Dit is een goede en bondige samenvatting met de belangrijkste informatie op een rijtje per college. De begrippen en tests worden duidelijk uitgelegd en de samenvatting bevat afbeeldingen ter ondersteuning. Dit is de ideale samenvatting als voorbereiding op het tentamen.
- De DC is onderdeel van een grotere cyclus, namelijk de klinische cyclus. De behandelcyclus
(plannen, uitvoeren en beoordelen) en de evaluatiecyclus zijn hier ook een onderdeel van.
Brug tussen de DC en BC is de indicatiestelling.
- Elke stap in de DC levert een conclusie op. Gaat van aanmelding naar advies, tussendoor
soms nog een keer terug of eerdere fase herhalen of half opnieuw beginnen o.i.d. Soms niet
alle stappen tussendoor genomen, verschilt per individu.
- Valkuilen voor een diagnosticus:
1. Anchoring/primary effect (eerst verkregen info bevooroordelen)
2. Excessive data collection (veel meer – vaak overbodige – info verzamelen)
3. Confirmation bias (info opzoeken die eigen veronderstelling ondersteunt)
4. Framing (symptomen interpreteren o.b.v. wijze waarop gepresenteerd)
5. Availability bias (eerst opkomende/meest opvallende = waarheid voor jou)
6. Culturele bias (culturele aspecten verkeerd interpreteren)
7. Beschikbaarheidsheuristiek (baseren op toegankelijke info)
- Besliskunde = systematisch beschrijven van een
beslissingsprobleem en het methodisch vinden van een
correcte oplossing daarvan. Zo kleinere kans op bias →
gedachteproces getoetst o.b.v. wetenschappelijke
theorie. Diagnostische cyclus van De Bruyn gebruiken we.
- Alleen diagnose geven als IA volgt, geen diagnose om
diagnose. Handelingsgerichte diagnostiek is er namelijk op gericht om iemand te helpen.
- DC goed om alles systematisch vast te leggen, maakt info uitwisseling met derden
makkelijker, expliciet werken met theorieën en effect van interventies bekijken voor individu.
- Beoordeling van de kwaliteit van de diagnostiek is gericht op proces en niet op product.
Accountability = kunnen legitimeren d.m.v. reflectie; liability = juridische verantwoording
van diagnostisch handelen (bijv. NVO o.i.d.).
- Classificatie = onderbrengen van de kenmerken bij een binnen het vakgebied bekend
type probleem. Diagnose = theorie van het individuele geval. (Goed onderscheiden!)
- Aanmelding: veel personen bij betrokken (verwijzer, aanmelder, opdrachtgever,
cliënt, cliëntsysteem, betrokkenen). 2 vragen belangrijk:
1. Is er toestemming voor de aanmelding?
2. Wat is het vervolgtraject?
- Klachtenanalyse is het ‘insiders perspective’, gaat om nare ervaringen en
deze uitdiepen. Nagaan welke hulpvraag hieraan tegemoet komt.
Doel is om klachten te verhelderen om concrete hulpvragen te
formuleren. Uitkomst is een ordening: verhelderende diagnose.
1. Hulpvraag is geen vraagstelling. Vb. hulpvraag: ‘Ik wil weer naar school, maar
lukt niet om uit mijn bed te komen.’ Vraagstelling: sprake van depressie?
2. Diagnostisch scenario: altijd met verheldering beginnen, soms alleen 0-scenario,
bepaalde volgorde: indicerend altijd aan het einde. DS = belangrijk voor informeren
cliënt, aanbrengen onderzoekskader (hv &ond.middelen) + volledigheid waarborgen.
- Probleemanalyse = situaties/gedragen die empirisch gezien ongunstig zijn. Verband klachten
en problemen. Uitkomst is onderkennende diagnose.
1. 1. Beschrijving. A: beschrijven en dan B: clusteren in ontwikkelingsdomeinen (bijv.
cognitieve/sociale/emotionele/lichamelijke/pedagogische problemen). Zodra het in
clustering staat, moet je gaan verklaren.
2. 2. Benoemen & 3. Taxatie van de ernst. Vaak a.h.v. methode/middel. (ASEBA lijsten:
CBCL/TRF/YSR; DSM; diagnostische criteria Rutter; CITO.)
, 3. 4. Risico en protectieve factoren
4. ASEBA vragenlijsten: empirische schalen om te vergelijken met normgroep;
je kunt dan iets zeggen t.o.v. leeftijdsgenoten. Gaat hierin om ervaringen.
▪ CBCL: ouders
▪ TRF: leerkrachten
▪ YSR: kind
5. Je hebt ook nog competentieschalen, syndroomschalen of
DSM georiënteerde schalen (deze wel minder valide voor normale
populatie, nml gemaakt voor klinische populatie). Nadeel is dat niet alles past in een
syndroomscore/classificatie.
6. Eindresultaat PA = toetsbare onderkennende hypothesen, samenvatting van
problemen en geeft richting aan mogelijke verklaringen. Let op! Classificatie zegt
niets over de oorzaak en is dus geen verklaring van het probleem/gedrag.
- Verklaringsanalyse = empirisch getoetste uitspraken over condities die de problemen laten
ontstaan/in stand houden. Hieruit worden toetsbare hypothesen opgesteld. Samenhangend
beeld van hypothesen = verklarende diagnose.
- Indicatieanalyse = empirisch/theoretisch onderbouwde aanbevelingen voor interventie; fase
van toetsing van interventievoorstel aan mogelijkheden. Uitkomst: indicerende diagnose.
College 2 Diagnostische cyclus II (helemaal a.h.v. voorbeeldcasus gedaan)
- Onderkenning = beoordelen of gedrag ongunstig is en leidt tot een verstoring in
functioneren. Verklaring = beoordelen welke factoren verklarend zijn voor de
gedragsproblematiek.
- Verklaringsanalyse. Doel = formuleren en
toetsen van wetenschappelijk verklarende
hypothesen. Verklarende hypothesen →
onderzoekshypothesen → onafhankelijk toetsen
met vooraf opgestelde toetsingscriteria →
integratief beeld met verklarende diagnose en
protectieve factoren.
- 10 stappen:
1. Vaak meerdere verklaringen mogelijk,
comorbiditeit. Probeer zo breed mogelijk te kijken,
dat voorkomt tunnelvisie.
2. Verklaringshypothesen opstellen: opsporen van relaties
tussen problemen en wetenschappelijke condities (opnieuw
theoretische kennis). Bijv. kindfactoren, opvoedingsfactoren etc.
Let op verschil veroorzaken en in stand houden! (Sl. 15 vb’en
over kaders.) In verklaringshypothese mag geen label/classificatie zitten. Mag
genoemd worden, maar dan in extra toegevoegde zin (vb. op slide).
3. Hierbij verklaringstheorie schrijven: geeft duidelijke aanknopingspunten voor
begeleiding/behandeling i.t.t. classificatie.
4. Hoe ga je je verklarende hypothesen toetsen? Hypothese = toetsbare deelbewering
over conditie die verondersteld wordt een verklaring te zijn voor het onderkende
probleem. Goede onderzoekshypothesen hebben geen oorzaak/gevolg redenatie,
geen klachtgedrag, duidelijk en toetsbaar en niet gericht op classificatie. (Oefening in
PPT.) SMART methode ook hier goed voor.
5. Checken of de hypothesen logisch zijn o.b.v. een theorie.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller felizstolker99. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.73. You're not tied to anything after your purchase.