Inleiding praktische filosofie voor Pedagogen Deel A (6471PRFIA)
Summary
Uitgebreide Samenvatting Colleges Inleiding Praktische Filosofie A 2023!!
2 views 0 purchase
Course
Inleiding praktische filosofie voor Pedagogen Deel A (6471PRFIA)
Institution
Universiteit Leiden (UL)
In dit document staat alle informatie die je nodig hebt om het tentamen van Filosofie A van pedagogische wetenschappen te halen. De samenvatting geeft daarnaast een goed overzicht van de verschillende denkers en hun uitgangspunten.
Inleiding praktische filosofie voor Pedagogen Deel A (6471PRFIA)
All documents for this subject (21)
Seller
Follow
isabelneerings
Content preview
COLLEGES FILOSOFIE A
College 1 – introductie
Er is altijd gefilosofeerd over opvoeding
- Oudheid: socrates, plato, aristoteles, augustines van Hippo
- Middeleeuwen: Thomas van Aquino
- Humanisme: Erasmus, melanchton
- Verlichting: Locke, rousseau, kant
- Hedendaags: Dewey
Discourstheorieën
Gaan ervanuit dat taal en verhalen voor een groot deel de manier bepalen waarop wij ons op de
werkelijkheid oriënteren. Door de taal die wij spreken, de verhalen die verteld worden en de beelden
die daarbij worden opgeroepen, geeft men de situaties en gedrag een bepaalde betekenis en waarde en
neemt men deel aan een gemeenschap en de mores die daar heersen.
- Discours: een samenhangende manier van denken die in een cultuur is verankerd; het reguleert
gedrag zonder dat men het doorheeft.
Plato en Socrates – de socratische methode
- Heel veel vragen stellen.
- Hij liet zijn leerlingen daardoor zelf voortdurend nadenken.
Tot de middeleeuwen/voor de verlichting verklaarden men alleen vanuit gevoel, geloof of instinct. De
wetenschap werd niet gemist en religie was heel belangrijk. Copernicus kwam; de mens is niet langer
het middelpunt van het universum (de aarde draait om de zon en niet andersom). Men begon hierdoor
te twijfelen aan of alles wat in de bijbel stond wel klopte. Galilei, Kepler en Newton volgden.
Copernicaanse wending: Copernicus vindt uit dat het niet klopt wat we tot de middeleeuwen
geloofde; ging tegen de kerk in.
Bleek dat de mens niet het middelpunt van het universum was.
Wetenschap en de verklaringen ervan groeiden
De wetenschappen maakten zich los van het christelijke geloof. Deze ontwikkelingen leidden in de 18 e
eeuw tot een optimistisch geloof in menselijke rede: verlichting.
Gevolg: mens ontdekt zichzelf als autonoom subject, fundament van werkelijkheid en weten.
Verlichting: optimistisch geloof in menselijke rede.
- Denkers van deze tijd geloofden dat kennis en wetenschap de mens in staat stelden een betere
wereld te creëren, waarin hij vrij zou zijn.
- Er ontstond wantrouwen tegenover religie.
- ‘Durf te denken’.
- Autonome mens: modern subject. Modern verwijst hier naar de moderniteit die in de 17 e eeuw
begint. De belangrijkste vernieuwing is dat de mens zichzelf leert begrijpen als individu en als
fundament en oorsprong van zijn verhouding tot de werkelijkheid.
Voor de verlichting waren er wel opvoedingshandleidingen, voornamelijk door
- Dichters: romantische ideeën.
- Dokters: praktische informatie, maar voornamelijk uit de duim gezogen.
- Verloskundigen: praktisch.
De eerste complete opvoedings-theorieën kwamen tijdens de verlichting, van filosofen.
De eerste pedagogen waren filosofen
- John Locke: tabula rasa; ongeschreven blad.
- Rousseau: je kunt je kind het best opvoeden weg van alle slechte invloeden (vooral niet in de
vieze stad maar op het platteland) nooit in aanraking komen met het kwaad, waardoor je
, kan opgroeien tot een goed mens. Vooral niet in aanraking komen met slechte kanten van het
leven.
Wetenschappelijk wereldbeeld
Door de natuurwetenschappelijke ontdekkingen en de verlichting ontstaat uiteindelijk een samenleving
die als een ‘magamachine’ functioneert: sociaal systeem dat tot in de finesses is georganiseerd en
feilloos werkt, een perfect technisch apparaat waarin mensen als goed geoliede onderdelen
meedraaien.
Kritiek mechanistisch wereldbeeld:
- Geen ruimte meer voor gevoelens. De mens en omgeving worden beheerst en gerationaliseerd.
- De mens is niet meer autonoom.
Opvoeden met als doel dat je kind kan meedraaien in de samenleving.
Is de mens autonoom?
Als wij allemaal worden klaargestoomd voor een samenleving waarin we moeten passen, wie bepaald
dat dan? Zijn er bepaalde machtige mensen die dat bepalen? Hebben wij dat dan door? Is dat erg? Hoe
autonoom zijn we dan eigenlijk in de samenleving en de manier waarop we opvoeden of opgevoed
worden?
Maken wij onze eigen keuzes nog wel?
Kritiek van filosofen:
- Freud: we worden door onbewuste drijfveren beïnvloed. We zijn niet autonoom, we zijn op
zo veel manieren al gevormd door wat er gebeurd in de jeugd, dat we geen eigen keuzes meer
kunnen maken.
- Nietzsche: menselijke autonomie is hoogmoed. We zijn niet autonoom, dat denken we alleen
maar. Als we autonoom zijn dan denken we dat we beter zijn dan we denken.
- Marx: we worden door maatschappelijke verhoudingen bepaald. Door de maatschappij
zeggen we dat we autonoom handelen maar dat is niet waar.
