100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
samenvatting LGF tentamen, sportkunde leerjaar 1 $8.14   Add to cart

Summary

samenvatting LGF tentamen, sportkunde leerjaar 1

 24 views  6 purchases
  • Course
  • Institution
  • Book

Samenvatting met daarin alles wat je moet weten voor het LGF tentamen van sportkunde aan de HAN in Nijmegen. Succes met leren en het succesvol afronden van het tentamen :)

Preview 4 out of 31  pages

  • No
  • Hoofdstuk 1,2,5,6,8,9,10,11,15,15,20 en 22
  • April 7, 2023
  • 31
  • 2022/2023
  • Summary
avatar-seller
Overzicht LGF theorie
Betekenis van gezondheid
 ‘Gezondheid is het vermogen van mensen zich aan te passen en een eigen regie te voeren, in
het licht van fysieke, emotionele en sociale uitdagingen van het leven. Positieve gezondheid
kent 6 dimensies: lichaamsfuncties, mentale functies en beleving, spirituele/existentiële
dimensie, kwaliteit van leven, sociaal-maatschappelijke participatie en dagelijks
functioneren’ (Huber, 2014)
 “Gezondheid is een toestand van volledig fysiek, geestelijk en sociaal welbevinden en niet van
louter het ontbreken van ziekte.” (WHO, 1948)

Week 2
 Skeletspieren en botten vormen samen het bewegingsapparaat van ons lichaam
Bouw van de spieren
Spier van buiten naar binnen:
 Buitenste bindweefseldekking 
epimysium
o Omgeeft de hele spier en houdt
alles bij elkaar
 Schede van bindweefsel  perimysium
o Omhullen van bundel vezels
 Bundel vezels  fasciculus
 Spiervezels
o Individuele spiercellen
o Hebben meerdere kernen
o Een schede van bindweefsel
(endomysium) omhuld elke
spiervezel
 Spierbuiken (dikkere middendeel van spieren) worden vaak verdeeld in verschillende
compartimenten. De langste menselijke spervezels zijn hierdoor ongeveer 12cm, wat
overeenkomt met ongeveer 500.000 sarcomeren.
 Sarcomeer: de kleinste functionele eenheid van de myofibril


De spiervezel
 Spiervezels lopen in diameter uiteen van 10 tot 120 micrometer
Bouw van een individuele spiervezel:
Het plasmalemma:
 Een spiervezel wordt omgeven door een plasmamembraan
 Het is onderdeel van een groter geheel  sarcolemma
 Sarcolemma bestaat uit het plasmalemma en de basaalmembraan.
 aan het eind van elke spiervezel gaat het plasmalemma over in de pees, die aanhecht op het
bot
 Pezen zijn gemaakt van vezelige bindweefselkoorden
 Ze geven de krachten die door de spiervezels zijn opgewekt door aan het bot, waardoor
beweging ontstaat
 In rust en bij samentrekking van de vezels is er een serie lichte inkepingen te zien aan het
oppervlak van de vezel
 Door de plooien kan de spiervezel verlengd worden zonder beschadiging van het
plasmalemma
 Ook zitten er plooien in het gebied van de motorische eindplaat, waardoor de transmisse van
de actiepotentieel wordt vergemakkelijkt

,  Het plasmalemma helpt ook bij het handhaven van het zuur-basenevenwicht en het
transporteren van brandstoffen van het capillaire bloed naar de spiervezel
 Tussen het plasmalemma en de basaalmembraan bevinden zich satallietcellen. Deze cellen
zijn betrokken bij de groei en ontwikkeling van skeletspieren en bij de aanpassingsproces in
spieren bij beschadiging, immobilisatie en training.

Het sacroplasma
 Een gelatineachtige substantie vult de ruimte tussen myofbrillen.
 Het is het cytoplasma van een spiervezel
 Het bevat voornamelijk opgeloste eiwitten, mineralen, glycogeen, vetten en benodigde
organellen.
 Het verschil van het cytoplasma van de meeste cellen omdat het een grote hoeveelheid
glycogeen bevat. Ook bevat het myoglobine.

