Samenvatting over alles van de voeding en vertering in het lichaam. Deze samenvatting bevat alle stof dat examenstof is over het onderwerp voeding en vertering en aantekeningen uit de les.
Brandstoffen: belangrijkste energiebronnen, vetten en koolhydraten.
Bouwstoffen: eiwitten, mineralen en water.
Voedingsvezels: stoffen die door ons niet verteerd kunnen worden, zijn belangrijk voor de darmperistaltiek.
● Vitamines spelen een belangrijke rol bij stofwisselingsprocessen.
Reservestoffen: reservestoffen worden vooral als brandstof ingezet, deze worden in het lichaam opgeslagen.
(Bijvoorbeeld glycogeen(koolhydraat) en vetten).
Zetmeel: de belangrijkste polysacharide in je voedsel.
Cellulose: polysacharide die in grote hoeveelheden in plantaardig voedsel voorkomt. Mensen kunnen cellulose
niet verteren, omdat ze er de enzymen niet voor kunnen maken. De cellulose verlaat dan ook onverteerd het
lichaam. In de dikke darm zitten bacteriesoorten die wél cellulase bezitten, zodat we toch enige energie uit
cellulose kunnen halen.
Glucose: is in de celstofwisseling de brandstof. De in het voedsel aanwezige koolhydraten worden in het
spijsverteringskanaal dan ook vrijwel allemaal afgebroken tot glucose.
Glycogeen: dierlijk zetmeel. Als er meer koolhydraten worden opgenomen dan het lichaam op dat moment nodig
heeft, wordt de overtollige hoeveelheid opgeslagen in je lichaam. Het overschot wordt omgezet in de
polysacharide glycogeen en opgeslagen in de lever en spieren.
● Wanneer de organen verzadigd zijn met glycogeen, wordt de rest in vet omgezet.
Vetten: behoren tot de lipiden, bestaan uit 1 molecuul glycerol en uit 3 vetzuurmoleculen.
● Wij kunnen zelf in ons lichaam glycerol en de meeste vetzuren maken. In je voedsel hoeven dus maar
weinig vetten te zitten.
Essentiële vetzuren: vetzuren die wij niet in ons lichaam zelf maken en dus moeten halen uit ons voedsel, zoals
onverzadigde vetzuur linolzuur.
, Vetzuren zijn te verdelen in:
- Verzadigde vetzuren: bezitten het maximaal aantal waterstofatomen in de keten. Ze hebben in het
dierlijke organisme vooral een functie als reservebrandstof, maar ook als isolatiemateriaal.
- Onverzadigde vetzuren: bezitten minder waterstofatomen, waardoor de
vetzuurketen dubbele bindingen bevat en daardoor gebogen is. Deze spelen
vaak een structurele rol, bijvoorbeeld in de celmembranen. Wanneer ze niet
nodig zijn als bouwstof, leveren ze evenveel energie bij verbranding (je kunt
er dus even goed dik van worden).
Cholesterol: speelt een belangrijke rol in celmembranen. Cholesterolmoleculen
bevinden zich tussen de fosfolipiden in en houden die op hun plaats, waardoor het
membraan een stabiele structuur krijgt.
● Cholesterolmoleculen bevinden zich tussen de fosfolipiden in en houden die op hun plaats, waardoor het
membraan een stabiele structuur krijgt.
● De vetten die in je voedsel voorkomen, worden in het spijsverteringskanaal afgebroken tot vetzuren en
glycerol.
Eiwitten: oftewel proteïnen, zijn vooral belangrijk als bouwstof.
● De eiwitten, die je met je voedsel binnenkrijgt, worden in het spijsverteringskanaal stapsgewijs in
aminozuren gesplitst. Aminozuren kunnen via de darmwand opgenomen worden in het bloed.
Niet-essentiële aminozuren: ze hoeven niet in je voedsel te zitten, want deze kunnen we zelf maken uit andere
aminozuren.
Essentiële aminozuren: aminozuren die je wel nodig hebt, maar die je niet zelf kunt maken,
● Vlees, vooral van zoogdieren is voor ons lichaam een ideale samenstelling van essentiële aminozuren . In
planten zijn ze ook alle aanwezig, maar in andere verhoudingen. Door de juiste combinaties te kiezen van
plantaardig voedsel kan de ideale verhouding van essentiële aminozuren bereikt worden.
Vochtbalans: Met urine, ontlasting en door verdamping (huid, uitgeademde lucht) verliest je lichaam per dag
meer dan twee liter water. Per etmaal moet je ongeveer dus 2 liter vocht tot je nemen om de vochtbalans in
evenwicht te houden.
Spoorelementen: mineralen die maar in zeer
kleine hoeveelheden opgenomen hoeven te
worden. Ze zijn wel onontbeerlijk. Vooral
groenten bevatten allerlei mineralen en
spoorelementen. Een voorbeeld is fluor, dat
ingebouwd wordt in het tandglazuur.
Vitamines: organische stoffen die - in vrij
kleine hoeveelheden - onmisbaar zijn voor het goed verlopen van de celstofwisseling. De meeste vitamines kun je
niet zelf maken. Deze moeten in je voedsel zitten.
2 soorten vitamines:
- Vet oplosbaar: kunnen alleen in het bloed worden opgenomen, indien er ook vet in het voedsel zit.
(Vitamines A, D en K)
- Water oplosbaar: vitamines B en C
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller ilsemank. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.91. You're not tied to anything after your purchase.