Moderne kritiek:
- Foucault: de mens is verdwenen; het idee van het moderne subject domineert nog steeds het
denken over de mens en ligt ten grondslag aan de centrale waarden van het sociaal werk.
- Latour, Nussbaum, Sandel.
Zeggen alle 4 ook dat we niet zo autonoom zijn als we zouden willen of moeten zijn.
De verlichting voelde heel erg als vrije wil in tegenstelling tot gods wil. Maar, is er wel sprake van
vrije wil en wat is dat eigenlijk?
In hoeverre zijn we onderdeel geworden van een machine?
En in hoeverre gaat dat ten koste van onze autonomie? Beschikken wij over technische middelen of
beschikken zij over ons? Je kan minder zelf bepalen als je afhankelijk bent. Dit beperkt je
autonomie.
Normativiteit
Waarom moeten sociaal werkers nadenken over filosofische vragen waarop nog geen eenduidig
antwoord is?
1. De eenduidigheid ontbreekt;
2. Zowel het beleid van de overheid en instellingen als het handelen van sociaal werkers heeft
directe gevolgen op het dagelijks leven van andere mensen, die hier eigen normen en waarden
op na houden.
Waarden en opvattingen over mens en maatschappij werken door op het niveau van het
overheidsbeleid, de beroepscodes, het beleid van de instelling en de individuele sociaal werkers. Maar
op deze niveaus loopt geen loodrechte lijn. Waarden en normen zijn abstract en kunnen op
verschillende manier concrete invulling krijgen. Naarmate waarden worden toegepast in het dagelijks
leven ontstaat meer en meer onenigheid over hun betekenis. Artikel 1 van de Beroepscode voor de
sociaal werker vindt dat de sociaal werker zich moet richten op de volgende aspecten:
, 1. De sociaal werker stemt zijn handelen af op de unieke persoon waarmee hij het contact
aangaat binnen diens specifieke context.
2. Het ‘tot zijn recht komen’ wil zeggen dat het kind, jongere of volwassene zich kan ontplooien
naar eigen aard, behoefte en opvattingen. Dit gebeurt in wisselwerking met de sociale
omgeving en binnen de sociaal-culturele context.
3. De sociaal-culturele context wijst op de sociale en culturele achtergronden en waarden en
normen van de burger/cliënt.
4. Met wisselwerking wordt de interactie bedoeld tussen burger/cliënt en diens sociale netwerk
met sociale participatie als doel. De sociaal werker heeft hierin een stimulerende en
activerende taak.
Discretionaire ruimte: handelingsruimte van sociaal werkers. Deze vraagt van hen dat zij hun
handelen verantwoorden tegenover de cliënten, de organisatie en collega’s of tegen hunzelf. Foucault
erkent dat hoewel de daden betrekking hebben op voorschriften, codes, waarden en normen en op de
werkelijkheid waarop we handelen, deze in veel gevallen niet eenduidig zijn en men zich dus moet
verhouden ten opzichte van de codes en waarden.
- Foucault: de opgave van de filosofie is niet te rechtvaardigen wat we al weten, maar te pogen
om te weten te komen of het mogelijk is anders te denken.
Pedagogische interventies zijn (gedeeltelijk) normatief
- Opvatting niet persé wetenschappelijk.
- Bevatten ethisch, moreel of politiek oordeel over wat normaal is en wat niet, wat
maatschappelijk gewenst is en wat mens(on)waardig is.
- Afhankelijk van wetten en beleid.
- Eigen visie: persoonlijke opvattingen over vrijheid en rechtvaardigheid.
Matters of fact & matters of concern – Loutar
- Matters of fact: wat als een feitelijke stand van zaken wordt gezien en waarover geen discussie
mogelijk is.
- Matters of concern: kwesties of feiten die vragen oproepen, die onrust veroorzaken en
waarover men zich zorgen maakt.
Een matter of fact blijkt soms een matter of concern.
College 2 – bestaansethiek & oordelen
Deel 1: bestaansethiek
Bestaansethiek: probeert een antwoord te geven op de vraag hoe we ons leven zouden moeten leiden.
Volgens boek We leven in een tijd van overvloed en onbehagen: op dit moment hebben we in de
samenleving ongekende welvaart. Er bestaat een verschil tussen subjectieve en objectieve veiligheid.
Objectieve veiligheid is toegenomen, terwijl de subjectieve veiligheid is afgenomen; mensen denken
dat de kinderen van nu meer gevaar lopen, terwijl ze in wezen veiliger zijn dan dat die ouders zelf zijn
opgegroeid. Het vermijden van risico’s is belangrijker geworden. Dit heeft ook te maken met de rol
van de media die constant benadrukt wat er allemaal wel niet fout gaat in de wereld. Ook wordt je via
sociale media constant vergeleken met mensen die het allemaal goed lijken te hebben. Daar worden
mensen niet gelukkiger van. De wereld is een stuk lastiger dan 50 jaar geleden en het is voor veel
mensen moeilijk om daarin mee te komen. In een periode waarin we het nog nooit zo goed hebben
gehad als nu, bestaat er alsnog veel wantrouwen naar de overheid en naar de wetenschap.
Vrijheid en veiligheid
Een belangrijke factor die te maken heeft met het wantrouwen, is dat het vrije markt denken in de
afgelopen decennia heel belangrijk is geworden: de mens is een autonome consument. Je moet
keuzevrijheid hebben, en op die manier kun je je eigen leven inrichten. Het mensbeeld is veranderd.
Ons idee van vrijheid is niet meer vrij zijn van een onderdrukker, maar vrijheid is keuzevrijheid
geworden.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller isabelneerings. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.37. You're not tied to anything after your purchase.