Klinische psychologie 1: Persoonlijkheidstheorieën en psychopathologie (PB0104)
Summary
KLINISCHE PSYCHOLOGIE 1: Complete samenvatting van het boek (PB0104) (deeltentamen 1)
7 views 0 purchase
Course
Klinische psychologie 1: Persoonlijkheidstheorieën en psychopathologie (PB0104)
Institution
Open Universiteit (OU)
Book
Klinische psychologie
Een samenvatting van het complete boek. Waar nodig begrippen uitgelegd in eigen woorden (in plaats van copy paste uit het boek)
Alle begrippen worden behandeld.
Overzichtelijk geheel met afbeeldingen en tabellen ter verduidelijking.
Klinische psychologie 1: Persoonlijkheidstheorieën en psychopathologie (PB0104)
All documents for this subject (56)
Seller
Follow
KimTien
Reviews received
Content preview
Klinische Psychologie 1 – PB0104
HOOFDSTUK 1 KLINISCHE PSYCHOLOGIE EN ABNORMAAL GEDRAG
Afwijken van de norm:
Individueel (vaak combinatie van onderstaande)
o Afwijkend gedrag (bijv excessief drinken)
o Afwijkende gedachten (bijv dwanggedachten)
o Afwijkende belevingen (bijv extreme angsten)
In relatie met anderen
7 factoren van abnormaal gedrag (Seligman, Walker en Rosenhan)
1. Persoonlijk lijden:
geen voorwaarde omdat persoonlijk lijden ook het tijdelijke gevolg van een gebeurtenis kan zijn
2. (dis)functionaliteit van gedrag:
gedrag dat het beroepsmatig en relationeel functioneren van het individu zelf belemmert, maar ook
het functioneren van anderen
3. Irrationeel en onbegrijpelijk gedrag:
Als andere mensen geen logica of zin in het gedrag kunnen ontdekken
4. Onvoorspelbaarheid en controleverlies
Situaties waarin de regels die gewoonlijk het gedrag van een persoon sturen plotseling niet meer
werkzaam zijn.(Bijv. altijd vriendelijke man die ineens kennis aanvliegt)
Situaties waarin de toeschouwer de oorzaak of leiding van het gedrag dat hij waarneemt, niet kent
en op dat moment ook niet kan achterhalen.
5. Opvallend en onconventioneel gedrag:
gedrag dus dat sterk afwijkt van het gangbare gedrag en sociaal onwenselijk is, hoewel dit ook
afhankelijk is van de omgeving
6. Gedrag wat observer discomfort teweegbrengt bij anderen:
Als ongeschreven regels van een bepaalde cultuur overtreden worden kan dit een gevoel van
ongemak bij de ander teweeg brengen
7. Het overtreden van morele normen
Komt het gedrag overeen met opvattingen over hoe iemand zich in de moderne samenleving dient
te gedragen?
de APA-definitie van mentale stoornissen:
een cluster van disfunctionele gedragingen die samengaan met persoonlijk lijden of met verslechtering van
functioneren in bijv. werk of sociale relaties.
Een psychische stoornis is een syndroom, gekenmerkt door klinisch significante symptomen op het gebied
van:
de cognitieve functies
de emotieregulatie
of het gedrag van een persoon
dat een uiting is van een disfunctie in de:
psychologische
biologische
of ontwikkelingsprocessen
,die ten grondslag liggen aan het psychische functioneren. Psychische stoornissen gaan gewoonlijk gepaard
met significante lijdensdruk en/of beperkingen in het functioneren op sociaal of beroepsmatig gebied of bij
andere belangrijke bezigheden.
Geen mentale stoornis volgens APA:
Een reactie op een veelvoorkomende stressor of een verlies, (bijv. overlijden van dierbare)
Sociaal deviant (afwijkend) gedrag dat voortkomt uit een lidmaatschap/deelname aan een groep
(politiek, religieus of seksueel bijvoorbeeld)
conflicten die zich vooral afspelen tussen een individu en de maatschappij (bijv. maken van
controversiële kunst)
tenzij de deviantie of het conflict het gevolg is van disfunctioneren van het individu, zoals in het voorgaande
wordt beschreven.”
