uitwerking van leerdoelen blok B jaar 1 optometrie/orthoptie. uitwerking van de verschillende stadia van binoculair zien, oogbewegingen, werking van de oogspieren, werking bij onderactie van een spier en visuele ontwikkeling van een kind. Inclusief afbeeldingen en voorbeelden berekeningen van heter...
Hoorcolleges Blok B
Samenwerking ogen uitgewerkt (hoorcolleges Louise Helmer)
Hoorcollege 2: cyclopenoog en de 5 stadia van binoculair enkelzien
Wat is het verschil tussen binoculair enkelzien en binoculair zien?
BEZ (binoculair enkelzien): 2 afzonderlijke beelden die tegelijk gezien worden, kunnen samenvoegen.
BZ (binoculair zien): 2 beelden kunnen tegelijk gezien worden door OD en OS. Je voegt de beelden niet
samen.
Wat bedoelen we met correspondentie?
2 punten hebben met elkaar contact. De fovea van OS en OD hebben met elkaar contact. De nasale kant
van OS communiceert met de temporale kant van OD.
Normale retinacorrespondentie (NRC): aanwezig bij iedereen met een rechte oogstand. Ook bij mensen
met intermitterend strabismus (soms recht, soms scheel. Dus bij een bepaalde oogstand). Ook bij
verworven scheelzien (scheelzien kregen op latere leeftijd, je hebt het al opgebouwd). Ook bij verlies van
BEZ nog aanwezig. Bij kinderen resulteert dit in esotropie en bij volwassen een exotropie.
Mensen die dit niet hebben zijn mensen die vanaf geboorte al scheelzien. De samenwerking van de
retina is dan niet opgebouwd.
Wat is normaal binoculair enkelzien? Bij welke patiënten verwacht je normaal binoculair enkelzien?
2 beelden zien en die kunnen samenvoegen. Bij patiënten die niet scheelzien verwacht je normaal
binoculair scheelzien.
Naast de 3 stadia van binoculair zien van Worth worden ook 5 stadia van binoculair zien genoemd.
Welke zijn dit?
3 stadia van Worth:
1. Simultaan perceptie
2. Fusie: superimpositie, sensorische fusie, motorische fusie
3. Stereoscopisch zien
5 stadia van binoculair zien:
1. Simultaan perceptie: het vermogen om 2 niet-identieke beelden, elk via 1 oog, gelijktijdig war te
nemen. Ze hoeven niet in de zelfde richting te worden gelokaliseerd. Het is een prikkeling van
niet-corresponderende punten. De paarse en groene delen corresponderen met elkaar. Zien een
leeuw en kooi afzonderlijk.
2. Superimpositie: het vermogen om 2 niet-identieke beelden, elk via 1 oog, gelijktijdig in dezelfde
richting waar te nemen. Prikkeling van corresponderende punten. Bv. 2 ogen open, 1 hand voor
oog, andere hand kijkt door papier. Je ziet dan een gat in je hand. Zien leeuw en kooi afzonderlijk
en kunnen leeuw in kooi plaatsen.
3. Sensorische fusie: het vermogen om 2 identieke beelden, elk via 1 oog, gelijktijdig in dezelfde
richting waar te nemen. 2 beelden die min of meer gelijk zijn tot 1 beeld maken.de beelden
moeten hiervoor:
, o Van gelijke grootte zijn
o Gelijke scherpte hebben
o Gelijke kleur en helderheid
Konijn met staart en konijn met bloem maken daar konijn met bloem en staart van.
4. Motorische fusie: het vermogen een versmolten beeld te blijven zien of te verkrijgen d.m.v. een
vergentiebeweging. Bv met het plaatsen van een prisma, 1 beeld maken d.m.v. het veranderen
van de oogstand.
5. Stereoscopisch zien: de beste versie van binoculair zien, er is diepte aanwezig. Het vermogen om
2 identieke beelden, door elk oog afzonderlijk onder een iets andere hoek waargenomen, te
versmelten tot 1 beeld met diepte waarneming tot gevolg. Het is berust op dwarsdisparatie in
Panums area (het gebied waar diepte zichtbaar word).
Wat is retinarivaliteit?
De ogen komen met elkaar in competitie als zij 2 totaal andere beelden zien. Die gaan dan een “gek”
plaatje maken wat je hersenen niet snappen. Zoals gat in de hand.
Wat is fusie en in welke richting is fusie mogelijk?
