Uitwerkingen van alle colleges van Inleiding in de westerse kunstgeschiedenis III. Gesorteerd op college's over architectuur en beeldende kunst. Haalde zelf een 8,7 met deze aantekeningen.
Drie ontwikkelingen markeren de overgang naar de moderne tijd, wat leidt tot
een nieuw schoonheidsideaal, weg van het klassieke.
- Industriële revolutie
o Nieuwe materialen en nieuwe bouw- en productietechnieken
Nieuwe vormentaal (+ discussie wel/niet mooi/ wel/geen
architectuur)
Het ambachtelijke vak wordt industrieel (massaproductie,
standaardisering)
- Politieke revoluties (VS en Frankrijk)
o Nieuw publiek voor de kunst: einde aan grote machtsblokken van
kerk en adel. Opkomst bourgeoisie.
Nieuwe opdrachtgevers en publiek voor de kunst.
Ook mengen zij zich in het debat over kunst: massamedia
komt op in de 19e eeuw
o Nieuwe gebouwtypen
Alles wat van oudsher van machtsblok was nu in het publieke
domein.
Schinkel’s Altes Museum; opera; bibliotheken, hotels,
stadsparken, warenhuizen, grand-hotel.
- Doctrine of progress
o Enorm vertrouwen in de beschaving/vooruitgang. Traditie/bijgeloof
wordt vervangen door empirisch onderzoek: wetenschap is het
nieuwe geloof.
o In de architectuur:
Opleiding van architecten. Kennis van natuurwetenschappen.
Klassieke schoonheidsideaal kwam ter discussie te staan. Er
ontstaan een nieuwe esthetiek – die van de neostijlen
Kritische studie: waarom is klassieke architectuur het
voorbeeld van mooie, goede architectuur? Ideaal kwam
op in de Renaissance, 18e eeuw stelt het weer ter.
Discussie.
Er kwamen nieuwe opvattingen over schoonheid: einde van klassieke ideaal.
Volgt uit
I. Studie naar nieuwe schoonheidservaringen
a. Sublieme
Edmund Burke (1756): schoonheid is geen objectief vaststaand iets; hebben we
gecultiveerd. Talent of ervaring. Geen vaste definitie, schoonheid is ‘enquiry’:
i. Als je de ervaring die ten grondslag ligt aan smaak als
pleasure ervaart, vinden we dit mooi/beautiful.
ii. Als je iets in het domein van pijn ervaart, maar daaruit toch
plezier ervaart, noemen we dit sublime. Bijv. iets
overweldigends als een groot gebergte.
Sublieme in de architectuur
- Walpole, Strawberry Hill, 1749 – 1777
o Onregelmatig gebouw, lijkt organisch gegroeid, je ervaart hierdoor
tijd en vergankelijkheid.
, o Asymmetrisch. Je hebt geen overzicht, moet door het gebouw
dwalen om het te begrijpen. Zowel plattegrond als gevel.
o Contrasten in schaal
o Contrasten in materiaalgebruik (ruw/glad, kleur)
- Wyatt, Fonthill Abbey, 1796 – 1813
o Enorme schaalcontrasten
o Stortte in: resulteerde in sublime-ervaring van ruïne.
Frans sublieme
- Geometrie & symmetrie
- Contrastwerking: project voor graftombe Newton, Boullée, 1784
(groot/klein, licht/donker)
- Vaak utopische werken met contrasten: ook in het afbeelden.
b. Picturesque
Mildere variant sublieme, kenmerken voor architectuur gelden hier ook. Hier ook:
je ontwikkelt smaak door het opdoen van ervaringen; picturesque heeft als doel
het opdoen van deze ervaringen, dwalen door gebouw.
Picturesque landschapsarchitectuur:
- Park at stourhead, Filtchcroft, 1743 – 1765
o Norm tot dan was Versailles, rechttoe rechtaan. Onderwierp de
natuur, geordend, zo de natuur mooier maken.
o Picturesque: natuur perfectioneren, schijnbaar natuurlijk landschap
gecreëerd in de natuur.
o Associaties met schijnbaar natuurlijk landschap:
Je kan zo ervaringen opdoen; dwalen
Natuur confronteert je met het gevoel van vergankelijkheid
Associatie met zuiverheid, natuurlijk mens is zuiver, zo in
contact met natuurlijke zelf.
Hoe leg je schijnbaar natuurlijk landschap aan?
