Methoden en Technieken van Bestuurlijk Onderzoek (S_MTBO)
All documents for this subject (2)
Seller
Follow
Hebe
Reviews received
Content preview
Methoden & Technieken
Aan de hand van een aantal vragen, dient de eindopdracht voltooid te worden. Je gaat bestaand
onderzoek analyseren en evalueren, waarin het erom gaat dat onderzoek kritisch nagelopen wordt op
de samenhang tussen onderdelen/elementen van het onderzoek:
● Wetenschapsopvatting(en)
● Inductief en/of deductief onderzoek (wat kwantitatief, kwalitatief of beide kan inhouden)
● Logica en selectie van onderzoekseenheid/-eenheden en onderzoekspopulatie
● Onderzoeksbeperkingen en verantwoording daarvoor (e.g. praktische en ethische uitdagingen)
● Maatschappelijke en wetenschappelijke implicaties
De twee artikelen ter evaluatie:
● Van Ostaaijen, J., Peeters, M. en Jennissen, S. (2021). Het succes van lokale nieuwkomers.
Een verkenning naar het ontstaan en de succesfactoren van nieuwe lokale politieke partijen.
Van:
https://tijdschriften.boombestuurskunde.nl/tijdschrift/bw/2021/4/Bw_0165-7194_2021_075_0
04_004#content_Bw_0165-7194_2021_075_004_004.Bw_0165-7194_2021_075_004_004-0
19.
● Otjes, S., de Natris, J., en Allers, M. (2021). De duur van formaties en de lengte van
college-akkoorden: Bestuurlijke en politieke complexiteit in gemeenten. Van:
https://pure.rug.nl/ws/portalfiles/portal/168757759/De_duur_van_formaties_en_de_lengte_va
n_college_akkoorden_definitief.pdf.
Aan de hand van de volgende vragen dien je beide artikelen te evalueren:
1. Welke wetenschapsopvatting(en) is/zijn gehanteerd in het onderzoek? Leg uit o.b.v. een
wetenschappelijk normatief kader waarbij je gebruik maakt van relevante literatuur.
2. In hoeverre hebben we te maken met inductief en/of deductief onderzoek en is dit op
kwalitatieve, kwantitatieve of op beide wijzen uitgevoerd? Leg uit a.h.v. relevante literatuur.
3. Wat is de onderzoekseenheid/-eenheden en naar welke populatie wordt er gegeneraliseerd? Of
welke theoretische generalisatie wordt er gedaan? Leg uit a.h.v. relevante literatuur.
4. Welke onderzoeksbeperkingen zijn er en in hoeverre wordt daarvoor een adequate
verantwoording gegeven? Leg uit a.h.v. relevante literatuur.
5. Welke maatschappelijke en/of wetenschappelijke implicaties heeft het onderzoek? Leg uit
a.h.v. relevante literatuur.
1
,HC1 (Duco) Vrij. 10 februari, 9:00-10:45
Methodologische vakken: MTSWO en BLM. We brengen methodologische vraagstukken in verband
met het bestuurskundige onderscheid van een regelstructuur als een ‘gereïficeerd concept’ (constructie
gaat voor objectieve duiding) tegenover een regelstructuur die handelen stuurt (objectieve duiding
gaat voor constructie). Hier horen andere onderzoeksmethoden bij, namelijk een primair inductieve
versus een primair deductieve. Beide kunnen kwalitatief of kwantitatief zijn.
4 ideeën over de kenbaarheid van de wereld:
● Ontologie: werkelijkheid is te onderzoeken of niet (vaak deductief onderzoek)
● Epistemologie: onderzoeken van echte dingen of ervaringen/interpretaties
● Deductie: waarneming om theorie te testen/we kunnen de wereld kennen
● Inductie: waarneming om theorie te maken/we proberen de wereld open vast te stellen
Steekproef = n
Populatie = N
Bryman heeft de neiging om meer interpretatief en inductief te zijn. Hij heeft dus een voorkeur voor
een benadering. Van Thiel heeft dit wat minder. Probleem inductief: de welbekende bias die ontstaat
door het perspectief van en de interactie met de onderzoeker. De uitkomsten en conclusies worden
teveel gekleurd door de persoonlijke interesses en keuzes van de onderzoeker.
