Deze complete samenvatting economie voor vwo (6) is ideaal voor leerlingen die zich willen voorbereiden op hun examen / schoolexamen of hun kennis over economie willen verbeteren.
De samenvatting is gebaseerd op de boeken van pincode en gaat over de gehele examenstof van het vwo eindexamen (2023...
Economie vwo
Inhoud
Concept markt ......................................................................................................................................... 2
Concept ruilen over tijd ........................................................................................................................... 8
Concept samenwerken en onderhandelen ............................................................................................ 12
Concept risico en informatie.................................................................................................................. 14
Concept welvaart en groei ..................................................................................................................... 16
Concept goede tijden, slechte tijden ..................................................................................................... 24
, Concept markt
Markt(goederen)
Abstracte markt – abstracte geheel markt, ongeveel alles
Bijv. tv’s en vliegreizen
Concrete markt – bepaalde plaats waar vragers en aanbieders zijn en samenkomen
Bijv. een rommelmarkt
Betalingsbereidheid – maximale bedrag voor een product (verschilt per koper)
Afzet – het aantal verkochte producten
Omzet – geldopbrengst van verkopen
Directe ruil – goederen tegen goederen
Indirecte ruil – geld als smeermiddel
Individuele goederen – via markt te verhandelen goederen
Collectieve goederen – niet via markt te verhandelen
Goed dat voor velen is bedoeld
Niet rivaliserend gebruik – gebruik door de een gaat niet ten koste van een ander
Niet splitsbaar – iedereen maakt gebruik van het gehele product. Geen uitsluiting
mogelijk
Bijv. defensie, straatverlichting en bestuur
Consumptiegoederen
Vrije goederen – zijn er vanzelf voor iederen
Bijv. lucht, zon en zee
Economische goederen – schaarse goederen
1. Materieel goed – tastbaar
2. Primair goed – noodzakelijk
3. Secundair goed – luxe
4. Inferieur goed – minder snel gekocht als koopkracht stijgt
5. Niet inferieur goed – veranderd niet als de koopkracht stijgt
6. Subsitutie goed – kan iets vervangen
7. Complementair goed – aanvullend goed, in combinatie met
Extern effect – een gevolg voor de omgeving die er niet direct bij betrokken is
Bijv. iemand sport veel – gezondheid wordt beter – minder risico op ongevallen en ziekte –
zorgpremie voor iedereen omlaag want het risico daalt (dit is een positief extern effect)
Vraagfactoren
- Inkomen van consumenten – als mensen een hoger inkomen hebben en dus meer te
besteden hebben zullen de vraag en betalingsbereidheid toenemen
- De prijs van andere goederen
- De voorkeuren van consument
- Het aantal consumenten
Individuele vraagfunctie
Vraagfunctie van één koper
Negatieve formule – ALTIJD DALEND
Men wil minder kopen als er per stuk meer voor moet worden betaald
Collectieve vraagfunctie
Vraagfunctie van alle kopers
, Bijv. koper a + koper b (q optellen van koper a en b en dan heb je nieuwe vraaglijn)
Verschuiving vraaglijnen
Langs of over – de prijs veranderd
Verschuiving naar links of rechts – voorkeur van product gestegen – door reclame, koopkracht /
inkomen gestegen, consumenten verandering en prijsverandering van gerelateerde goederen
(subsitutiegoederen)
LET OP, LEG UIT DAT BIJ ELKE PRIJS DE VRAAG ZAL VERANDEREN
Factoren gevolg verandering
1. Meer behoeften
2. Groei consumenten
3. Verandering inkomen
4. Prijs van andere goederen
Individuele aanbodfunctie
1 aanbieders aanbodlijn – ALTIJD STIJGEND
Snijpunt Qv = Qa – evenwichtprijs
Prijs die eruit komt invullen in Qv en/of Qa formule en je hebt je evenwichtshoeveelheid –
marktevenwicht
Collectieve aanbodfunctie
Alle aanbieders met hetzelfde product
Factoren gevolgen verschuiving
1. Kostenontwikkeling – hogere kosten is verschuiving naar boven of links
2. Aantal aanbieders, meer aanbieders – naar rechts
3. Technische ontwikkeling – naar rechts
4. Overheidsubsidies – naar rechts of links
Kosten (formules)
TCK = GCK x q – totale constante kosten – deze veranderen niet hoeveel je ook produceert
GCK = TCK / q – gemiddelde constante kosten
TVK = GVK x q – totale variabele kosten – hangt af van de productie hoeveelheid
GVK = TVK / q – gemiddelde variabele kosten
