Alle onderwerpen die van belang zijn voor de tentamens worden behandeld in dit document. Het zijn aantekeningen van alle colleges die ik zelf verder heb uitgewerkt. Het is een duidelijk samenvatting + antwoorden van sommige casussen die behandeld zijn
Week 1 les 1: het materieelrechtelijke legaliteitsbeginsel art 1 Sr.
Materieel strafrecht is mag dat? Wat is strafbaar? Welk gedrag is wel of niet strafbaar?
Geen feit is strafbaar tenzij:
- In wettelijke (geschreven) strafbepaling
- Voor iedereen moet duidelijk zijn welk handelen en nalaten leidt tot strafrechtelijke
aansprakelijkheid (lex certa)
- Voorafgegaan (geen terugwerkende kracht)
- Geen analoge toepassing – dat betekent dat een rechter feiten die niet zwart op wit
strafbaar zijn gesteld, toch zover wilt uitrekken dat het onder een strafbare bepaling komt te
vallen.
Analogie mag niet, extensieve interpretatie wel. Extensieve interpretatie is bijvoorbeeld een wet,
waardoor meer handelingen onder die wet vallen, dan oorspronkelijk door de wetgever bedoeld is.
Extensieve interpretatie blijft binnen de grenzen van wat als ‘geregeld’ moet worden beschouwd.
Dus de uitleg van de rechter moet taalkundig binnen de beantwoording va de delictsomschrijving
blijven. Bij analogische argumentatie is dat niet het geval.
- Geen enkele tekst is 100% duidelijk
- Elke tekst moet worden uitgelegd (geïnterpreteerd)
Interpretatiemethoden zijn:
- Grammaticale – hier kijkt de rechter kijkt naar de woorden van de wet, naar hoe de
wetgever de wet heeft opgeschreven.
- Historische – hier kijkt de rechter naar wat de bedoeling van de wetgever is geweest bij het
opstellen van de regel. Dit valt te achterhalen uit schriftelijke neerslagen van de
totstandkomingsgeschiedenis van de wet.
- Systematische – hier gaat het om het onderzoeken van de wettelijke context van de
bepaling. Zoals een wet in het wetboek van strafrecht, maakt weer deel uit van het nationale
publiekrecht, dat weer in relatie staat tot het Europees en internationaal recht. Waardoor die
andere wettelijke bronnen steun kunnen bieden aan een bepaalde uitleg.
- Teleologische – dit is interpretatie waarbij gezocht wordt naar de bedoeling van de
rechtsregel. Deze interpretatie geeft antwoord op wat door de regel werd beoogd.
‘Zoektocht naar het doeleinde achter dingen’.
De vereisten voor strafbaarheid zijn:
- Menselijke gedraging (een gedraging is alleen strafbaar als het ergens in de wet staat art. 1
Sr)
- Wettelijke delictsomschrijving (bestanddelen – geschreven)
- Wederrechtelijkheid – in strijd met het recht (rechtvaardigingsgronden nemen de
wederrechtelijkheid weg)
- Schuld (verwijtbaarheid) – schulduitsluitingsgronden nemen de verwijtbaarheid weg
Strafbepalingen zijn op te delen in:
1. De delictsomschrijving (de rechtsvoorwaarden)
2. De kwalificatie (de naam van het feit)
3. De strafmaat (de maximaal op te leggen straf)
Bestanddelen: dit gaat over de 1e materiele vraag – kan het tenlastegelegde feit worden bewezen
- Bestanddelen zijn geschreven voorwaarden voor strafbaarheid
- Opgenomen in de delictsomschrijving
- Moeten allemaal door de OvJ worden bewezen
,Elementen: dit gaat over de 3e materiële vraag – is de verdachte strafbaar?
Vereisten zijn: Wederrechtelijkheid en schuld
- Ongeschreven voorwaarden voor strafbaarheid
- Niet (altijd) opgenomen in de delictsomschrijving (dus meestal niet bij vraag 1 van art. 350 Sv
maar meestal aan de orde bij vraag 3 van art. 350 Sv). Als wederrechtelijkheid of schuld wel
opgenomen is in de delictsomschrijving dus een bestanddeel is, dan wordt het behandeld bij
de eerste materiele vraag. Anders bij de derde.
- Als alle bestanddelen zijn bewezen worden de elementen verondersteld aanwezig te zijn
(hoofdregel) uitzonderingen zijn rechtvaardigingsgrond neemt de wederrechtelijkheid weg
en schulduitsluitingsgrond neemt de verwijtbaarheid (schuld) weg.
De verschillen tussen bestanddelen en elementen zijn: een bestanddeel moet bewezen worden, en
een element hoeft niet bewezen te worden. Wederrechtelijkheid en schuld zijn elementen en die
worden in beginsel aangenomen aanwezig te zijn. Als er sprake is van een strafuitsluitingsgronden,
dan kunnen schuld en wederrechtelijkheid niet aanwezig zijn. Als wederrechtelijk of schuld wel in
een delictsomschrijving is benoemd, dan is het een bestanddeel, en moet dat bestanddeel dus
worden bewezen. Schuld in een bestanddeel kan ook worden omschreven als: ‘een verwijtbare
aanmerkelijke onvoorzichtigheid’.
