100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
Previously searched by you
Formeel strafrecht: Uitgebreide samenvatting van alle problemen 1-7 (inclusief leerdoelen, literatuur en toepassingsvragen met uitwerking$7.94
Add to cart
Probleem 1
1. Wat is opsporing/opsporingsonderzoek en wie is/zijn daarmee belast?
2. Wat is de rol van de rechter-commissaris in het opsporingsonderzoek?
3. Wat zijn bijzondere opsporingsbevoegdheden en aan welke voorwaarden wordt getoetst of
de inzet van een bijzondere opsporingsbevoegdheid rechtmatig heeft plaatsgevonden?
(Tip: kijk ook bij titel IVA WvSv)
4. Op welke grond mogen telefoongesprekken worden afgeluisterd/afgetapt?
Literatuur
B.F. Keulen & G. Knigge, Ons Strafrecht 2 Strafprocesrecht, Deventer: Kluwer 2020, hoofdstuk
2.6.2, hoofdstuk 3.4.3, hoofdstuk 9 (geheel) en hoofdstuk 10.1 t/m 10.2.2 en 10.4.
EHRM 24 april 1990, ECLI:NL:XX:1990:AD5851, NJ 1991/523, m.nt. E.J. Dommering (Kruslin &
Huvig) NB: noot is verplicht!
Wat is opsporing/opsporingsonderzoek en wie is/zijn daarmee
belast?
Vooronderzoek – art. 132 Sv
= het onderzoek dat voorafgaat aan de behandeling op een openbare terechtzitting.
Opsporingsonderzoek – art. 132a Sv
= de kern van het vooronderzoek.
Onder opsporing wordt verstaan: het onderzoek in verband met strafbare feiten
(strafvorderlijk onderzoek) onder het gezag van de officier van justitie die strafvorderlijke
beslissingen neemt (aanhouden, in beslag nemen, voorlopige hechtenis bevelen).
Boek 2 Sv bevat meer organisatorische regels van het opsporingsonderzoek.
Boek 1 Sv bevat bijzondere bevoegdheden van opsporingsambtenaren (politie).
Opsporing begint vanaf het moment dat het vermoeden rijst dat een SF is begaan. Vanaf dat
moment kan het optreden van politie en justitie als opsporing worden aangemerkt.
o Burger heeft aangifte gedaan
o SF is door autoriteiten ontdekt
o Verdachte wordt op heterdaad betrapt.
De bevoegdheden
Opsporingsambtenaren ontlenen verschillende bevoegdheden aan de wet, o.m.:
Art. 53 en 54 Sv: de bevoegdheid tot arrestatie van verdachten;
Art. 61 Sv: de bevoegdheid die verdachte gedurende een aantal uur op te houden voor
onderzoek;
Art. 57 Sv: de bevoegdheid de verdachte zo nodig in verzekering te stellen;
Art. 95 e.v. Sv: de bevoegdheid voorwerpen in beslag te nemen en daartoe plaatsen te
betreden;
Art. 126g en 126o Sv: de bevoegdheid tot stelselmatige observatie tussenkomst Ovj.
Art. 126m en 126t Sv: de bevoegdheid tot het afluisteren van de telefoon machtiging RC.
Deze bevoegdheden zijn tegelijkertijd met waarborgen tegen machtsmisbruik omkleed. Niet elke
opsporingsambtenaar kan al die bevoegdheden op eigen houtje uitoefenen.
Dwangmiddelen
Inverzekeringstelling door (hulp)ovj (56a en 57 Sv)
VH door rechter
Bewaring door RC (63 Sv)
, Gevangenhouding door rb (65 Sv)
Politie kan getuigen horen, maar niet verplichten; alleen RC kan verplichten.
Als Ovj wenselijk acht dat een getuige aan het onderzoek meewerkt, dient hij een vordering
in bij RC (181Sv). RC kan getuigen gijzelen (221 Sv)
Wettelijke taaktoedeling
Het legaliteitsbeginsel dat in art. 1 Sv is verankerd, brengt mee dat alle overheidsoptreden dat
belastend is voor burgers, direct of indirect dient te berusten op een WIFZ. De opsporing die door of
vanwege de overheid wordt verricht om de strafwet te handhaven, moet dus ook steeds berusten op
een WIFZ. Voor een voldoende grondslag in de wet is tenminste vereist dat de wet aanwijst welke
personen of instanties met de opsporing zijn belast (attributie). Ook dient de taaktoedeling
nauwkeurig te zijn en kunnen bepaalde (opleidings)eisen voor de bevoegden worden genoemd.
> Legaliteitsbeginsel omdat gebruikte dwangmiddelen (afluisteren) diep ingrijpen in de
rechten vd burgers, privacygevoelige dossiers worden aangelegd (schending informationele
privacy) en een onderzoek dat verstrekkende consequenties kan hebben voor de burger
tegen wie dat onderzoek zich richt belastend voor hem is.
