vervreemder de zaak hield, en
haar na de overdracht voor de ontvanger houdt. In dit geval gaat het bezit niet
over voordat de derde de overdracht heeft erkend, dan wel de vervreemder of
de verkrijger de overdracht aan hem heeft meegedeeld.
5
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Fiscaaltje96. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.83. You're not tied to anything after your purchase.