Ontologie 1: de wereld is eenvormig en kenbaar
Epistemologie: meting door onderzoeker
● deductief: testen van een theorie op basis van wat de literatuur zegt
● vaak kwantitatief, maar dat hoeft niet
● (in de bestuurskunde komt kwalitatief-deductief vaak voor, oftewel een vergelijkende
casestudy)
Ontologie 2: de wereld is niet eenduidig en net direct kenbaar
Epistemologie: de onderzoeker moet een interpretatie maken van de constructie van de wereld door
een respondent
● inductief: waarneming om voorzichtig een theorie te vormen op basis van wat de literatuur
nog niet heeft vastgesteld
● vaak kwalitatief, maar dat hoeft niet
● (kwantitatief-inductief veel in communicatiewetenschap)
2 onderzoeksstrategieën:
2
, Kwantitatief: variabelen zijn beter te operationaliseren/onderzoek kan vaker worden
gedaan/uitspraken zijn sterker. Kwalitatief: de selectie van cases is de kunst. Inductief hoeft niet altijd
gelinkt te zijn aan kwalitatief onderzoek, en met weinig cases!
Epistemologische standpunten revisited:
● Positivisme: hypotheses formuleren over universele, causale wetmatigheden en deze
vervolgens toetsen aan de ‘feiten’.
● Kritisch realisme: onderliggende structuren identificeren. In tegenstelling tot ‘feiten’ zijn deze
onderliggende mechanismen en structuren niet of lastig direct te observeren.
“Middle position between positivism and postmodernism by claiming that an entity can exist
independently of our knowledge of it, while also asserting that access to the social world is
always mediated and thus subjective” (p.623-624).
● Interpretivisme: subjectieve betekenis van menselijk handelen begrijpen.
Postmodernisme = ver doorgevoerd interpretivisme: “there can be no sense of an objective
reality out there waiting to be revealed to and uncovered by social scientists.” Er zijn alleen
maar representaties (beschrijvingen, interpretaties) en die zijn allemaal even waar/onwaar.
Probleem met contrast:
● Kwanti. onderzoek heeft niet altijd een hypothesetoetsende benadering. Survey-onderzoek is
bijv. soms exploratief. Alleen experimenteel onderzoek heeft nagenoeg altijd een
hypothese-toetsende benadering.
● Bij het analyseren en interpreteren van kwantitatieve data komt veel werk kijken.
● Kwalitatief onderzoek bevat vaak impliciete kwantificering (onuitgesproken tellen) of quasi
kwantificering (“vaak”, “meestal”, “bijna nooit”). Door kwantificering wordt
“anekdotalisme” bestreden: Fragmenten uit interviews of citaten uit conversaties geven
weinig inzicht in de wijdverbreidheid van wat het bewijsmateriaal aantoont.
Citaten/fragmenten kunnen opvallende gevallen zijn, terwijl de minder opvallende zaken
buiten beschouwing blijven.
● Participerende observatie is naturalistisch? “When the ethnographer is in an overt role, a
certain amount of reactivity is possible - even inevitable” (p.629).
Kritiek van kwalitatief op kwantitatief:
● ecologische validiteit: beperkte connectie tussen onderzoekssituatie en “het dagelijkse leven”.
● meetproces heeft kunstmatig karakter en geeft schijn idee van (spurious sense of) precisie en
nauwkeurigheid.
● Antwoord: het is nodig veel cases tegelijk te onderzoeken en te vergelijken.
3
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Hebe. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.58. You're not tied to anything after your purchase.