Zorg voor mensen met een functiebeperking (6472ZORG)
Institution
Universiteit Leiden (UL)
Dit document bevat een uitgebreide samenvatting van de colleges van het vak 'Zorg voor mensen met functiebeperkingen' wat gegeven wordt in het 3e jaar van de studie Pedagogische Wetenschappen (Universiteit Leiden). Ik heb zelf een 7 gehaald voor dit vak.
Zorg voor mensen met een functiebeperking (6472ZORG)
All documents for this subject (15)
1
review
By: vdkooijj • 1 year ago
Seller
Follow
jasmijnvdhoff
Reviews received
Content preview
Samenvatting colleges ‘Zorg voor mensen met een functiebeperking’
College 1: geschiedenis, concepten en modellen
What’s in a name:
In DSM betekent cognitive disability ook wel verstandelijke beperking. Volgens de Oudheid zijn mensen met
een verstandelijke beperking een Monster. Dit komt van het woord ‘monere’ wat waarschuwen betekent. In de
Middeleeuwen was de term idioot een veelgebruikte term voor deze mensen. In de Verlichting met het
sensualisme kwam het idee dat als je niet mee kwam, dat dat een keuze was en dus zwakzinnig (een zwakte
van de verstandszin). Vanaf 19e eeuw kwamen bij de zwakzinnige gradaties namelijk idioot, imbeciel en debiel.
Medisch werd er gesproken over oligofrenie (oligo= weinig, frena=hersenen). In de kunst was het denkbeeld
over verstandelijk beperkten ook terug te zien zoals bij de nar.
Wat is een handicap:
In het plaatje wordt weergegeven wat een handicap is en wat het verschil is met een ziekte, stoornis en
beperking. Anders geformuleerd de stoornis is op het niveau van het menselijk organisme. Een beperking is op
het niveau van menselijke activiteiten, en een handicap is op het niveau
van menselijke participatie. Dus of een beperking een handicap is, is
afhankelijk van de omgeving en hoe die ermee omgaat. Een handicap
wordt pas vastgesteld als de gegeven hulpmiddelen niet genoeg helpen
om te functioneren. B.v. slecht zicht is een beperking, maar als een bril
helpt dan is het geen handicap want door de bril kan je toch nog goed zien
en meedoen in de maatschappij. Je kijkt bij de hulpmiddelen op het niveau
van de beperking en niet op het niveau van de handicap. Een handicap is
de uiting van de beperking in het individueel functioneren van een
persoon binnen de sociale context en heeft een significant nadeel tot gevolg voor het individu
Stoornissen in de ontwikkeling:
In de ontwikkeling kan een verstoring op meerdere manieren voorkomen:
Delayed (vertraagd)= zelfde stappen als normale ontwikkeling, maar in
trager tempo
Divergent (afwijkend, specifiek) = andere bouwstenen
Dissociated (ongelijkmatig; disharmonisch) = verschillende domeinen in
ander tempo
Het verschil bij een vertraagde ontwikkeling en verstandelijke beperking is dat de
vertraagde uiteindelijk wel op het niveau of dichtbij het niveau van de normale
ontwikkeling komt. Dit niveau wordt echter niet bereikt bij een verstandelijke
beperking.
Er kan ook sprake zijn van een progressieve ontwikkelingsstoornis
waarbij er terug wordt gevallen in de ontwikkeling. Hierbij kan het zijn dat de
ontwikkeling normaal verloopt, maar daarna vindt regressie plaats. Of er is
bijvoorbeeld vertraagde ontwikkeling waarna regressie plaatsvindt.
De geschiedenis van verstandelijke beperking:
Rond 1900 is de verstandelijke beperking voor het eerst beschreven. Het begint op Ellis Island in de VS
waarbij massa’s immigranten kwamen om in het beloofde land aan het werk te gaan. Tredgold stelde in
deze tijd: ‘Mental Deficiency’ is een staat van mentaal defect vanaf de geboorte of een vroege leeftijd, als
gevolg van incomplete cerebrale ontwikkeling, als gevolg waarvan de persoon die er aan lijdt niet is staat
is zijn taken als lid van de gemeenschap in de rol waarvoor hij is geboren te voltooien. Later kwam hij met
een vernieuwde definitie: ‘‘Mental Deficiency’ is een staat van een zodanig onvolledige mentale
ontwikkeling in zo’n ernstige mate dat het individu niet in staat is zichzelf op een dusdanige manier aan te
passen aan de normale omgeving dat hij zonder supervisie, controle of hulp van buiten zelfstandig kan
functioneren.
