- Modulaire organisatie: 1-op-1 relatie tussen hersengebied en functie.
- Connectionistisch: meerdere hersengebieden zijn betrokken bij het uitvoeren van
complexe functies.
- Morfologie: de structuur van de hersenen.
- Connectiviteit: de verbindingen tussen de hersengebieden.
- Aangeboren specialisatie: de functie van elk hersengebied ligt genetisch vast (zoals
de taalfunctie waar de linkerhersenhelft verantwoordelijk voor is).
- Lateralisatie: fase waarbij de linker/rechter hemisfeer zijn specialisatie krijgt.
- Equipotentie: hersengebieden kunnen verschillende functies aannemen, plasticiteit.
- Interactieve specialisatie: hoe hersengebieden zich specialiseren gaat in samenspel
met de omgeving.
- Witte stof: hierin liggen de axonen en myeline (FUNCTIE: VERBINDING)
- Grijze stof: hierin liggen de cellichamen (FUNCTIE: VERWERKING)
- Gliacellen: verzorgen neuronen door aanmaak van witte stof, voeding en herstel bij
schade.
- Lineaire ontwikkeling: constante toename, vb. witte stof.
- Rise and fall patroon: overproductie gevolgd door eliminatie (pruning), vb. grijze stof
en neurotransmitteractiviteit.
- Use it or lose it principe (competitieve eliminatie): de synaptische verbindingen die
niet gebruikt worden verdwijnen. De netwerken die wel vaak gebruikt worden
specialiseren zich en beginnen efficiënter te werken.
- Teratogenen: negatieve factoren zoals alcohol, drugs, roken etc. die een negatieve
invloed hebben op de ontwikkeling van het CZS.
- Zygotische fase: eerste 2 weken, in deze periode is blootstelling aan teratogenen
voor het kind nog niet schadelijk.
- Embryotische fase: week 3 tot 8, in deze periode is het kind het meest kwetsbaar
voor zowel interne als externe factoren aangezien in deze fase zich de belangrijkste
structuren ontwikkelen zoals het CZS en het hart. Wanneer er in deze fase iets fout
gaat kunnen er grote structurele abnormaliteiten ontstaan.
- Foetale fase: week 8 tot 38, in deze fase worden de gevormde structuren verder
gespecialiseerd. Wanneer er in deze fase iets fout gaat kunnen er fysiologische
defecten en kleine structurele abnormaliteiten ontstaan.
- Cytokinen: stoffen die vrijkomen als reactie op een infectie, een grote hoeveelheid
cytokinen kan toxisch worden en is schadelijk voor het kind.
- Neurulatie: vorming van de neurale buis (week 3-4).
- Neurogenese: het ontstaan van nieuwe neuronen (week 5-18)
- Geprogrammeerde celdoding (apoptose): neuronen die niet gebruikt worden,
beschadigd zijn of geen functie hebben plegen zelfmoord en worden opgeruimd.
- Migratie: neuronen verplaatsen zich naar de juiste plek in het brein.
- Myelinisatie: vorming van de witte stof, myeline, die om de axonen zit.
- Synaptogenese: vorming van nieuwe synapsen.
- Synaptische snoei/pruning: het ongedaan maken van overtollige synaptische
verbindingen. De verbindingen die vervolgens overblijven worden versterkt.
- Ectoderm: dit is het buitenste kiemblad van het embryo, hieruit ontwikkelen zich het
CZS en het huidoppervlak.
, - Mesoderm: het middelste kiemblad van het embryo, hieruit ontwikkelen zich het
skelet en de spiergroepen.
- Endoderm: het binnenste kiemblad van het embryo, hieruit ontwikkelen zich de
interne organen; het spijsverteringsstelsel en het ademhalingssysteem.
- Prosencephalon: voorhersenen, deze ontwikkelt zich als laatste en bevat structuren
als de neocortex, het limbisch systeem en de basale ganglia.
- Mesencephalon: middenhersenen, bevat structuren als het tectum en tegmentum.
- Rhombencephalon: achterhersenen, bevat structuren als de pons, het cerebellum en
de medulla.
- Meingocefalie: open ruggetje, de neurale buis sluit zich niet volledig bij het
ruggenmerg.
- Anencefalie: de neurale buis sluit zich niet volledig bij de cortex, de embryo is dan
niet levensvatbaar.
- Holoprosencefalie: de linker- en rechterhersenhelft zijn niet goed gevormd (geen
scheiding).
- Foliumzuur: is een vorm van vitamine B11 die een zwangere vrouw kan slikken om
defecten aan de neurale buis te voorkomen.
- Microcefalie: aanmaak te weinig neuronen, gevolgen: dwerggroei en lager IQ.
- Hemi-megalencefalie: aanmaak teveel aan neuronen, gevolgen: intellectuele
beperkingen en epilepsie.
- Hydra-encefalie/porencefalie: malformatie van de hersenen gekarakteriseerd door
met vocht gevulde cysten of holtes.
- Passieve migratie: oude neuronen worden omhoog geduwd door nieuwe neuronen.
- Actieve migratie: nieuwe neuronen migreren actief naar buiten.
- Pachygyrie: te weinig gyri, waardoor klein oppervlak cortex.
- Polymicrogyrie: een teveel aan kleine gyrie.
- Agnese van corpus callosum: geen verbinding tussen de twee hersenhelften, gevolg:
verminderde cognitieve vaardigheden vanwege het gebrek aan informatieoverdracht
tussen de twee hemisferen.
- Oligodendrocyten: zorgen voor myeline in CZS.
- Astrocyten: spelen een belangrijke rol in de bloed-brein barrière, migratie, voeding en
herstel na schade.
- Migroglia: ruimen doden cellen op en spelen een rol bij het immuunsysteem.
Hoorcollege 2
- Seriële ontwikkeling (Piaget): eerst moet de ontwikkeling van het ene hersengebied
zijn afgerond, voordat een ander hersengebied zich kan ontwikkelen.
- Parallelle ontwikkeling: hersengebieden kunnen zich tegelijkertijd ontwikkelen.
- Waakzaamheid: alert/op je hoede zijn, ontwikkelt zich vanaf 1 jaar oud. Dit
aandachtscomponent bevindt zich in de hersenstam en thalamus.
- Selectieve aandacht: het negeren van afleidende stimuli, ontwikkelt zich vanaf 1 jaar
oud. Dit aandachtscomponent bevindt zich parietaal en striataal.
- Aandachtscontrole: een meer bewuste vorm van aandacht waarbij iemand zijn
aandacht kan verdelen, ontwikkelt zich vanaf 3-4 jaar. Dit aandachtscomponent
bevindt zich in de prefrontale en anterieure cingulate cortex.
- Executieve aandacht: voor een langere tijd aandacht kunnen vasthouden. Dit
aandachtscomponent bevindt zich in de prefrontale en anterieure cingulate cortex.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller fayhoffman. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.35. You're not tied to anything after your purchase.