Klinische psychologie 1: Persoonlijkheidstheorieën en psychopathologie (PB0104)
Summary
Samenvatting Klinische psychologie 1 theorieën en psychopathologie deel 1 PB0104
15 views 0 purchase
Course
Klinische psychologie 1: Persoonlijkheidstheorieën en psychopathologie (PB0104)
Institution
Open Universiteit (OU)
Book
Klinische psychologie
Samenvatting van het deeltentamen 1 voor het vak klinische psychologie 1: theorieën en psychopathologie. De samenvatting is een integratie van al het tentamen materiaal (het boek H1 t/m H10, youlearn, artikelen en interviews)
Masterclass Klinische Psychologie................................................................................................................ 32
Dag 1 Oriëntatie op psychische stoornissen en theoretische perspectieven.....................................................32
Dag 2 Diagnostiek en classificatie van stoornissen............................................................................................33
Dag 3 Kritische kijk op de classificatie van psychische stoornissen...................................................................34
Dag 4 Vak therapie.............................................................................................................................................35
,Thema 1 Theoretische referentiekaders
Hoofdstuk 1 Over klinische psychologie en abnormaal gedrag
1.0. Het terrein van de klinische psychologie
Klinische psychologie houdt zich bezig met psychische stoornissen, gedrag (of gedachte en
belevingen) dat afwijkt van een bepaalde norm dat lastig kan zijn voor de persoon of diens
omgeving (relaties met anderen).
2.0. Aspecten van abnormaal gedrag
Seligman heeft zeven factor opgesteld die helpen bij het bepalen of gedrag abnormaal
(pathologisch) beschouwd kan worden.
1. Persoonlijk lijden
2. De (dis)functionaliteit van het gedrag: mate waarin het gedrag het dagelijks
functioneren en welbevinden belemmerd. Kijkt vooral naar beroepsmatig
functioneren en relaties onderhouden.
3. Irrationeel en onbegrijpelijk gedrag: er is geen logica of zin te ontdekken in het
gedrag
4. Onvoorspelbaarheid en controleverlies: onvoorspelbaar gedrag en controleverlies
(ontremd gedrag) kunnen bedreigend ervaren worden door anderen.
5. Opvallend en onconventioneel gedrag: gedrag dat opvalt en afwijkt van hoe de
meeste mensen (eigen referentiekader/maatstaaf) zich gedragen
6. Gedrag dat een ongemakkelijk gevoel bij anderen teweegbrengt: het overtreden van
impliciete sociale verwachtingen (restregels) kan een gevoel van ongemak (observer
discomfort) opleveren
7. Het overtreden van morele normen: het morele oordeel, ‘slechte’ gedragingen
Psychische stoornissen worden gedefinieerd door clusters van disfunctionele gedragingen
die samengaan met persoonlijk lijden en vermindering van functioneren in bijvoorbeeld
werk en relaties (DSM). Aantal factoren zijn dus ook opgenomen in de DSM, en er worden
ook uitsluitende omstandigheden benoemd om sociale repressie tegen te gaan
- DSM sluit te verwachten en cultureel geschikte reacties uit (bijv. rouwen na
overlijden).
- DSM sluit afwijkend gedrag voorkomend uit politieke of religieuze overtuigingen uit
(bijv. met god praten)
- DSM sluit gedrag uit dat voortkomt uit persoonlijk conflict tussen individu en
maatschappij (bijv. controversiële kunst)
3.0. Normaal en abnormaal
Er zijn drie modellen die een poging doen om de grenzen tussen normaal en abnormaal
gedrag scherp te krijgen.
- Het statisch model (normaalverdeling): stelt dat eigenschappen normaal verdeeld
kunnen worden, abnormaliteit is dan een extreem hoge of lage score op schalen van
eigenschappen die betrouwbaar en valide gemeten worden.
o Helpend bij beoordelen van eigenschappen die ongeveer normaal verdeeld
zijn in de samenleving. Maar het model specificeert niet hoe ongewoon
gedrag moet zijn om het abnormaal te kunnen noemen. Sommigen vormen
van psychopathologie zijn zeer uitzonderlijk, een eigenschap is dan niet
normaal verdeeld in de samenleving.
, o Model is gebaseerd op een dimensionele benadering, tegenwoordig worden
testscores ingedeeld in termen van zeer laag/zeer hoog
o Model kijkt niet naar individueel lijden. Een extreme score (dus abnormaal)
gaat niet altijd gepaard met problemen en lijden
- Medisch/ziekte model: stelt dat er een onderliggend mechanisme is dat een stoornis
veroorzaakt. De oorzaak kan 1) somatogeen zijn (lichamelijk) of 2) psychogeen
(psychologisch).
o Helpend wanneer er een onderliggend mechanismen aantoonbaar is, maar dit
is som niet het geval.
o Therapeut wordt als deskundige gezien en client als ziek. Therapeut spoort
een oorzaak op en client geeft alleen informatie. Therapeut stelt een therapie
plan voor dat voor genezing moet zorgen. Client heeft dus een kleine rol en is
meer afhankelijk.