Doll is de eerste die de intelligentietest combineerde met het maatschappelijk functioneren van
,een persoon. Hij kwam met de definitie: : ‘Mental Deficiency’ is een staat van sociale incompetentie van de
rijping, als het gevolg van een ontwikkelingsstop met een organische oorzaak (erfelijk of verworven); de
stoornis is niet te genezen door behandeling en niet te remediëren door training’. Let op, in deze tijd werd een
lichtverstandelijke beperking nog niet erkend.
De geschiedenis van de classificatie:
In het vormen van de classificatie zijn 3 momenten te onderscheiden:
1. 1877: twee niveaus van verstandelijke beperking die afhankelijk zijn van taalontwikkeling en spraak:
imbeciel en idioot
2. 1910: drie niveaus van verstandelijke beperking gebaseerd op scores: debielen, imbecielen en idioten
(Stanford-Binet)
3. Sinds 1959: vier ernstniveaus van verstandelijke beperking: licht, matig, ernstig en diep (AAMR)
Stanford-Binet IQ:
De originele IQ score werd berekend met: Ontwikkelingsleeftijd/chronologische leeftijd X 100% Voorbeeld:
OL/CL x 100% = 50 -> matige verstandelijke beperking
Definitie 1:
Heber 1961: MR refereert naar een laaggemiddeld intellectueel functioneren, met een aanvang in de
ontwikkeling, en wordt geassocieerd met een tekort aan adaptief gedrag (IQ cut-off 1SD, IQ en adaptieve test,
vanaf de geboorte tot 16 jaar)
Grossman (1973): MR refereert naar een laaggemiddeld intellectueel functioneren dat tegelijk
voorkomt met tekorten in het adaptieve gedrag en tot uitdrukking komt gedurende de periode van
ontwikkeling (cut-off 2SD, tot aan 18 jaar)
Het verschil tussen beiden is het aantal standaarddeviaties die nodig zijn om als speciaal geval te
worden gezien. Met 1 SD (Heber) heeft 16% van de populatie toch een verstandelijke beperking. Bij 2 SD
(Grossman) is dat 3% van de populatie.
Definitie 2;
Toen kwam er een definitie spel waarbij gevraagd werd of het intellectueel functioneren nou de reden van de
beperking is, dit dacht Grossman en hij stelde ’MR verwijst naar een significant beneden gemiddeld
intellectueel functioneren met als gevolg of geassocieerd met tekortkomingen in het adaptieve functioneren en
het komt tot uitdrukking in de ontwikkelingsperiode’. De AAMR zegt niet dat intellectueel functioneren perse
een oorzaak of gevolg is voor het algemene functioneren. De groep stelt: ‘het huidige functioneren wordt
gekarakteriseerd door significant beneden gemiddeld intellectueel functioneren dat samen gaat met
gerelateerde beperkingen in twee of meer van de volgende gebieden van adaptieve vaardigheden:
communicatie, zelfverzorging, thuis wonen, sociale vaardigheden, deelname aan de gemeenschap, zelfsturing,
gezondheid en veiligheid, functionele schoolse vaardigheden, vrijetijdenwerk (het komt tot uitdrukking voor
het 18e jaar)
Definitie 2002:
In 2002 werd de definitie: ‘Mentale retardatie/verstandelijke beperking is een handicap die wordt gekenmerkt
door significante beperkingen zowel in het intellectueel functioneren als in het adaptieve gedrag zoals tot
uitdrukking komt in conceptuele, sociale en praktische adaptieve vaardigheden. De oorsprong van de
problemen ligt voor het 18e jaar’. Er zijn hier enkele aannamen:
Beperkingen in het huidige functioneren moeten afgewogen worden binnen de context van de
omgeving typisch voor de leeftijd- en cultuurgenoten van het individu.
Een valide assessment neemt zowel culturele en taalverschillen als verschillen in communicatie,
zintuiglijke, motorische en gedragsfactoren mee in de afweging.