- Slingerpaden
- Bomen onregelmatig groeperen
- Slingerende vijvers
- Hoogteverschillen
- Follies
- Overgang park/landschap verzachten.
Zo werden stadsparken in de 19e eeuw vormgegeven, volgens principe van
picturesque.
II. Studie naar de oorsprong/ontwikkeling van de architectuur: ‘dynamische
architectuur’
In de tweede helft van de 18e eeuw gingen architecten wetenschappelijke studies
doen naar de oorsprong en ontwikkeling van de klassieke architectuur, waarom is
dit universeel mooi?
Eerst: waarop is schoonheid van klassieke oudheid gebaseerd, en hoe
omvattend is klassieke oudheid?
- Herontdekking van klassieke gebouwen/geschriften (Pompeii &
Herculaneum)
- Expedities buiten Italië
Werd duidelijk dat er binnen ‘klassieke oudheid’ grote variatie was (ironisch: men
wilde juist zoeken naar een vaste maat van schoonheid).
,Variatie wilde men verklaren: chronologisch kwalificeren. Het klassieke idioom
in tijdperken: Grieks/Romeins/Renaissance – elke fase andere interpretatie van
klassieke vormen.
Daarna: kwaliteiten onderscheiden: groei – bloei – verval. = ontwikkeling 18 e
eeuw: over geschiedenis denken als ontwikkeling in de loop van de tijd, en
groei/bloei/verval aantonen.
Winckelmann: Griekse bouwkunst – periode van ultieme bloei. ‘Geschichte der
Kunst der Altertums’ – twee verklaringen voor ultieme universele schoonheid
Griekse architectuur:
- Grieks klimaat: goed landschap, klimaat, marmer
- Specifieke omstandigheden 5e eeuw Grieken: periode van
rijkdom/welvaart/Perikles stopte geld in kunst.
Verval volgens hem bij Romeinen (militairen, geen gevoel voor kunst).
Piranesi: Romeinse architectuur is bloeiperiode. Zij maken eloquente, spannende,
monumentale architectuur.
Gevolg van de zoektocht naar hoe klassieke architectuur in elkaar zat
nieuwsgierig naar wat er hiervoor en elders gebeurde: geschiedenis breidde
uit: indeling van verschillende periodes van kunst en architectuur. Repertoire van
architecten breidt hierdoor uit (ook Chinese, Egyptische, Gotische elementen
gebruiken).
Er komen handboeken die je wegwijs maken in woud van neostijlen. Eerste
geschiedenisboeken komen die neostijlen uitleggen – 19 e eeuw is eeuw die
geschiedenis ontdekt, en alle periodes tot zijn mogelijke ontwerp rekent.
Janson zegt: 19e eeuw valt terug op oude zekerheden, in een tijd die razendsnel
vooruitging. Gebeurt altijd: uit iets historisch iets nieuws maken. Wat nieuw
was in de 19e eeuw was, was de geschiedenis als een wetenschap. Juist
de sensatie van het nieuwe is hier van belang, geen vlucht naar zekerheden.
Ontdekking van geschiedenis valt onder doctrine of progress: geloof in
wetenschap. Het empirische/vergelijkende onderzoek, classificeren en ordenen
was nieuw.
- Robert Adam, library 1767-69
o Connaiseur architect: verwerkte nieuwe kennis over de historie in
een modern ontwerp
- Soane, Bank of England, 1797-99
o Vooraanstaand architect
o Bank weergegeven met grandeur oude Rome, refereert aan baden
van Diocletianus – waren toen net ontdekt (kruisgewelven en
boogramen)
o = Nieuwe kennis over oude gebouwen, verwerken in nieuw gebouw
o Effect op groep ingewijden die hier ook kennis van hebben
= neostijlen: Soane & Adam hadden moderne kennis van de geschiedenis, paste
dit toe in hun eigen ontwerp.
Desmalter, slaapvertrek Josephine Bonaparte, 1810
- 19e eeuw: Napoleon: naar Egypte – kennis opdoen (wetenschappers en
onderzoekers mee: description de l’Egypte). Egypte zo mode in EU:
decoratie overnemen
, - Poten: Pompeii/Heraculai
- Onder wasbekken: sfinxen: Egypte
- Griekse decoratie op wasbekken
Nieuwe motieven/kennis over geschiedenis, nieuw ontdekt, allemaal in
wasbekken verzameld.
Neostijlen laten de ‘ontdekking’ van de architectuurgeschiedenis zien.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller martha56. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $9.68. You're not tied to anything after your purchase.