> Wanneer mogen burgers/particuliere recherchebureaus aan opsporing doen? M.M.
tegen NL: inschakelen van particulieren bij de opsporing moet berusten op wettelijke
regeling. VB: ontdekking op heterdaad (53 Sv); aan ‘personen’ opsporingsbevoegdheid
verlenen (142 Sv).
Personen met opsporing belast
Titel 1 Boek II regelt het opsporingsonderzoek. Daarin zijn de met opsporing belaste personen
opgesomd, waarbinnen een tweedeling wordt gemaakt. Art. 141 Sv noemt de ‘gewone
opsporingsambtenaren’, art. 142 de ‘buitengewone opsporingsambtenaren’.
Gewone opsporingsambtenaren:
OvJ
Ambtenaren van de politie
o Nader aangeduid in art. 2 Politiewet en haar taak is omschreven in art. 3 jo. 11 e.v.
Politiewet
Bepaalde militairen van de Koninklijke Marechaussee
o Ook zijn zij belast met bescherming van de landgrenzen en de Europese
buitengrenzen. Voor hen geldt ook de Politiewet.
Opsporingsambtenaren van 4 bijzondere opsporingsdiensten (FIOD, ILT, NVWA, SWZ).
De buitengewoon opsporingsambtenaren kunnen hun bevoegdheid ontlenen aan een bijzondere
wet (art. 142 lid 1 sub c Sv) of aan een akte van opsporing die aan hen verleend is (art. 142 lid 1 sub a
Sv).
Een belangrijk verschil tussen de gewoon en buitengewoon opsporingsambtenaren, zit in de omvang
van hun opsporingstaak. De opsporingstaak van een gewoon opsporingsambtenaar is algemeen en
dus niet beperkt tot bepaalde categorieën van strafbare feiten. De politie mag dus alle delicten
opsporing, binnen en buiten het WvSr.
De taak van buitengewoon opsporingsambtenaren is in de regel wel beperkt tot bepaalde SF. Art.
141 lid 1 Sub c Sv spreekt van personen die bij bijzondere wetten met de opsporing van de daarin
bedoelde strafbare feiten zijn belast voor zover het die feiten betreft. Een bij akte verleende
opsporingsbevoegdheid strekt enkel uit tot de daarin aangeduide feiten. In de akte kan wel staan dat
de bevoegdheid alle strafbare feiten omvat (art. 142 lid 2 Sv).
,Een ander verschil tussen gewoon en buitengewoon opsporingsambtenaren, is van organisatorische
aard. Voor de politie en Koninklijke Marechaussee is de uitoefening van hun politietaken vastgelegd
in de Politiewet 2012. Voor de bijzondere opsporingsdiensten geldt de Wet op de bijzondere
opsporingsdiensten. T.a.v. de buitengewoon opsporingsambtenaren bestaat zo’n organisatie dus
niet. Art. 142 Sv compenseert dat enigszins door zelf de buitengewoon opsporingsbevoegdheid te
regelen. O.g.v. lid 4 kunnen bij AMvB gemeenschappelijke regels worden gesteld voor buitengewoon
opsporingsambtenaren omtrent o.m. beëdiging, instructie, toezicht en eisen aan bekwaamheid en
betrouwbaarheid.
De opsomming van art. 141 en 142 Sv is limitatief. De bevoegdheid die de artikelen verlenen, komt
niet aan anderen toe. Dit is zo, omdat anders de waarborgen die aan hun handelen kleven, omzeild
kunnen worden.
Art. 127 Sv omschrijft opsporingsambtenaren als ‘alle personen met de opsporing van het strafbare
feit belast’. Daarmee worden een gewoon en buitengewoon opsporingsambtenaar voor de
toepassing van het WvSv gelijkgesteld. Als hierin over een ‘opsporingsambtenaar’ wordt gesproken,
valt daar ook de buitengewoon opsporingsambtenaar onder.
Leiding en verantwoordelijkheid
Art. 132a Sv stelt dat opsporingsonderzoek onderzoek is, dat o.l.v. de OvJ wordt verricht. Zijn rol in
de regeling van het opsporingsonderzoek heeft een centrale plaats, wat ook blijkt uit zijn prominente
positie in de opsomming van art. 141 Sv.
Art. 148 Sv omschrijft zijn opsporingstaak nader. In lid 2 staat dat de opsporingstaak van de OvJ in de
kern inhoudt het geven van bevelen aan de overige personen die met opsporing zijn belast. O.g.v.
deze bepaling heeft de OvJ zeggenschap over álle opsporingsactiviteiten. Daarmee is hij ook
verantwoordelijk voor álle opsporingsactiviteiten.
Art. 146a Sv stelt dat hulpofficieren van justitie bepaalde ambtenaren zijn van de politie en geen
onderdeel van OM.
De OvJ is belast met deze zeggenschap en verantwoordelijkheid om de volgende redenen:
1. De OvJ dient met zijn specifieke deskundigheid de juridische kwaliteit van het onderzoek te
bewaken;
2. De OvJ dient het opsporingsbeleid af te stemmen op het vervolgingsbeleid;
3. De OvJ dient de rechtmatigheid en rechtsstatelijkheid van het opsporingsonderzoek te
bewaken.