Beperkingen gaan vaak samen met sterke kanten bij een persoon
Een belangrijk doel van het beschrijven van beperkingen is om een profiel van
ondersteuningsbehoefte te maken
Met passende op het individu gerichte ondersteuning over een langere tijd zal het functioneren van de
persoon met een VB over het algemeen verbeteren
, Paradigma’s:
Een paradigma is een bepaalde zienswijze. Het is een samenhangend stelsel van theorieën en modellen die het
denkkader vormen waarmee de ‘werkelijkheid’ wordt geanalyseerd. Voorbeelden zijn:
De huidige definitie van de verstandelijke beperking wordt geplaatst en
weergegeven in het multi-dimensioneel model van functioneren AAIDD. Dit
model is weergegeven in het plaatje. Het bestaat uit:
1. Verstandelijke mogelijkheden = dit gaat over het intellectueel
functioneren. Intelligentie is het algemene mentale vermogen. Het omvat: redeneren, plannen,
probleem oplossen, abstract denken, het begrijpen van complexe ideeën, snel leren en leren van
ervaringen. Beperkingen moeten worden bezien in het licht van de vier andere dimensies. Intelligentie
wordt het best gerepresenteerd door IQ-scores (hoewel zeker niet perfect) en de cut-off is 2 SD’s
(gemiddelde=100, sd=15). Ook zijn er meerdere visies over wat intelligentie is. Bijvoorbeeld:
a. Gardner (1998): meer vormen van intelligentie (naturalistisch, linguïstisch, logisch, wiskundig,
ruimtelijk, muzikaal, lichaam, bewegingen, interpersoonlijk, intra-persoonlijk)
b. Greenspan (1981): drie-dimensioneel model (conceptueel, praktisch, sociaal
1. Conceptueel: ‘g’
2. Praktisch: het uitvoeren van alledaagse taken
3. Sociaal: morele ontwikkeling, empathie, sociale vaardigheden, beïnvloedbaarheid,
goedgelovigheid
2. Adaptief gedrag = De verzameling van conceptuele, sociale en praktische vaardigheden die moeten
worden geleerd door mensen om zich in het alledaagse leven te kunnen redden. Significante
beperkingen wil zeggen 2 SD beneden het gemiddelde op een gemiddelde score of op één van de drie
domeinen. De beperkingen moeten worden gezien in het licht van de andere vier dimensies. Er zijn
verschillende dimensies van adaptief gedrag:
a. Conceptueel: taal, lezen en schrijven, geldbegrip, zelfsturing
b. Sociaal: interpersoonlijk, verantwoordelijkheid, zelfwaardering, beïnvloedbaarheid, naïviteit,
regels opvolgen, aan wetten gehoorzamen, vermijden van slachtoffering
c. Praktisch: dagelijkse vaardigheden
d. Vaardigheden m.b.t. werk
e. Handhaaft een veilige omgeving
3. Gezondheid en etiologische factoren = Fysieke en geestelijke gezondheid, sociaal welbevinden. Dit kan
een zeer grote impact op het functioneren hebben. De etiologie moet in kaart worden gebracht
middels een multifactoriële aanpak: biomedisch, sociaal, gedrags- en opvoedingsfactoren. Primaire,
secundaire and tertiaire preventie is noodzakelijk
4. Participatie, interactie en sociale rollen = Positieve omgevingen bevorderen de groei, ontwikkeling en
welzijn. Participatie en interactie worden het best vastgesteld door de deelname aan activiteiten te
observeren. Participatie refereert naar de betrokkenheid bij en de uitvoering van taken in het dagelijks
leven; het geeft de mate van betrokkenheid en de reactie van de omgeving weer. Sociale rol verwijst
naar een groep van activiteiten passend bij de leeftijdsgroep. Een gebrek aan participatie en
interacties kan het resultaat zijn van een beperkt aanbod of bereikbaarheid. Een gebrek aan
participatie en interacties beperkt vaak het vervullen van de gewenste sociale rollen
5. Context = een ecologisch perspectief: micro-, meso- en macro-systemen. Het in kaart brengen van de
context gebeurt niet met gestandaardiseerde instrumenten. Er wordt onderzocht of de context
mogelijkheden geeft zoals de aanwezigheid van een gemeenschap, keuze, competentie, respect en
deelname aan de gemeenschap. Ook wordt er gekeken of de context het welzijn voedt, denk aan de
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller jasmijnvdhoff. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.14. You're not tied to anything after your purchase.