Finance Samenvatting
Hoofdstuk 1
Corporate Finance heeft 3 begrippen centraal staan:
1. Kapitaal budgettering = proces van managen van uitgaven voor lange termijn activa
2. Kapitaal structuur = hoe bedrijf uitgaven financiert vanuit crediteuren en eigen vermogen
3. Werkkapitaal = verschil tussen korte termijn activa en crediteuren, hoe regelt een bedrijf
de korte termijn kasstromen is hierbij belangrijk
De financiële markt kan worden opgesplitst in twee delen:
1. Primary markt: de eerste keer dat bedrijven of overheid schuldbewijzen verkoopt
2. Secondary markt: het doorverkopen van deze schuldbewijzen, geen directe betrekking
van bedrijven/overheden
a. Dealermarkt: worden over-the-counter markt genoemd, vaak online, dealer wordt
eigenaar van de schuld
b. Veilingmarkt: fysieke plek, het samenbrengen van kopers en verkopers
Indien schuldbewijzen makkelijker door te verkopen zijn op de secondary markt, hoe
aantrekkelijker het is voor actoren om deze te kopen op de primary markt.
Hoofdstuk 2
3 vormen eigenaarschap:
1. Eenmanszaak: een persoon is eigenaar
a. Alle inkomsten en uitgaven horen bij de eigenaar + aansprakelijkheid hiervoor
b. Goedkoopste vorm, geen bedrijfsbelasting, gelimiteerd door leven eigenaar
2. Firma/VOF: partners die samen een bedrijf hebben, erin investeren etc.
a. Maatschap: partnerschap met gelimiteerde aansprakelijkheid voor partner
b. Ongelimiteerde aansprakelijkheid voor schulden, gelimiteerd leven
c. Eigenaarschap is moeilijk over te dragen
d. Geen bedrijfsbelasting, beperkt kapitaal
3. Vennootschappen: wettelijke machten als een persoon zoals bezitten van eigendommen,
grotere registratie, raad van bestuur, gelimiteerde aansprakelijkheid
a. Naamloze vennootschap: organisatie waarvan aandelen te koop zijn voor publiek,
verschil in eigenaarschap en management
b. Besloten vennootschap: kleine tot middelgrote organisatie waarvan aandelen niet
te koop zijn, aandelen vaak in handen van bijv. familie
Type I-agentschap = relatie tussen aandeelhouders en managers
Type II-agentschap = relatie tussen grootaandeelhouders en kleinere aandeelhouders
Hierbij kunnen weer problemen ontstaan doordat grootaandeelhouders bijv. baat hebben aan
transacties met een bepaald bedrijf.
Agency kosten = kosten van de conflicten tussen belangen van Type I-agentschap
Indirecte kosten: gemiste opportuniteit door conflicten tussen belangen
Directe kosten: monitoren van management en uitgaven van managers
Manieren om te stemmen voor management:
Cumulatief: aantal stemmen is aandelen x posities, alle posities worden tegelijk verdeeld,
n aantal posities betekent bovenste n met stemmen krijgen posities
o Gevoelig voor minderheden van aandeelhouders om grotere invloed te hebben,
manieren zoals staggering (= aantal posities in delen stemmen) kan dit
voorkomen
Rechtstreeks: aantal stemmen is aantal aandelen, posities worden een voor een
gestemd
, Manieren van vennootschappen om invloed van aandeelhouders op stemmen te beperken:
Verschillende soorten aandelen met verschillende stemrechten
Stemrechtmaximum: maximum percentage aan stemmen t.o.v aandelen per investeerder
Eigenaarschap maximum: maximum percentage aantal aandelen per aandeelhouder
Prioriteitsaandelen: speciale rechten voor deze aandelen
Aandelencertificaten: aandelen zonder stemrechten
Hoofdstuk 3
Gemiddelde belastingtarief = betaalde belasting/belastbaar inkomen
Marginale belastingtarief = percentage hoeveel belasting je zou betalen als je een euro meer
zou verdienen
Werkkapitaal = vlottende activa – vlottende passiva
Kasstromen overzicht = weergeeft het geld dat in en uit het bedrijf stroomt
NCF = operationele CF(O) + investering CF(I) + financiering activiteiten CF(F)
Ratio’s:
Current ratio = vlottende activa/vlottende passiva
Quick ratio = (vlottende activa – inventaris)/vlottende passiva
Cash ratio = geldmiddelen en kasequivalenten/vlottende passiva
Total debt ratio = (totale activa – totaal eigen vermogen)/totale activa
Debt-equity ratio = totale schuld/totaal eigen vermogen
Equity multiplier = totale activa/totaal eigen vermogen = 1+debt-equity ratio
Times interest earned ratio = EBIT/interest
Cash coverage ratio = (EBIT + depreciation)/interest
Inventory turnover = kosten van verkochte goederen/inventaris
Days’ sales in inventory = 365 dagen/inventory turnover
Receivables turnover = inkomsten/handelsvorderingen
Total asset turnover = inkomsten/totale activa
Profit margin = netto-inkomen/inkomsten
Return on assets = netto-inkomen/totale activa
Return on equity = netto-inkomen/totaal eigen vermogen
WPA = netto-inkomen/uitstaande aandelen
Price-earnings ratio = prijs per aandeel/winst per aandeel
Market-to-book ratio = marktwaarde per aandeel/boekwaarde per aandeel
Hoofdstuk 4
Toekomstige waarde (FV) = waarde van een hoeveelheid geld na het investeren voor een
bepaalde tijdsperiode, € x (1 + rate of return)
Compounding = indien een bedrag voor meerdere jaren wordt geïnvesteerd waarbij de
T
meerwaarde per jaar opnieuw wordt geïnvesteerd, FV =C 0 ×(1+r )
Enkelvoudige rente = rente wordt niet ieder jaar opnieuw geïnvesteerd
CT
Verdiscontering/Contante waarde (PV) = PV = T
(1+r )
T
Ct
Netto contante waarde (NCW) = NCW =−C 0+ ∑
t=1 (1+r )t
r mT
Toekomstige waarde met m x per jaar rente = FV =C 0 (1+ )
m
rT
Samengestelde rendement = continu rente ontvangen, FV =C 0 × e
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller chelseavangool. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.89. You're not tied to anything after your purchase.