De transversale tubuli
 Een uitgebreid netwerk van buizen in het sarcoplasma
 Het zijn uitbreidingen van het plasmalemma en ze lopen dwars door de spiervezel
 Ze lopen door de myofibril en zijn onderling verbonden, waardoor zenuwsignalen snel
worden verzonden naar de myofibrillen
 Ze kunnen ook voedingsstoffen binnenvoeren en
afvalstoffen afvoeren

Het sacroplasmatisch reticulum
 Een longitudinaal netwerk van buisjes
 De membraneuze kanalen lopen evenwijdig aan
de myofibrillen en omringen deze
 Het dient als opslag voor calcium. Dit is essentieel
voor de spiercontractie

De myofibrillen
 Elke individuele spiervezel bevat enkele
honderden tot duizenden myofibrillen
 Ze zijn opgebouwd uit de sarcomeren

Sacromeren
 In het ‘dwarsgestreepte spierweefsel’ (skeletspieren)
worden donkere gedeeltes (A-banden) afgewisseld
met lichte gedeeltes (I-banden)
o Elke A-band heeft een lichter gedeelte in het
midden  H-zone
 Donkere lijn in het midden van de H-
zone  M-lijn
o Elke I-band word onderbroken door een
donkere streep  Z-lijn
 Een sarcomeer is de basiseenheid voor het
samentrekken van een spier.
 Elke myofibril is samengesteld uit vele, bij de Z-lijnen
aan elkaar geregen sarcomeren
 Elke sarcomeer heeft tussen 2 Z-lijnen verschillende
elementen in onderstaande volgorde:
o Een I-band (lichte zone)

, o Een A-band (donkere zone)
o Een H-zone (donkere deel in A-band)
o Een M-Lijn (midden van H-zone)
o Rest van A-band
o Een tweede I-band
 Een myofibril heeft twee soorten kleine eiwitfilamenten die verantwoordelijk zijn voor het
aanspannen van een spier
o De dunnere filamenten bestaan vooral uit actine
o De dikkere filamenten bestaan vooral uit myosine
o I-band  dunne filamenten
o A-band  dikke en dunne filamenten
o H-zone  dikke filamenten
o M-lijn  eiwtiten die dienen als aanhechtingsplaats voor dikke filamenten
o Z-Iijn  verschaft samen met titine en nebuline de aanhechtingspunten voor dunne
filamenten

Dikke filamenten
 Elk myosinemolecuul is samengesteld uit twee eiwitstrengen die om elkaar heen zijn
gedraaid. Eén kant van elke streng is in een bolvormige kop gevouwen  myosinekop
 Elk dik filament bevat meerdere koppen die uit het filament steken en dwarsverbindingen
kunnen maken
 Ze werken samen met dunne filamenten tijdens spieractie
 Er is een serie fijne filamenten, gemaakt van titine, die het mysinefilament stabiliseren over
de longitudinale as  ze trekken zich uit van de Z-lijn tot de M-lijn.

Dunne filamenten
 Elke actinefilament (dun filament) bestaat uit: actine, tropomyosine en troponine. En heeft
een uiteinde aangehecht in een Z-lijn en het andere uiteinde ligt tussen de dikke filamenten
en reikt naar het centrum van de sarcomeer
 Nebuline (bindingseiwit actine) is verbonden met actine en lijkt een regulerende rol te spelen
bij de wisselwerking tussen actine en myosine.
 Elk dun filament bevat actieve plekken waar myosinekoppen kunnen binden
 Individuele actinemoleculen zijn globulaire eiwitten (G-actine) en komen samen om strengen
van actinemoleculen te vormen. Twee strengen draaien in een helixpatroon.
 Tropomyosine is een buisvormig eiwit dat om de actinestrengen is gewikkeld en dat past in
de groef tussen de strengen
 Troponine is een eiwit dat op vaste afstanden vastzit aan zowel actinestrengen als
tropomyosine. Tropomyosine en troponine werken samen met calciumionen om een
myofibril te ontspannen of aanspannen

Spiervezelcontractie
 Motor-unit: een motorische zenuw en alle spiervezels die deze direct bestuurt
 De synaps wordt de motorische eindplaat genoemd. Dit is waar de communicatie tussen het
nerveuze systeem en het spiersysteem plaatsvindt

Excitatie-contractiekoppeling
 Koppeling die begint met de excitatie van een motorische zenuw en resulteert in een
contractie van spiervezels.
 Het wordt in gang gezet door een zenuwimpuls (actiepotentiaal) vanuit de hersenen of
ruggenmerg deze actiepotentiaal arriveert bij de dendrieten van het α-motorisch neuron (dit
zijn gespecialiseerde receptoren op het cellichaam van het neuron).