MK = afgeleide TVK of verandering TVK / verandering q of afgeleide TK of verandering TK / verandering
q = marginale kosten
TK = TVK + TCK – totale kosten
GTK = TK / q of GCK + GVK of (TVK + TCK) / q – gemiddelde totale kosten
Opbrengsten (formules)
TO = p x q – totale opbrengst – omzet
GO = TO / q – gemiddelde opbrengst – gemiddelde omzet
MO = verandering TO / verandering q of afgeleide TO – marginale omzet – marginale opbrengst
TW = TO – TK – totale winst
GW = TW / q – gemiddelde winst
MW = verandering TW / verandering q of afgeleide TW – marginale winst
,Gewenste productieomvang
Maximale winst – MO = MK
Tekenen – snijpunt MO = MK, naar links, nooit onder GTK – ontstaat vierkant die je arceert
MO > MK – productie vergroten om totale winst te laten stijgen
MO < MK – productie verkleinen om totale winst te laten stijgen
Maximale omzet – MO = 0
Break even = TW = 0
TO = TK
GW = 0
GO = GTL
Break even – winst en verlies is 0, boven dit punt ga je winst maken
Soorten variabele kosten
Proportioneel variabele kosten – lineare stijgende lijn
Progressieve variabele kosten – kosten stijgen als de productie stijgt met een kromming erin
Deggressief variabele kosten – kosten dalen als productie stijgt met een kromming erin
Marktvormen
Volkomen concurentie
- Veel aanbieders en vragers
- Homogene goederen – goederen worden door kopers als gelijk gezien
- Doorzichtig – men weet wat er op de markt gebeurd
- Makkelijke toetreding
- Weinig marktmacht
- Hoeveelheid aanpasser
Door toetreding daalt de marktprijs en verdwijnt de winst
Consumentensoevereiniteit – klant bepaald, de klant is koning
Bijv. als een product uit de mode gaat wordt het minder gekocht
Monopolie
- Prijszetter
- Een aanbieder en veel vragers
- Homogeen product
- Doorzichtig
- Toetreding zeer moeilijk want er is maar 1 aanbieder
- Zeer grote marktmacht
Natuurlijke monopolie – natuurlijke omstandigheden
Wettelijke monopolie – door de wet bepaald
Economische monopolie – dankzij octrooien of schaalvoordelen
Schaalvoordelen zijn dat bij grote productieomvang de kosten per eenheid dalen – vaak bij hoge
constante kosten
Patent of octrooi – exclusief recht op een artikel en ook bijvoorbeeld de manier van produceren ervan
Gevolgen monopolie:
Voordelen
1. Winstgevendheid over product
2. Schaalvoordelen
3. Markt is overzichtelijk
, Nadelen
1. Machtmisbruik van producent
Bijv. een zo hoog mogelijke prijs omdat hij/zij de enige aanbieder is
2. Gebrek aan concurentie – inefficientie
3. Gebrek aan innovatie – door gebrek aan concurentie
Prijs kan toch niet ongelimiteerd hoog want dan verdwijnen de kopers, dan zoeken ze alternatieven en
ontstaat er een gevaar dat er toch potentiele concurentie komt
Prijsbeleid:
- Streven naar maximale winst
- Weghouden van concurentie
- Prijsdiscriminatie – zelfde product maar voor een andere prijs
Bijv. een huisje in het hoog en laag seizoen
Oligopolie
Prijszetter vaak onstaan door fusies en overnames
- Weinig aanbieders en veel vragers
- Homogeen of heterogeen product
- Niet doorzichtig
- Grote marktmacht
- Weinig concurentie
Samenwerkingsvormen van bedrijven
1. Joint venture – risico delen
2. Kartel – afspraken over prijzen (prijskartel), productiehoogte (productiekartel) en het verdelen
van geografische gebieden (rayonkartel) – een kartel is in Nederland verboden!
Motieven om samen te werken zijn schaalvoordelen, het afstemmen van beslissingen en innovatie
maar tegenover de kopers is er sprake van machtmisbruik
Duopolie – 2 bedrijven beheersen de markt
Heterogeen oligopolie – weinig aanbieders, ze hebben eigen a en b merken
Homogeen oligopolie – weinig aanbieders, consument weet dat er niet veel verschillen zijn –
heterogener maken door bijvoorbeeld service eraan toe te voegen
Monopolistische concurentie
- Prijszetter
- Veel aanbieders en veel vragers
- Heterogeen
- Ondoorzichtig
- Relatief makkelijke toetreding
- Beperkte marktmacht
- Marketingmix – 4 p’s
Scherpe prijsstelling door concurentie
Franchising / samenwerken – groot bedrijf verhuurt de succesformule om verder te verspreiden
Prijzen reageren altijd traag, geld bepaald – geen geld en geen koopkracht is winst verdwijnt (MO en
GO onder MK) naarmate productie stijgt
Prijszetter
Monopolist, oligopolist, monopolistische concurrent
Prijs zelf vaststellen en zo afzet beïnvloeden – marktmacht
Sommige vrijer dan andere – monopolie > monopolistische concurentie
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller marleyxx06. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.98. You're not tied to anything after your purchase.