Theorie 3: Geschiedtheorie in Praktijk (LGX299B05)
Class notes
College aantekeningen Theorie 3: Geschiedtheorie in Praktijk (LGX299B05)
17 views 2 purchases
Course
Theorie 3: Geschiedtheorie in Praktijk (LGX299B05)
Institution
Rijksuniversiteit Groningen (RuG)
Hierbij alle colleges op college 3 na. En live gevolgd en later nog opnieuw online bekeken. Deze aantekeningen vormen een goede basis voor het tentamen. Veel succes!
Leeruitkomst 18 is het meest belangrijk
PowerPoints geven guideline voor alle concepten, maar boek zelf is het belangrijkst.
Woolf wordt vanaf nu aangegeven als W
Artikelen en glossary zijn ook belangrijk om door te nemen.
Beginnen met powerpoints, daarna de artikelen en glossary.
6 april is het examen (18.15 – 20.15)
Herkansing is 28 juni (15.00 – 17.00)
Geen lange vragen meer maar 6 korte vragen. De vragen bestaan uit A en B onderdelen. A
zijn conceptueel, dus leg uit, B vraagt om voorbeelden, connecties maken, toepassen. Je kan
niet op alleen a of b slagen, beide nodig voor een voldoende.
Gemiddeld haalt 71 tot en met 75 procent het tentamen (herkansing meegerekend).
Hoe?
1. Lees het boek en de artikelen
2. Maak mindmaps, gerelateerde concepten
3. Te begrijpen = to comprehend = to grasph = vragen van vragen
4. Werk in teams, begin 2 weken van tevoren
Het doel:
Het helpen van historici om te detecteren, analyseren en kritisch evalueren van de
onderliggende verwachtingen van historisch onderzoek en schrijven.
Je weet wat het zegt, maar waarom?
Waarom denken mensen zoals ze doen? En waarom historici?
Geschiedenis: een discussie zonder einde
1. Historische argumenten zijn vaak lang en complex = zowel breed als diep
2. Moeilijk om te analyseren aangezien het in verhaalvorm bestaat (bundels aan vragen
en antwoorden, met vele tactische premises)
, 3. Interpretaties volgen nooit noodzakelijk uit bewijs aangezien er geen universele valide
permises bestaan
4. Interpretaties zijn gebaseerd op vormen van beredenering die niet strikt zijn
(conformatie van de consequenties, ontkennen van antecedenten) en op ‘essentiële
betwiste concepten’
5. Historische interpretaties zijn gevolgtrekkingen van de beste uitleg: de meest
plausibele hypothese geven het bewijs dat wordt bepaald door een vergelijking van de
relatieve waarschijnlijkheid van hypothesen.
6. Geschiedenis is een nooit eindigende discussie: concepten, vooroordelen in
beredeneren, belang van het bewijs kan uitgedaagd worden op elk moment
Herhaling theorie 2:
1. Wat is geschiedenis? (nature)
2. Waar gaat het over (object)
3. Hoe gaat het verder? (method)
4. Waar is het voor? (aim)
Geschiedenis: wetenschap vs. Retorica?
Wetenschap:
1. Observeerders
2. Menselijke acties in het verleden
3. Logica vs. Fallacies
4. Waarheid
Retorica:
1. Deelnemers
2. Menselijk acties in het heden (Kairos)
3. Overtuigingskracht
, 4. Overtuigen van het publiek
Wat is het limiet van de historicus zijn gebruik aan retorica?
3 vormen van inference:
1. Deductie munten kunnen gevonden worden in alle Romeinse nederzettingen, dit is
een Romeinse nederzetting, er moeten hier munten zijn
2. Inductie munten zijn gevonden in Romeinse nederzettingen, munten worden
gevonden in alle Romeinse nederzettingen
3. Abductie hypotheses, er is hier een Romeinse munt gevonden, zou hier een
Romeinse nederzetting zijn geweest?
Alleen deductie is altijd valide, inductie en abductie niet altijd, die hebben extra
onderbouwing nodig. Toch gebruik je als historici alle 3 veel. Je kan ook niet niet
generaliseren.
Inductie is een kwantitatieve sprong, abductie is een kwalitatieve sprong.
Hypotheses is gelijkwaardig aan vragen.
Ginzburg artikel: ‘Clues’
Drie voorbeelden: Freud, Morelli en Holmes
Morelli: kleine details kunnen meer onthullen dan het grotere geheel. Kijk bij schilderijen
bijv. niet naar het gehele schilderij maar naar een klein ding, zoals de oren of nagels.
Hoe vager de regel is, hoe meer verbeelding je nodig had.
Freuds: slips of the tongue onderbewust verlangen?
Sherlock: de hond blafte niet was de eigenaar de moordenaar?
Abductie in historische benadering:
Premisse 1) de verassende informatie I is geobserveerd
Premisse 2) als hypothese H klopt, zal I volgen
Dus: Waarschijnlijk is H waar (hypothese)
ECC = essentially contested concepts
concepten waarvan het juiste gebruik onvermijdelijk eindeloze discussies met zich meebrengt
over het juiste gebruik door hun gebruikers.
Geen consensus over het ‘proper use’ – geen consensus over de ‘proper meaning’
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller jzuidhof. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.02. You're not tied to anything after your purchase.