,  Vanaf hier gaat de actiepotentiaal over het axon naar de zenuwuiteinden, de eindtakjes die
vlak bij het plasmalemma liggen.
 De zenuwuiteinden scheiden het signaalmolecuul ACh (acetylcholine) uit, die de synapsspleet
oversteken en zich binden aan de receptoren op het plasmalemma.
o Als er voldoende ACh wordt gebonden, wordt de actiepotentiaal verzonden over de
gehele lengte van de spiervezel doordat in de spiercelmembraan de kaliumbuizen
opengaan  dit wordt depolarisatie genoemd

Rol van calcium in de spiervezel
 Het actiepotentiaal gaat ook door de t-tubuli naar het binnenste van de cel. Door de
elektrische lading laat het aangrenzende SR grote hoeveelheden opgeslagen calciumionen
vrijkomen in het sarcoplasma
 Als calciumionen worden vrijgelaten uit het SR, binden ze aan de troponine op de
actinemoleculen. Troponine zet dan het contractieproces in gang door het weghalen van de
tropmyosinemoleculen van de actieve bindingsplaatsen voor myosine op de
actinemoleculen, hierdoor kunnen de myosinekoppen zich hechten aan de actieve
bindingsplaatsen op de actinemoleculen

De slidingfilamenttheorie:
 Als spieren aanspannen, verkorten de spiervezels.
 Wanneer de myosinedwarsverbindingen worden geactiveerd, binden ze zich stevig aan
actine. Dit resulteert in een verandering in de verbinding, waardoor de myosinekop ombuigt
en het dunne filament in de richting van het midden van de sarcomeer wordt getrokken
 Power stroke: omklappen van myosinekop
 het trekken van het dunne filament langs het dikke filament veroorzaakt verkorting van de
sarcomeer en resulteert in kracht.
o Wanneer vezels niet samentrekken, blijft de myosinekop in contact met de
bindingsplaats op de actine, maar de moleculaire binding is verzwakt of geblokkeerd
door de tropomyosine.
 Onmiddellijk nadat de myosinekop omklapt, komt hij los van de actieve bindingsplaats, draait
terug naar zijn beginpositie en bevestigt zichzelf op een nieuwe, verderop gelegen actieve
bindingsplaats op het actine filament.
 Herhaalde power strokes en binding zorgen ervoor dat de filamenten langs elkaar kunnen
glijden
 Dit proces gaat door tot het uiteinde van het myosinefilamen de Z-lijn heeft bereikt, of totdat
Ca2+ wordt teruggepompt in het SR
 Door de anatomische bouw zal, doordat de sarcomeren verkorten, de myofibri verkorten,
waardoor spiervezels binnen een fasciculus verkorten. Het eindresultaat is een
spiercontractie

Energie voor spiercontractie
 Een myosinekop heeft ook een bindingsplek voor ATP. Het myosinemolecuul moet ATP
binden om spiercontractie te kunnen laten plaatsvinden. ATP levert namelijk de benodigde
energie.
 ATP-ase: ATP  ADP + P I (anorganisch fosfaat) + energie
 De energie die vrijkomt wordt gebruikt om de myosinekop te laten ‘omslaan’. ATP is dus de
chemische bron van energie voor spiercontractie
Spierontspanning
 Aan het einde van de spiercontractie wordt calcium teruggepompt in het SR. Dit gebeurt
door een actief pompsysteem. Dii proces is afhankelijk van ATP

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller lucaroffelsen. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $8.14. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

67232 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$8.14  6x  sold
  • (0)
  Add to cart