Rechtvaardigingsgronden: (strafuitsluitingsgrond) – neemt de wederrechtelijkheid weg
- Overmacht noodtoestand art. 40 Sr
- Noodweer art. 41 lid 1 Sr
- Wettelijke voorschrijft art. 42 Sr
- Ambtelijk bevel art. 43 lid 1 Sr
Schulduitsluitingsgronden: (strafuitsluitingsgrond) – neemt de schuld weg
- Ontoerekenbaarheid art. 39 sr
- Psychische overmacht art. 40 Sr
- Noodweerexces art. 41 lid 2 Sr
- Ambtelijk bevel art. 43
Formele vragen:
1. Is de dagvaarding geldig?
- Nee? Einduitspraak: nietigheid dagvaarding art. 349 lid 1
- Ja? Door naar vraag 2
2. Is de rechter bevoegd?
- Nee? Einduitspraak: onbevoegdheid rechter art 349 lid 1
- Ja? Door naar vraag 3
3. Is de OvJ ontvankelijk?
- Nee? Einduitspraak: niet-ontvankelijkheid OvJ art. 349 lid 1
- Ja? Door naar vraag 4
4. Zijn er redenen voor schorsing?
- Ja? Einduitspraak: schorsing van de vervolging art. 349 lid 1
- Nee? Door naar hoofdvraag 1
Materiele vragen:
1. Kan het tenlastegelegde feit worden bewezen? De bestanddelen
- Nee? Einduitspraak: vrijspraak art. 352 lid 1
- Ja? Door naar hoofdvraag 2 - kwalificatie
2. Kan het bewezenverklaarde worden gekwalificeerd als strafbaar feit?
- Nee? Einduitspraak: ontslag van alle rechtsvervolging art. 352 lid 2
- Ja? Door naar hoofdvraag 3
, 3. Is de verdachte strafbaar? - elementen
- Nee? Einduitspraak: ontslag van alle rechtsvervolging art. 352 lid 2
- Ja? Door naar hoofdvraag 4 -
4. Moet een straf of maatregel worden opgelegd, en zo ja: welke? - veroordeling
- Nee? Rechterlijk pardon art. 9a Sr (hij is wel strafbaar maar krijgt geen strafoplegging)
- Ja? Veroordeling tot straf of maatregel art 351 Sv
Dreigbrief arrest: gaat om wederrechtelijk ‘in strijd met het recht’. Als verdachte iemand bedreigt
om geld (terug) te krijgen waarvan je denkt dat je er recht op hebt, kan er toch sprake zijn van ‘het
oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening’ (in de zin van art. 317 Sr) indien hij moet hebben beseft
dat de manier waarop hij dit deed in strijd was met het recht.
HR: dat hij daarmee de grenzen van het maatschappelijke betamelijke verre overschreed.
Onbehoorlijk gedrag arrest: gaat om dat het lex certa beginsel met een korreltje zout moet worden
genomen. De wetgever zal vaak (noodgedwongen) gebruik moeten maken van ‘vage termen’ die
door de rechtspraak moeten worden uitgelegd.
Week 1 les 2: Opzet
Er zijn subjectieve en objectieve bestanddelen. Subjectief: zien op de gesteldheid van de dader met
andere woorden de opzet of schuld. En objectief zijn de overige bestanddelen van een
delictsomschrijving waarvan niet hoeft te worden bewezen dat de verdachte er opzet op had. Het
gaat dan voornamelijk om bijvoorbeeld: ‘enig goed’ of ‘wederrechtelijk’ of ‘dood’ of ‘geheel of ten
dele’. De definitie van opzet is: ‘willens en wetens handelen’.
Opzet is op verschillende manieren kenbaar in het strafrecht.
Er zijn feitelijke opzetvormen: zoals het in werkelijkheid gebeurt of omschreven in een casus
- Handelen met bedoeling
- Handelen met noodzakelijkheidsbewustzijn
- Handelen met voorwaardelijk opzet hier ligt de nadruk op voor dit blok
Je hebt ook wettelijke opzetvormen: zoals te herkennen in de wettenbundels
- Met het oogmerk
- Wist of wetende dat
- Opzettelijk
- Ingeblikt opzet
Voorwaardelijk opzet is het bewust aanvaarden van de aanmerkelijke kans dat een bepaald gevolg
zal intreden. Onder aanmerkelijke kans valt: wat is uit ervaring bekend? Evt. onderzoek? Onder
bewust aanvaarden valt: willens en wetens, was een normaal mens zich bewust geweest? Was de
verdachte een normaal mens? (Zo ja, dan bewust). En je hebt aanvaarden waar onder valt: toch
doorgaan met het gedrag, waardoor het gevolg zal intreden, dus je aanvaard de aanmerkelijke kans
dat ...
Subjectieve bestanddelen is ‘wat speelde zich in het hoofd van de verdachte (niet) af?’ opzet omvat
weten en willen. Weten kan in de zin van ‘zeker weten’ tot ‘bewustheid van een aanmerkelijke kans’.
Willen kan in de zin van het ‘hebben van een dierbare wens’ tot het ‘aanvaarden’ van mogelijke
gevolgen, het ‘op de koop toenemen’ van deze gevolgen of zelfs volsagen ‘onverschilligheid ten
aanzien van de gevolgen’. Je kan dus ook iets willen wanneer je iets op z’n minst aanvaard, maar dan
niet heel graag wilt.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller noaterhorst. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.97. You're not tied to anything after your purchase.