Deze fusie sprake bij motorische fusie om de beelden samen te voegen.
Horizontale fusie: naar binnen/ naar buiten.
Verticale fusie: naar boven/ naar beneden.
Torsionele fusie: kantelen van de ogen.
Beschrijf de volgende begrippen van monoculair dieptezien:
Bewegings-parallax: de dingen van dichtbij bewegen sneller als de dingen van veraf. Zoals bv in de auto
met gebouwen op afstand vs lantaarnpalen dichtbij.
Lineair perspectief: de brug is op het begin breder en smaller in de verte.
Overlap contouren: voorwerpen zitten voor andere voorwerpen waardoor je weet dat het ene voorwerp
dichterbij is dan het andere.
Verdeling licht -schaduw: op de bovenkant meer licht, onderkant donkerder. Je weet daardoor dat het
een 3d voorwerp is.
Bekendheid van de grootte: persoon voor kathedraal. Je weet hoe groot de persoon is waardoor je weet
dat de kathedraal groot is.
Ruimtelijk perspectief: diepte in een dal met bergen die achter elkaar liggen.
Cylopenoog
2 ogen worden op elkaar geplakt. De nasale kant van OD en temporale kant van OS vallen op elkaar. Bij
scheelzien word dit paaltje interessant. Het licht komt dan binnen op AOD (alternatief punt in OD). Je
pakt het alternatieve punt om het cylcopenoog te tekenen. Je krijgt dan 2 dezelfde beelden te zien op
een andere plaats. Dit zorgt voor diplopie.
Bij Confusie kijken FOD en FOS naar een ander beeld. Beide beelden vormen zich op dezelfde plaats.
Homonieme diplopie: beeld van het rechteroog word rechts gezien. Dus loopt AOD vanuit links (nasaal),
vormt het beeld rechts.
, Heteronieme diplopie: beeld van het rechteroog word links gezien. Dus loopt AOD vanuit rechts
(temporaal), vormt het beeld links.
Dissosiatie uitleggen:
Het in meer of mindere mate verbreken van de samenwerking tussen de ogen. Dit doe je in
proefomstandigheden voor superimpositie en simultaan perceptie. In de dagelijkse omstandigheden is
dit weinig aanwezig. In de volgorde van onderzoeken ga je van weinig dissociatie naar veel dissociatie.
Hoorcollege 4: correspondentie en PEK
uitleggen hoe de horopter eruit ziet
De boog waarin je de staafjes zet. Onderverdeeld in OFPP en SFPP.
Objective frontoparallel plane (dus objectief en verwacht) loopt in een
rechte lijn. Subjective frontoparallel plane (dus subjectief) loopt in een
boogje.
De kromming waarop de punten lopen is de horopter. Alles op de oranje
lijn zie je enkel en tegelijkertijd. Dit is namelijk de lijn die zichtbaar word
door de prikkeling van corresponderende netvliespunten en heeft overal
dezelfde hoek.
uitleggen wat de Panum's area / PEK inhoudt en hoe groot deze is
het gebied tussen de oranje en rode lijnen van de horopter. Buiten die
lijnen en dus buiten Panum’s area heb je dubbelzien. In Panum’s area heb
je enkelzien waarbij dieptezien komt.
Panum’s area is in het centrum best klein (fovea 6-10 bgmin), in de periferie 30-40 bgmin op 12 graden.
In Panum’s area vind ook sensorische fusie plaats en is er geen sprake van diplopie.
met behulp van Panum's area analyseren wanneer er sprake is van diplopie, fusie, stereoscopisch zien
diplopie: alles buiten Panum’s area (en dus buiten de rode lijnen). Kan je met motorische fusie tussen de
lijnen dwingen.
fusie: je kunt de punten buiten Panum’s area met motorische fusie tussen de lijnen, dus in Panum’s area,
dwingen. Combinatie van motorische en sensorische fusie. Komt overeen met fixatie disparatie en het
gebruik van een prisma om FOD op AOD te dwingen.
stereoscopisch zien: de punten die binnen Panum’s area vallen maar vanuit een andere plek in het oog
zorgen hiervoor. Worden in de plaatjes dan FOS’ of FOD’ genoemd.
uitleggen wat bedoeld wordt met fysiologische diplopie
Is dubbelzicht wat altijd aanwezig is. Zoals de 2 vingers, de voorste is dubbel, de achterste is enkel
zichtbaar.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller nikkiappeldoorn. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.75. You're not tied to anything after your purchase.