Deze samenvatting/aantekeningen gaan over de lesbrief Europa van economie. Alle 5 hoofdstukken komen aan bod. De onderwerpen die onder andere voorkomen zijn: internationale handel, import en export, speltheorie, overheid financiën, conjunctuur en valuta. Alles is duidelijk aangegeven met kleur. Fo...
Hoofdstuk 1 .
Arbeidsmigratie = de trek naar een ander land om daar te gaan werken.
● Voorbeeld: door de toetreding van Oost-Europese landen tot de Europese
Unie (EU) zijn er veel arbeiders uit die landen naar het Westen getrokken om
daar te werken.
Als men kijkt naar de Nederlandse economie, dan kunnen de gevolgen van de
instroom van arbeidsmigranten zowel positief als negatief zijn. Arbeidsmigratie heeft
dus zowel voor- als nadelen.
Voorbeelden van voordelen van arbeidsmigratie voor de Nederlandse economie:
● De lonen van arbeidsmigranten zijn laag, waardoor de loonkosten laag zin.
Hierdoor is de kostprijs per product lager en kan het product goedkoper
worden aangeboden.
● Als er in bepaalde sectoren tekorten zijn, kunnen deze problemen door
arbeidsmigranten worden opgelost worden. Zij vullen de tekorten op.
● De arbeidsmigranten verdienen een inkomen en besteden daar een gedeelte
van in Nederland. Hierdoor stijgt het bbp.
Voorbeelden van nadelen van arbeidsmigratie voor de Nederlandse economie:
● Arbeidsmigranten waren/zijn voornamelijk laaggeschoold, waardoor er
sprake is van verdringing van Nederlandse arbeidskrachten aan de onderkant
van de arbeidsmarkt. Zij nemen ‘onze’ plaats in, waardoor Nederlandse
arbeidskrachten werkloos worden/blijven.
● Arbeidsmigranten zijn/worden steeds hoger opgeleid, waardoor
hoogopgeleide Nederlandse werknemers Nederland zouden kunnen verlaten.
Dit kan op lange termijn, wanneer zij niet terugkeren en de arbeidsmigranten
weggaan, nadelig zijn voor de kwaliteit en kwantiteit van de productiefactor
arbeid in Nederland. (Daarnaast geldt: als de arbeidsmigranten wel in
Nederland blijven, is het vanzelfsprekend nadelig voor de productiefactor
arbeid in het land van herkomst van de arbeidsmigranten.)
Internationale handel/ruil = de handel tussen verschillende landen.
● Internationale handel of ruil vindt plaats, omdat sommige producten in eigen
land niet geproduceerd kunnen worden of omdat de productie in eigen land
duurder is dan in andere landen.
- In zulke gevallen is het beter om producten te importeren. Zo importeert
Nederland producten als tropisch fruit, kleding en olie.
Tegenover import staat export.
,Open economie = een land dat veel handelt met het buitenland en dat dus relatief
veel importeert en exporteert.
● Nederland is een voorbeeld van een open economie. De export en import van
Nederland zijn relatief groot ten opzichte van de omvang van de economie/het
bbp.
- Kleine landen, zoals Nederland, hebben vaak een open economie: omdat ze
niet veel verschillende producten zelf kunnen produceren, moeten ze veel
handelen met het buitenland.
⤷ Grote landen, zoals de Verenigde Staten, kunnen daarentegen meer zelf
produceren en handelen daarom relatief minder met het buitenland. Toch zijn de
VS nog steeds een open economie.
In een open economie hebben consumenten vaak een veel grotere keuze aan
goederen en diensten in vergelijking met een economie die relatief gesloten is.
● Totaal gesloten economieën komen tegenwoordig niet meer voor. Elk land
drijft handel met het buitenland.
Open economieën, zoals Nederland, zijn sterk afhankelijk van de economische
ontwikkelingen in de landen waarmee veel handel gedreven wordt.
De concurrentiepositie van bedrijven in een land ten opzichte van bedrijven in
andere landen, de internationale concurrentiepositie, is erg belangrijk.
Het wordt bepaald door onder andere de productiekosten (zoals loon- en
machinekosten) en de kwaliteit van de producten.
● Landen importeren producten die goedkoper in andere landen gemaakt
kunnen worden en exporteren producten die zij zelf goedkoop kunnen maken.
Als verschillende landen zich toeleggen op verschillende producten is er sprake van
internationale arbeidsverdeling. Door specialisatie is ruil mogelijk.
Toenemende specialisatie leidt tot meer internationale handel.
● Verkopen alleen waar ze het beste in zijn (beste en makkelijkst om te
produceren).
Belangrijke oorzaken waarom landen zich specialiseren:
1. Natuurlijke omstandigheden
2. De loonkosten per product
3. De kwaliteit van de producten
4. Infrastructuur
5. Stabiliteit
, 1. Natuurlijke omstandigheden:
● Verschil in klimaat: hierdoor kan in het ene land een product goedkoper
geproduceerd worden dan in een ander land.
- Voorbeeld: Nederland importeert sinaasappels uit Spanje, omdat
sinaasappels door het klimaat in Spanje is er dus in gespecialiseerd.
● Aanwezigheid van grondstoffen: in het ene land is de aanwezigheid van
een bepaalde grondstof groter dan in het andere land.
- Voorbeeld: Nederland heeft nauwelijks olie in de grond zitten. Saoedi-Arabië
heeft het bv. in overvloed, waardoor Nederland olie uit bv. Saoedi-Arabië
importeert. Saoedi-Arabië is dus in gespecialiseerd.
2. Loonkosten per product:
Als de loonkosten per product in een land relatief laag zijn, kan een product
goedkoper gemaakt worden en dus tegen een lagere prijs op de markt worden
gebracht.
● Belangrijk hierbij is de arbeidsproductiviteit van de werknemer.
Arbeidsproductiviteit = geeft aan hoeveel een werknemer gemiddeld in een
bepaalde periode produceert.
● De loonkosten per product zijn dus belangrijk voor de concurrentiepositie van
een land.
Formules:
Loonkosten per product = loonkosten per werknemer : arbeidsproductiviteit
Indexcijfer loonkosten per product = indexcijfer loonkosten per werknemer :
indexcijfer arbeidsproductiviteit × 100
Als de loonkosten per product stijgen en deze stijging wordt doorberekend in de
prijzen, dan worden producten duurder voor het buitenland.
● Gevolg: de internationale concurrentiepositie verslechtert.
Vaak wordt het belang van loonmatiging benadrukt, omdat dit goed is voor de
export.
Loonmatiging = de loonstijging is beperkt.
● De hoogte van de lonen heeft niet alleen invloed op de export, maar ook op de
binnenlandse bestedingen en de import.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller floknowseverything. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.82. You're not tied to anything after your purchase.