o Kritiek op semantische begrippen. ‘Ziekte’ en ‘therapie’ kunnen
stigmatiserend zijn en mogelijk zorgen voor self fulfilling prophecy (labeling
theorie)
- Leer/onderwijs model: stelt dat een stoornis wordt veroorzaakt door verkeerd
gelopen leerprocessen. De grens tussen ziekte en gezondheid is te bepalen door
verantwoordelijkheid en aanspreekbaarheid, zo lang iemand dit nog kan is hij niet
ziek (demarcatie- of afgrenzingscriterium)
o Helpend bij stoornissen waar geen organische oorzaak is
o Spreken in termen van een persoonlijk probleem en niet een diagnose maar
een leerdoel. Diagnostiek wordt gebruikt voor het vaststellen van
(vaardigheid)tekorten en doelen. Behandeling is een onderwijsprogramma
waar de therapeut een leraar is die kennis en vaardigheden aanreikt en de
client een leerling die doelen wil behalen.
o Model doet recht aan de praktijk waar mensen zelf verantwoordelijk zijn en
zelf een actieve inbreng moeten leveren
Hoofdstuk 2 Neurobiologische benadering van psychopathologie
1.0. Een historische schets
Ontstaan vanuit reductionisme, dit betekend in de wetenschap het op zoek gaan naar
onderliggende mechanisme om gedrag te verklaren. De neurobiologische benadering kijkt
naar een verklaring vanuit biologische processen. Het is ontstaan met frontale lobotomie
(verwijdering frontaalkwab), ontdekking antipsychotica, Broca’s afasie (taalstoornis na NAH)
toonde de relatie tussen hersenen en gedrag, ontdekking tussen relatie infectie en
dementie.
Huidige visie: tegenwoordig ligt de nadruk van biologisch onderzoek op biologische en
psychologische processen en hoe deze met elkaar interacteren. Deze samenhang speelt ook
een onderliggende rol bij externaliserende en internaliserende stoornissen die beide een
uiting zijn van onder- of over regulatie van emoties.
- Externaliserende stoornissen: gedragsproblemen en uitingen van agressie, antisociale
gedragingen en impulsief gedrag
o Onder activiteit van het autonome zenuwstelsel (hartslag, schrikreflex,
huidgeleiding)
, - Internaliserende stoornissen: emotionele instabiliteit en verstoord affect zoals angst-
en stemmingsklachten, teruggetrokken en geremd gedrag
o Over activiteit van het autonome zenuwstelsel
2.0. Psychopathologie: een genetisch perspectief
Er kan op drie verschillende manieren onderzoek uitgevoerd worden naar genetische invloed
van psychopathologie
- (1) Familiestudies: visie dat een vatbaarheid doorgegeven wordt, bepaalde
stoornissen zouden in bepaalde families dan meer voorkomen
o Probleem dat ook omgevingsfactoren gedeeld worden
- (2) Tweelingsstudies: de mate waarin een eigenschap bij twee familieleden voorkomt
heet concordantie (coëfficiënt 0-1). Als een identieke tweeling (een-eiig) een hogere
concordantie vertoond dan een niet identieke tweeling (twee-eiig), dan is het bewijs
voor een bijdrage vanuit genetische factor
o Probleem is dat als er een hogere concordantie is dit mogelijk ook komt
doordat ze in eenzelfde omgeving opgroeit. Als de concordantie hoog is bij
beide tweelingen dan pleit het voor omgeving, en als die alleen bij een
identieke tweeling hoog is dan pleit het voor genetische invloed
- (3) Adoptiestudies: adoptiekinderen delen geen genen maar enkel
omgevingsfactoren met hun (niet biologische) ouders. Als een stoornis binnen de
biologische familie (geen zelfde omgeving) voorkomt en ook bij het adoptiekind, dan
pleit het voor een genetische factor.
De totale genetische bagage (DNA) van een individu heet het genotype (uniek), de
observeerbare fysieke en gedragsmatige kenmerken (fenotype) zijn het resultaat tussen
genotype en omgeving (DNA & omgeving).
- Genotype-omgeving-correlatie: wanneer het genotype van invloed is op de ervaring
die een persoon met zijn omgeving heeft. Bijv. een kind dat vanuit genen meer
agressief is en hierdoor meer sociale afwijzing heeft waardoor die sneller zich
aansluit bij een antisociale groep
- Genotype-omgeving-interactie: verschillende genotype zorgen voor een verschillende
mate van gevoeligheid voor de omgeving. Bijv. een man die genetisch vatbaar is voor
een depressie en meer kans heeft om als een reactie op stress depressief te worden.
Psychopathologie: psychopathologie is het gevolg van een interactie tussen predispositie
(genetische gevoeligheid) en een stress-verhogende omgeving. De visie is dat er een
kwetsbaarheid wordt doorgegeven vanuit meerdere genen die tot uiting kan komen in
interactie met de omgeving.
- Diathese stressmodel: stelt dat vatbare personen meer kans hebben op negatieve
uitkomsten wanneer ze opgroeien in een negatieve omgeving
- Differential susceptibility theory: stelt dat vatbare personen meer beïnvloed worden
door zowel een positieve als een negatieve omgeving
- Met name de inhibitie- en aandacht functies zijn erfelijk in relatie tot antisociaal,
agressief gedrag en sommigen persoonlijkheidsstoornissen
- Familieleden met een bipolaire stoornis verhoogd de kans op een depressie of
bipolaire stoornis.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller sunlight_muijsson. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.35. You're not tied to anything after your purchase.