Toetsmatrijs Integrale Kennistoets periode 3
1. Kan benoemen welke vragen, observaties en lichamelijk onderzoeken van toepassing zijn in
een gegeven situatie gericht op de volgende patronen: Voedings- en stofwisselingspatroon,
Zelfbelevingspatroon, Rollen en relatiepatroon en Activiteitenpatroon.
Voedings- en stofwisselingspatroon
Vragen:
- Wat is uw gebruikelijke aantal maaltijden en tussendoortjes?
- Wat voor eten en drinken nuttigt u en hoeveel?
- Bent u tevreden met uw gewicht?
- Zijn er omgevingsfactoren van invloed op uw voedingskeuze? (denk hierbij aan religie,
economisch, cultureel, etniciteit)
Observaties:
- Gewicht
- Lengte
Lichamelijk onderzoek:
- Inspectie (kijken)
- Palpatie (voelen)
- Percussie (kloppen)
Zelfbelevingspatroon
Vragen:
- Bent u tevreden met uw beroep, gezinssituatie en sociale leven?
- Wat zijn uw sterke en zwakke punten?
- Hoe zou u uzelf beschrijven?
- Bent u tevreden met uw eigen lichaam?
- Voelt u zich goed over u zelf?
Observaties:
- Lichamelijke houding
Lichamelijk onderzoek:
- Is hier niet bij nodig
Rollen en relatiepatroon
Vragen:
- Bent u tevreden met uw plaats in de maatschappij?
- Uit wie bestaat uw sociale leven?
- Hoe is uw gezinssituatie?
- Welke relaties betekenen veel voor u?
- Hoe vaak ziet u familie?
- Hoe vaak ziet u vrienden?
Observaties:
- Interactie met familie
- Interactie met andere mensen
Lichamelijk onderzoek:
- Is hier niet bij nodig
,Activiteitenpatroon
Vragen:
- Heeft u voldoende energie voor uw dagelijkse activiteiten?
- Waar bestaan uw dagelijkse activiteiten uit?
- Hoeveel beweegt u op een dag?
- Wat voor soort werk voert u uit?
- Hoeveel loop, staat, zit en ligt u ongeveer gemiddeld op een dag?
Observaties:
- Ademhaling
- Bloeddruk
- Hartslag
Lichamelijk onderzoek:
- Inspectie
- Auscultatie (horen)
,2. Kan benoemen wat een risico-inschatting of vroeg-signalering is op het domein voeding.
Vroeg-signalering is het zo vroeg mogelijk signaleren van voortekenen of vroege symptomen, zodat
ingegrepen kan worden als het probleem nog in een vroeg stadium is. risico-inschatting is een
doorlopend proces waarin je dagelijks eventuele risico’s signaleert en opvolgt. Als verpleegkundige
weet je op basis van kennis welke mensen een verhoogd risico hebben op het ontstaan van
bepaalde problemen. Afhankelijk van de risico-inschatting zal de verpleegkundige in veel situaties
preventieve maatregelen in gang zetten. Risico-inschatting bestaat uit de volgende stappen:
1. Identificatie van het gevaar
2. Karakterisering van het gevaar
3. Inschatting van de blootstelling
4. Karakterisering van het risico
Bij het domein voeding moet je verschillende risico’s kunnen herkennen:
- Risico op overgewicht
Verhoogde kans op het opbouwen van een voor leeftijd en geslacht bovenmatige
hoeveelheid lichaamsvet, met mogelijke schadelijke gevolgen voor de gezondheid.
Risicofactoren zijn een ongezond eetpatroon, weinig lichamelijke beweging, suikerhoudende
dranken, alcoholgebruik, slaapstoornissen, positieve energiebalans.
- Risico op instabiele bloedglucose waarden
Verhoogde kans op variatie in bloedglucosewaarden buiten de normaalwaarden, met
mogelijk schadelijke gevolgen voor de gezondheid. Risicofactoren zijn stress,
gewichtstoename of -verlies, onvoldoende opvolging van de beschreven behandeling,
onvoldoende monitoren van glucosewaarden, ineffectief zelfmanagement, onvoldoende
kennis, weinig beweging.
- Risico op neonatale hyperbilirubinemie
Verhoogde kans op de ophoping van bilirubine (afvalstof vanuit afbraak rode bloedcellen) na
de eerste 24 levensuren, met mogelijk schadelijke gevolgen voor de gezondheid.
Risicofactoren zijn vertraagd meconiumpassage, ongepast voedingsgedrag van de vader,
ondervoede zuigelingen.
- Risico op verstoorde leverfunctie
Verhoogde kans op een afname in de leverfunctie, met mogelijk schadelijke gevolgen voor
de gezondheid. Risicofactoren zijn middelenmisbruik.
- Risico op metabool syndroom
Verhoogde kans op een combinatie van problemen die het risico op hart- en
vaataandoeningen en diabetes type 2 verhogen, met mogelijk schadelijke gevolgen voor de
gezondheid. Risicofactoren zijn slecht gezondheidsgedrag, weinig lichaamsbeweging, BMI
boven de normaalwaarde, overmatige vettoename, alcoholgebruik, stress, slechte
eetgewoontes, onvoldoende kennis en roken.