De OvJ maakt als lid van het OM deel uit van een hiërarchische organisatie, geregeld in de Wet RO.
Boven hem staat de hoofdOvJ (136 lid 3 RO) en daarboven het College van procureurs-generaal (130
RO).
Taken opsporingsambtenaren
alleen in WvSv (niet in bestuursrecht).
Maak van art. 132a Sv betekende een radicale breuk met het klassieke (afwachtende)
opsporingsbegrip wanneer is er sprake van opsporing: álle onderzoek dat in verband staat met SF
behoort tot de opsporingstaak indien het doel vh onderzoek het nemen van strafvorderlijke
beslissingen is.
Zodra het onderzoek zich richt op de vraag of strafrechtelijk moet worden ingegrepen, is
sprake van opsporing.
5 typen opsporingsonderzoek
Binnen de opsporingstaak die in de artt. 141 en 142 Sv aan opsporingsambtenaren is opgedragen,
zijn uiteenlopende typen onderzoek naar strafbare feiten te onderscheiden:
, 1. De klassieke opsporing (afwachtend)
Uitgangspunt van dit onderzoek is een vermoedelijk gepleegd strafbaar feit, bijv. n.a.v. een
aangifte of de vondst van een lijk. Het politieonderzoek is dan gericht op het ophelderen van
het vermoedelijk gepleegde feit. Kenmerkend voor dit onderzoek is dat het (1) plaatsheeft
n.a.v. een vermoedelijk gepleegd strafbaar feit en dat het (2) gericht is op de opheldering van
dat feit. Die opheldering is een van de doelen gericht op het nemen van strafvorderlijke
beslissingen in dienst van de strafrechtelijke wetshandhaving (art. 132a Sv).
De klassieke opsporing is reactief: het reageert op reeds gepleegde strafbare feiten.
2. De repressieve controle
Dit onderzoek bestaat uit zelfstandig speuren naar/controleren van mogelijk gepleegde
strafbare feiten. Hierbij is nog géén vermoeden dat een strafbaar feit gepleegd is.
Voorbeelden zijn de alcoholverkeerscontrole en surveillance door een agent. De repressieve
controle is gericht op strafrechtelijke handhaving van de wet. Het doel van het onderzoek is
voorkomen van verdere wetsovertredingen door het geven van voorlichtingen en
waarschuwingen. In het doel ligt het verschil met de preventieve controle, die niet tot
opsporing wordt gerekend (toezicht van bestuursrechtelijke aard).
3. De proactieve opsporing
De proactieve opsporing betreft toekomstige feiten die nog gepleegd moeten worden. In de
praktijk richt deze opsporingsvorm zich bijna altijd op personen die verdacht worden van
ernstige criminaliteit, zoals drugshandel. Dit onderzoek richt zich dan vaak op het volgende
drugstransport, dus een strafbaar feit dat in de toekomst zal worden gepleegd. Meestal is er
wel een vermoedelijk gepleegd strafbaar feit, maar het onderzoek richt zich daar niet op. Het
doel van onderzoek naar georganiseerde criminaliteit is tweeledig: lukt het om de bende op
een toekomstig feit te betrappen, is daarmee vaak ook het bewijs compleet dat de
betrokkenen zich vooraf schuldig maakten aan voorbereidingshandelingen en deelname aan
een criminele organisatie.
4. Het inlichtingenwerk
Elk politiekorps heeft een Criminele Inlichtingen Eenheid (CIE). Hun kerntaak is het runnen
van informanten, voornamelijk verklikkers afkomstig uit het criminele milieu. Hun identiteit
dient geheim te blijven, waardoor hun informatie niet bruikbaar is. Wel kan de politie op
grond daarvan opsporingsonderzoek instellen. Het doel van het onderzoek is het opbouwen
van een informatiepositie door sturingsinformatie te verzamelen.
5. Het verkennend onderzoek
Verankerd in art. 126gg Sv. Bij dit onderzoek wordt een beeld gevormd van een bepaalde
sector in de samenleving, zoals de horeca. De sector wordt doorgelicht, om de aard en
omvang van criminaliteit daarin vast te stellen. De onderzoeksresultaten kunnen worden
gebruikt bij het bepalen van opsporingsprioriteiten en kunnen aanleiding geven tot gerichte
opsporingsonderzoeken. Ook hier gaat het om het verzamelen van sturingsinformatie, maar
de methode ligt hier in het verzamelen van gegevens uit openbare bronnen, die worden
vergeleken met gegevens uit politieregisters.
Wanneer is de opsporing rechtmatig?
Alleen opsporen als dat de zaak opheldert. Gebruik voor andere doeleinden = détournement
de pouvoir.
Beginsel van proportionaliteit opsporing moet in redelijke verhouding staan tot de
gemaakte inbreuk, want burgers worden belast met de opsporing.
Beginsel van subsidiariteit geen redelijk alternatief is voor opsporing.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Annever. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.94. You're not tied to anything after your purchase.