Aantekeningen 8.2:
De industriële revolutie leidde tot grote missstanden: de sociale kwestie. De vraag hoe om te gaan
met de armoede en slechte werk- en woonomstandigheden onder een groot deel van de bevolking.
Werkomstandigheden:
Lage lonen
Lange werktijden
Onveilige en ongezonde werkomgeving
Bij protest of staking volgde ontslag
Er waren meer werkzoekende dan banen!
Woon- en leefomstandigheden:
Huisvesting: de (nieuwe) industriesteden konden snelle urbanisatie nauwelijks aan ontstaan
krottenwijken met onhygiënische leefomstandigheden
Voedselvoorzieningen: gebrek aan voedsel dat bovendien vaak van slechte kwaliteit was
gezondheidsproblemen.
Hoge burgerij (o.a. artsen en schrijvers) trok zich het lot van de armen aan sociale kwestie kwam
op de politieke agenda.
Tot eind 19de eeuw was er geen politieke bemoeienis met de sociale kwestie, het liberalisme (83).
Was de belangrijkste politieke stroming.
Arbeiders hadden geen stemrecht en werden dus niet vertegenwoordigd in het parlement
Vakbonden waarin arbeiders zich konden enigen om op te komen voor hun belangen werden
aanvankelijk verboden, omdat ze in strijd waren met de vrije economie.
Hoe konden arbeiders dan opkomen voor hun belangen?
Socialisme:
Politiek- maatschappelijke stroming die opkomt voor het verbeteren van de leefomstandigheden van
de arbeidsklasse en strijd voor gelijke rechten voor arbeiders: emancipatiebewegingen.
Oorzaak van ellende van arbeidersklasse is volgens hen het kapitalisme.
Grote groep arbeiders leefde in armoede
Kleine groep mensen bezat geld, grondstoffen, bedrijven en macht: deze werden steeds rijker.
Gevolg: toenemende ongelijkheid.
Grondleggers van socialisme waren Karl Marx en Friedrich Engels met communistisch manifest
(1848).
Fabrikanten en arbeiders hadden elkaar nodig (inkomen en arbeidskracht) maar hadden
tegengestelde belangen (bijvoorbeeld hoogtetonen/ werktijden)
Situatie van arbeiders verbetert langzaam (o.a. begin met sociale wetgeving)
Afsplitsing binnen socialisme
Sociaal democraten zijn:
Socialisten die vast bleven houden aan de revolutionaire weg: communisten verandering via
parlement i.p.v. revolutie: strijd voor algemeen kiesrecht.
, Aantekeningen geschiedenis toetsweek 4
Aantekeningen 8.3:
Liberalisme vrijheid als uitgangspunt (economisch, politiek)
A. Adam Smith: vrijheid voor individu
Geen overheidsbemoeienis
Vrijemarkt economie: vraag en aanbod.
B. Vrijheid van meningsuiting (tegen religieus fanatisme en censuur)
C. Tegen absolutisme, voor het parlementair stelsel.
Nederlandse liberalen willen de macht van de koning inperken.
Revolutiejaar 1848:
Uit angst voor een revolutie geeft de koning Willem II, de liberaal Thorbecke de opdracht een nieuwe
grondwet te ontwerpen.
Belangrijkste vernieuwingen:
Invoeren censuurrecht
Invoeren ministeriele verantwoordelijkheid.
Invoering klassieke grondrechten (vrijheidsrechten)
Nederland werd een parlementaire democratie. Door het invoeren van het censuskiesrecht werd
het liberalisme de dominante stroming
Nieuwe emancipatiebewegingen:
Feministen en confessionelen:
Vrouwen (feministen) streefden naar:
Kiesrecht
Toegang tot hoger onderwijs
Alleta Jacobs, Willhelmina Drücker twee bekende Nederlandse feministen.
Confessionelen (katholieken, Protestanten) voerden “de schoolstrijd”:
Al sinds 1848 was er vrijheid van godsdienst en van onderwijs, maar alleen het openbare onderwijs
werd door de overheid gefinancierd.
Confessionelen streefden daarom naar Financiële gelijkstelling van het bijzonder onderwijs
Abraham Kuyper:
1878: Oprichter van ARP anti- revolitionaire partij. Eerste politieke partij van Nederland.
Ook de katholieken en socialisten gaan zich verenigen en richten politieke partijen op.
Uiteindelijk raakte de Nederlandse samenleving verdeeld verzuiling.
Vanaf 1887 langzame uitbreiding kiesrecht 1887 langzame uitbreiding kiesrecht in NL, op basis van
“tekenen van geschiktheid”.
Uitbreiding kiesrecht en schoolstrijd werden geregeld in nieuwe grondwet:
Van 1917, zgn. Pacificatie.
Districtenstelsel vervangen door stelsel van evenredige vertegenwoordiging)
Algemeen mannenkiesrecht, passief vrouwen
Financiële gelijkstelling openbaar en bijzonder onderwijs.
Aantekeningen 9.1:
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller 11357. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.28. You're not tied to anything after your purchase.