- Risico op elektrolytenstoornis
Verhoogde kans op veranderingen in de elektrolytenbalans met mogelijke schadelijke
gevolgen voor de gezondheid. Risicofactoren zijn diarree, overmatig vochtvolume,
onvoldoende kennis, onvoldoende vochtvolume en braken.
- Risico op verstoorde vochtbalans
Verhoogde kans op afname, toename of snelle verschuiving van het intravasculaire,
interstitiële en/of intracellulaire vocht, met mogelijk schadelijke gevolgen voor de
gezondheid. Risicofactoren zijn veranderde vochtinname, moeite bij water komen,
onvoldoende kennis, ineffectief zelfmanagement, ondervoeding.
- Risico op vochttekort
Verhoogde kans op een afname van intravasculaire, interstitiële en/of intracellulaire vocht,
met mogelijk schadelijke gevolgen voor de gezondheid. Risicofactoren zijn moeite om te
voldoen aan de hogere vochtbehoefte, onvoldoende toegang tot vloeistof, onvoldoende
kennis, ineffectief zelfmanagement, onvoldoende vochtinname en ondervoeding.
, 3. Kan de onderstaande Nanda-diagnoses herkennen: Overgewicht, Risico op overgewicht, Risico
op instabiele glucosewaarden, sociaal isolement, Overbelasting van de mantelzorger, Risico op
overbelasting van de mantelzorger, Mobiliteitstekort: lichamelijk, Mobiliteitstekort: rolstoel,
Zelfstandigheidstekort in wassen, Zelfstandigheidstekort in kleden, Zelfstandigheidstekort in eten.
Overgewicht
Toestand waarin iemand een, voor leeftijd en geslacht, abnormale of bovenmatige hoeveelheid
lichaamsvet opbouwt. Dit kan je herkennen door een BMI > 25. Samenhangende factoren zijn een
ongezond eetpatroon, weinig lichamelijke beweging, suikerhoudende dranken, alcoholgebruik,
slaapstoornissen, positieve energiebalans. De risicopopulatie zijn personen met een BMI van bijna
25, personen met een economisch nadeel, personen die in de kinderjaren een snelle
gewichtstoename hadden, personen waarvan één of twee ouders overgewicht hebben.
Risico op overgewicht
Verhoogde kans op het opbouwen van een voor leeftijd en geslacht bovenmatige hoeveelheid
lichaamsvet, met mogelijke schadelijke gevolgen voor de gezondheid. Risicofactoren zijn een
ongezond eetpatroon, weinig lichamelijke beweging, suikerhoudende dranken, alcoholgebruik,
slaapstoornissen, positieve energiebalans. De risicopopulatie zijn personen die bijna een BMI van 25
hebben, personen die een economisch nadeel hebben, personen die in de kinderjaren een snelle
gewichtstoename hadden, personen waarvan één of twee ouders overgewicht hebben.
Risico op instabiele glucosewaarden
Verhoogde kans op variatie in bloedglucosewaarden buiten de normaalwaarden, met mogelijk
schadelijke gevolgen voor de gezondheid. Risicofactoren zijn stress, gewichtstoename of -verlies,
onvoldoende opvolging van de beschreven behandeling, onvoldoende monitoren van
glucosewaarden, ineffectief zelfmanagement, onvoldoende kennis, weinig beweging. De
risicopopulatie zijn mensen die een snelle groeiperiode doormaakte, personen met Afrikaanse
afkomst, verslechterde fysieke gezondheidstoestand, familiegeschiedenis met diabetes.
Sociaal isolement
Situatie waarin iemand ontbreekt aan een gevoel van verbondenheid met positieve, duurzame en
significante interpersoonlijke relaties. Kenmerken hiervoor zijn veranderend uiterlijk, vervreemding,
ontevredenheid over respect van anderen, ontevreden over sociale ondersteuning, eenzaamheid,
vijandigheid, weinig sociale activiteiten, minimale interactie, onzeker, sociale terugtrekking.
Samenhangende factoren zijn cognitief disfunctioneren, moeite met bevredigende relaties te
vormen, moeite met ADL, mobiliteitstekort, niet voldoende sociale vaardigheden, zelfachting. De
risicopopulatie zijn personen met een economisch nadeel, personen met een verandering in hun
sociale rol, personen die een naasten verliezen, alleenwonenden, verhuizing, ouderen.
Overbelasting mantelzorger
Moeite bij het vervullen of voldoen aan mantelzorgtaken, mantelzorgverwachtingen en/of
mantelzorggedrag voor familie/belangrijke ander. Kenmerken hiervan zijn ongerustheid over het
vermogen om ook in de toekomst de juiste zorg te kunnen bieden, vermoeidheid, emotionele
klachten, onvoldoende tijd om persoonlijke behoeften te voorzien, veranderde vrijetijdsactiviteiten,
lage werkproductiviteit, isolement, verdriet over veranderde relatie met zorgontvanger.
Samenhangende factoren zijn onvoldoende kennis over gemeenschapsvoorzieningen, onvoldoende
ontspanning, onervarenheid, weinig lichamelijk uithoudingsvermogen, sociaal isolement,
toegenomen zorgbehoefte, onderlinge afhankelijkheid, langdurige mantelzorg, onvoldoende
ondersteuning. De risicopopulatie zijn zorgontvangers met ontwikkelingsbeperkingen, mantelzorger
van eigen partner, vrouwelijke mantelzorger, personen met financiële problemen.