Samenvatting Cultuurlandschappen Leerjaar 2 Lerarenopleiding AK
22 views 1 purchase
Course
Cultuurlandschappen (VAKCUM06)
Institution
Hogeschool Arnhem En Nijmegen (HAN)
Het is een samenvatting van zowel het boek ('Het Nederlandse Landschap- een historisch-geografische benadering'), de PowerPoints gebruikt tijdens het college als de aangeboden verkenningen. Het bied de belangrijkste informatie per hoofdstuk. Het word aangeraden wel de literatuur zelf erbij te gebru...
Samenvatting cultuurlandschappen | Sterre | AK leerjaar 2
Inhoudsopgave
Het zandlandschap 2
Het krijt/ lösslandschap 5
Het noordelijk zeekleilandschap 10
Het zuidwestelijke zeekleilandschap 12
Het duinlandschap 14
Het droogmakerijenlandschap 16
Het turfwinningslandschap 19
Het agrarische veenlandschap 22
Het rivierkleilandschap 24
1
,Samenvatting cultuurlandschappen | Sterre | AK leerjaar 2
Het zandlandschap
Bodem en landschap
Het gebied wordt doorsneden door de rivieren de Maas, de Waal, de Rijn en de Ijssel.
Daarnaast had het veel veengebieden waardoor er een archipel van hoger gelegen
bewoonbare zandeilanden ontstond (kerngewesten). De zandgronden kennen grote
geomorfologische en bodemkundige variatie. Bewoning varieerde daardoor ook, vooral op
grote zandvlaktes permanente bewoning. Ook factoren zoals landbouwtechniek en de
benutting van het omliggende laagland was van belang.
Door bemesting met plaggen zijn de bodems van oude bouwlandgebieden nu verbeterd qua
waterhuishouding en vruchtbaarheid. De armste zandlanden hadden minder bebossing en
waren daardoor eerder in gebruik. Door de ombossing naar heidevelden zorgde voor
vernatting omdat loofbossen meer water vasthouden.
Gronddeeltjes van klein naar groot:
1. Lutum → chemisch verweringsproduct van zand en silt. Door specifieke structuur kan
het makkelijk voedingsstoffen in de bodem vasthouden en kan zelf ook verweren.
2. Silt
3. Zand → Minder vruchtbaar door makkelijke verspoeling + langzaam van nature
aanvullen van de voedingsstoffen
‘’Silt en lutum zijn van nature vruchtbaarder doordat er een groter verweringsoppervlakte is.
Zo kunnen er meer voedingsstoffen vrijkomen.’’
❖ Ondergrond= Wordt bepaald door de plek waar sedimentatie van materiaal die daar
heeft plaatsgevonden en in deze ondergrond kan in verloop van tijd door
verschillende processen een bodem ontwikkelen
❖ Bodem= Kenmerkt door herkenbare lagen (horizonten) en sommige vaaggronden
Raatakkers (bronstijd, meer dan 2000 jaar oud):
Eerste semipermanente landbouwsysteem. Met organisch materiaal hielden ze de bodem
vruchtbaar en gedacht wordt dat er om de zoveel tijd de bovenste (nutteloze) laag opzij
werd geschoven waardoor er randen om de akkers zijn ontstaan → wallen.
Wanneer de akker onbruikbaar werd, werd er een nieuwe langs de oude gelegd.
Ze liggen erg hoog in het landschap omdat de hydrologie hoger lag dan hedendaags door het
ontginnen van het hoogveen. De vochtigheid wordt bepaald door de diepte van de
grondwaterstand en daarmee het reliëf. Bij lagere gedeeltes komt het als kwel aan het
oppervlakte en vormt het beekjes.
Zandbodems:
❖ Enkeerdgronden= A-horizont van meer dan 50cm, ontstaan door het opbrengen van
organisch materiaal.
❖ Moerige en eerdgronden= Slechte afwatering met veel organisch materiaal dat
daardoor niet makkelijk kan worden afgebroken.
❖ Podzolgronden= Vaak grenzend aan enkeerdgronden met een dikke A-horizont door
het opbrengen van materiaal door de mens.
❖ Haarpodzolen= De hoge en drogere zandgronden (onderdeel woestegronden)
❖ Veldpodzolen= Lagere en vochtigere zandgronden (onderdeel woestegronden)
2
, Samenvatting cultuurlandschappen | Sterre | AK leerjaar 2
De cultuurbrenging van het land:
❖ Essen= De bemeste landbouwgronden waar gewassen op worden verbouwd rondom
het dorp. Oorspronkelijke essen kennen laarpodzol- of enkeerdgronden.
Vruchtbaarheid werd gewaarborgd door het braak te laten liggen. Naarmate de
bevolkingsdichtheid rondom de middeleeuwen toenam werden de essen uitgebreid.
Vervolgens kon het permanent gebruikt worden door bemesting.
❖ Brink= Een centrale plek waaromheen boerderijen gebouwd werden. Vaak een weg
rond de brink.
❖ Woeste gronden= Heidevelden. Eerst met bomen maar die waren niet goed bestemd
tegen begrazing. Algemeen gebruik.
❖ Made- en broeklanden= Wei- en hooilanden, vooral belangrijk voor de runderen die
bestonden uit heidevelden en meestal naast een beek lag. Madelanden waren natter
dan broeklanden. Broeklanden werden pas bij genoeg kennis van ontwatering
gebruikt.
❖ Drieslanden= Essen, iets verder van het dorp die vaak wel nog braak kwamen te
liggen tot het einde van de middeleeuwen.
❖ Podstalsysteem= Manier waardoor ontlasting en uitwerpselen van vee nog
efficiënter kon worden opgevangen rond de 15e eeuw. Een verlaagde stal met
plaggen op de bodem. Als het vol was kwam er een verse laag plaggen erop tot de
stal vol was.
‘‘Plaggen moeten een bepaalde dikte hebben om een samenhangend geheel te blijven. Als
dit niet was werd er onderliggend zand mee gestoken, kwam dit op het land terecht en
verhoogde de essen langzaam.’’
‘’Heggen waren aangelegd door bomen deel te kappen en te vervlechten met elkaar. Ze
hadden deels een militaire functie, maar vooral om gewassen en vee te begrenzen. Maar
ook als eigendomsgrens, brandhout en bouwhout waren ze nuttig. Door ruilverkaveling en
de uitvinding prikkeldraad zijn ze nu niet meer terug te vinden.’’
Zandverstuivingen | Atlantische woestijnen (1500)
Normaal bij minder dan 200mm regen. Waarom in NL wel?
- Sterke ontwatering en uitgraving hoogveen
- Laag silt gehalte jong dekzand → minder vocht → minder samenhang deeltjes →
verstuivingen
- Overmatig steken van plaggen in heide
1850 veel zandverstuiving → beplanting met sparrenbos
(Hedendaags is door grote stikstof algen en mossen die het zand vasthouden)
- Door verstuivingen kwamen hogere delen lager te liggen visa versa
❖ Stuifzandforten= Eilanden van vegetatie in zandverstuivingen door omkering reliëf
Sprengbeken (begin 16e eeuw)
Door de mens gegraven of verlegde beek bedoeld om watermolens aan te drijven voor de
grote hoeveelheid papiermolens. Zeer schoon water en bij sprengkoppen kan je vaak
drinken (op eigen risico kusjes Kim)
3
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller sterredenouden. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $9.76. You're not tied to anything after your purchase.