Onderscheid tussen normaal en abnormaal gedrag
Statistisch model:
Uitgangspunt: Menselijke eigenschappen (bijv. intelligentie of geneigdheid om angstig te reageren) zijn min
of meer normaal verdeeld. Er is sprake van abnormaliteit als er extreem lage of extreem hoge scores zijn.
Kritiek op dit model:
waar ligt de grens tussen abnormaal en normaal? = afspraak tussen professionals, (arbitrair) Geen
strakke grens maar termen van zeer laag tot zeer hoog
het specificeert niet hoe ongewoon gedrag moet zijn om abnormaal te zijn. Sommige stoornissen
zijn niet normaal verdeeld (genderidentiteitsstoornissen bijv.) model is hierbij niet toereikend.
Model maakt geen onderscheid tussen statistische afwijkingen die wel of niet gepaard gaan met
individueel lijden. Niet alle statistische afwijkingen zijn pathologisch maar onschuldig (lengte)
Medisch model (ziektemodel)
Uitgangspunt: oorzaken van psychische stoornissen moeten worden gezocht in onderliggende
mechanismen.
Somatogene mechanismen: een lichamelijke aandoening ligt ten grondslag aan de psychische
stoornis
Psychogene mechanismen: Psychische stoornissen zijn een gevolg van psychogene oorzaken. Bijv.
onbewuste conflicten of afweer tegen angst.
Psychische stoornissen zijn vergelijkbaar met somatische ziekten en dus het beste te verhelpen door de
onderliggende mechanismen te bestrijden.
Kritiek op dit model:
Het uitgangspunt is dat de therapeut de deskundige is terwijl de patiënt op een of meerdere
aspecten van zijn functioneren als ziek wordt beschouwd.
Bij niet alle stoornissen is (nog) niet een eenduidig onderliggend mechanisme aangetoond. (is er wel
sprake van ziekte?)
Het gebruik van termen als ziekte en therapie werkt stigmatiserend (label van anderen en
selffulfilling prophecy) Het is moeilijk om weer van het etiket af te komen. Is inmiddels wel gewoner
geworden om hulp te zoeken van een psycholoog.
, diagnose Therapie
abnormaliteit genezing van
gesteld door uitgekozen
bij patient patient
therapeut door therapeut
Leermodel (onderwijsmodel)
Uitgangspunt: Stoornissen (waar geen duidelijke organische oorzaak voor is) ontstaan door een verkeerd
verlopen leerproces.
Uitgangssituatie wordt niet omschreven als een ziekte of stoornis maar als een persoonlijk probleem, er
wordt geen diagnose gesteld maar een leerdoel vastgesteld. Het woord therapie is vervangen voor
onderwijsprogramma. Deze wordt ontwikkeld door de leraar en de leerling past de aangereikte kennis en
vaardigheden toe om zo het probleem te verminderen.
bepalen leerdoel
persoonlijk probleem uitvoering vermindering van
overleg leraar en
van de leerling onderw.programma probleem
leering
Voordelen ten opzichte van medisch model:
Kans op stigmatisering veel minder
Dit model doet veel meer recht aan eigen verantwoordelijkheid van de persoon met het probleem.
Actievere inbreng
Verhouding leraar – leraar doet meer recht aan wat er daadwerkelijk plaatsvindt in de
psychologische hulpverlening
Belangrijkste criterium voor onderscheid tussen ziekte en gezondheid ligt in de verantwoordelijkheid en
aanspreekbaarheid van de patiënt. Zolang iemand nog zelf verantwoordelijkheid kan dragen en
aanspreekbaar is, wordt hij niet als ziek beschouwd.
Geen van de drie modellen geeft een afdoende antwoord op het afgrenzingsvraagstuk (wat is
normaal)
HOOFDSTUK 2 NEUROBIOLOGISCHE BENADERING VAN PSYCHOPATHOLOGIE
Historie:
Protesten tegen biologische benadering:
Opvatting is reductionistisch
Biologisch onderzoek kan uitmonden in gevaarlijke toepassingen (lobotomie)
Argument vóór:
De hersenen zijn in grote mate betrokken bij de totstandkoming van (psychopathologisch) gedrag.
Overzicht:
Tweede helft 19e eeuw: Er wordt aangenomen dat disfunctionerende hersenen (mede) ten
grondslag kunnen liggen aan psychopathisch gedrag.
o 1861 Paul Broca ontdekt dat taalstoornis afasie komt door schade in linker frontaalkwab)
o Fritsch en Hitzig laten zien bij dierproeven dat elektrische stimulatie van hersenen kan
resulteren in gecoördineerde bewegingen van de ledematen
, Begin 20e eeuw: biologisch onderzoek heeft eerste succes in psychiatrie: dementia paralytica wordt
ontdekt oorzaak van onder andere verschillende bizarre gedragingen en waanideeën. Later werd
ontdekt dat de veroorzaker van dit syndroom syfilis is.
Jaren 30: Portugese neuroloog voert lobotomie uit op psychiatrische patiënten nadat hij gehoord
heeft dat apen hier rustiger van werden.
Jaren 50: anti-psychotische medicijnen (neuroleptica) worden ontdekt
Tegenwoordig ligt in biologisch onderzoek de nadruk meer op de relatie tussen biologische en
psychologische processen. En met name hoe deze processen interacteren. Voorheen ging biologisch
onderzoek vooral over kwesties als nature vs nurture.
Internaliserende en externaliserende gedragsproblemen zijn een uiting van over- of onderregulatie
van emoties.
Externaliserende stoornissen worden gekenmerkt door gedragsproblemen (agressief, antisociaal en
impulsief gedrag) en hangen samen met een onderactiviteit van het autonome zenuwstelsel (hartslag,
schrikreflex, huidgeleiding) Het gedrag is vooral storend voor de omgeving en vormt een risico voor crimineel
en gewelddadig gedrag op latere leeftijd.
Internaliserende stoornissen worden gekenmerkt door emotionele instabiliteit en een verstoord affect en
is vooral storend voor de persoon zelf (angststoornissen, stemmingsstoornissen, geremd gedrag)
Genetisch perspectief:
Hoe wordt genetisch onderzoek gedaan:
Familiestudies: als er een vatbaarheid voor een psychische stoornis overgeërfd wordt dan zal de
vatbaarheid en de stoornis vaker in een bepaalde familie voorkomen.
probleem: familieleden delen niet alleen genen, maar ook omgevingsfactoren
Tweelingstudies: eeneiige tweelingen bevatten hetzelfde genetische materiaal. Alle verschillen
zullen dus een niet genetische oorzaak hebben
Adoptiestudies: Geadopteerde familieleden hebben niet dezelfde genen maar wel dezelfde
omgevingsfactoren.
Concordantie: de mate waarin eenzelfde eigenschap bij twee familieleden voorkomt. Deze maat wordt
uitgedrukt in een coëfficiënt die varieert tussen 0 en 1. Hoe hoger de concordantie-coëfficiënt hoe meer de
variantie van het kenmerk wordt verklaard door genetische factoren.
Als de concordantie bij eeneiige tweelingen aanmerkelijk hoger is dan bij twee-eiige tweelingen dan
suggereert dan een genetische invloed.
Echter: de omgeving kan niet buiten beschouwing gelaten worden. Het kan zijn dat een eeneiige
tweeling meer gelijk wordt behandeld door de omgeving dan een twee-eiige tweeling. Dan hebben ze ook
meer gelijke omgevingsfactoren.
Genotype-omgevings-correlatie: het fenomeen waarbij het genotype van invloed is op de ervaringen die
een persoon met zijn omgeving heeft.
voorbeeld: een kind dat genetisch gepredisponeerd is zich agressief te gedragen kan worden afgewezen door
klasgenoten vanwege dat gedrag. Zo’n kind kan andere afgewezen kinderen op gaan zoeken wat kan leiden
tot een lidmaatschap van een antisociale groep wat vervolgens weer kan leiden tot anti-sociaalgedrag.
Genotype-omgeving-interactie: het feit dat mensen met verschillende genotypen in verschillende mate
gevoelig zijn voor hun omgeving.
Voorbeeld: mensen met een genetische vatbaarheid om een depressie te ontwikkelen hebben meer kans om
als reactie op een stressvolle gebeurtenis depressief te worden in vergelijking met mensen zonder deze
vatbaarheid.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller KimTien. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.41. You're not tied to anything after your purchase.