De samenvatting is geschreven aan de hand van de leerdoelen die door 10voordeleraar zijn opgesteld. Deze doelen zijn uitgewerkt doormiddel van de lessen en de boeken die door het Viaa zijn aangeraden.
Er worden veel voorbeelden gegeven van de uitgewerkte begrippen.
De samenvatting gaat in op alle...
Samenvatting kennisbasis
Nederlandse taal
De student kent de luisterdoelen en kan in een taalgebruikssituatie
aangeven welke luisterstrategie gehanteerd wordt.
De vier belangrijkste spreekdoelen zijn:
Spreekdoel spreekstrategie
Informeren; het overbrengen van feitelijke Oriënteren op het spreekdoel, monitoren van
informatie de spreektaak.
Amuseren; de toehoorders vermaken Oriënteren op het soort spreektaak, oriënteren
op het publiek of gesprekspartners.
Instrueren; de spreker wilt iets verduidelijken Reflecteren op de spreektaak.
Overtuigen; overhalen tot een bepaalde Oriënteren op het onderwerp en inbrengen van
mening eigen kennis, evalueren van de spreektaak.
De vijf belangrijkste luisterdoelen zijn:
Luisterdoel Luisterstrategie
Iets te weten willen komen Intensief luisteren
Een bepaald gevoel willen ondergaan Globaal luisteren
Zich een mening willen vormen Kritisch luisteren
Een bepaalde handeling willen uitvoeren Gericht luisteren
Een spel mee willen spelen
De student kent de sociale taalfuncties en kan aangeven welke van
toepassing is
Zelfhandhaving: zichzelf verdedigen/beschermen. Bijvoorbeeld; die had ik!
Zelfsturing: een vaardigheid waarbij de spreker zijn eigen handelen of plannen ordent en aankondigt.
Sturing van anderen: de taal wordt gebruik om het gedrag van anderen te beïnvloeden.
Structurering van het gesprek: de taal wordt gebruikt om het gespreksverloop de beïnvloeden.
De deelnemer kent de cognitieve taalfuncties en kan cognitieve
taalfuncties ordenen in mate van complexiteit en kan van een
taalgebruikssituatie aangeven welke cognitieve taalfunctie van
toepassing is.
Dit zijn de taalfuncties gerangschikt op complexiteit
1. Rapporteren; verslag doen van iets wat in de werkelijkheid voorkomt.
Dit is een visje met een lange staart, die andere is korter
2. Redeneren; beschrijving waarin een extra denkstap wordt verwoord
Als we de deur van de koelkast opendoen, gaat de cavia piepen, want hij wil ook eten.
3. Projecteren; verplaatsen in de gedachten en gevoelens van iemand anders.
Esra heeft geen zin om te spelen. Ze is verdrietig want haar konijn is dood.
,De deelnemer kan in een taalgebruikssituatie aangeven of een kind
zijn taal verwerft ten aanzien van semantische, fonologische,
morfologische, syntactische en pragmatische aspecten.
Taalverwerving Uitleg
Fonologisch niveau Het kind produceert spraakklanken zoals ah, ah of buh buh.
Morfologisch niveau De regels waarop woorden worden gevormd. Eerst worden er nog
fouten gemaakt zoals gevald of geloopt, maar dit wordt al snel
gevallen en gelopen.
Semantisch niveau De betekenis van de woorden. Het kan zijn dat een kind eerst alle
dieren aanduidt met het woord paard. Later komen hier de correct
woorden bij
Syntactisch niveau Er zijn regels voor het combineren van woorden. Dit is voornamelijk
op zinsniveau. Eerst heb je zinnen zoals: waar bal? Later worden dit
volledige zinnen zoals: Waar is de bal?
Pragmatisch niveau Een kind maakt zich de regels eigen van het communiceren met
andere mensen. Het is bijvoorbeeld tactischer om te zeggen: ‘Zou ik er
even langs mogen?’ i.p.v. ‘Aan de kant jij!’
De deelnemer kent twee verschillende theorieën over
taalverwerving: creatieve constructietheorie en interactionele
benadering.
Creatieve constructietheorie: binnen deze theorie gaan we ervan uit dat kinderen worden
aangeboren met een taalvermogen waarmee ze op een creatieve manier zinnen kunnen maken. Een
kind kan elke willekeurige taal leren. De manier waarop de zinnen worden opgebouwd wordt met de
jaren beter.
Interactionele benadering: Hierbij gaat het ook over het aangeboren taalvermogen, maar ook over
de interactie tussen het kind en andere moedertaalsprekers. Het is in deze situatie wel belangrijk dat
het taalaanbod aangepast wordt voor het kind. De woorden worden vaak herhaald zodat een kind
zelf conclusies kan trekken voor de betekenis.
De deelnemer kent de taalontwikkelingsfasen en hun kenmerken
kan aangeven in welke volgorde de prelinguale en linguale fase van
de taalontwikkeling verloopt.
De prelinguale fase
Dit is de fase voordat een kind woordjes begint te spreken. Deze periode loopt van geboorte tot
eerste levensjaar. In deze periode gaat het om communiceren, baby’s kunnen dit al heel snel. Als een
baby iets wilt van de ouders gaat het huilen. De ouders reageren hierop met affectie.
Na 6 weken begint het brein van de baby zich actief bezig te houden met taal. De baby maakt
stemgeluiden, dit zijn in het begin alleen nog maar klinkers. Dit wordt het vocaliseren genoemd.
Na ongeveer 4 maanden begint de baby te experimenteren met klanken, toonhoogte, duur en
luidheid. De baby is dan bezig met vocaal spel. Ouders gaan hier vaak op in door ‘gesprekken’ te
voeren. Hierdoor leert de baby dat je met taal op elkaar reageert.
Na ongeveer 7 maanden begint de baby te brabbelen. De baby herhaalt klankgroepen. Het begint te
klinken als taal, maar er zit nog geen betekenis achter.
, Linguale periode
De linguale periode valt uiteen in drie perioden
1. De vroeglinguale periode (1 tot 2 ½ jaar): het brabbelen gaat over naar babbelen. Kinderen
gebruiken de eerste woorden gekoppeld aan een specifieke context. De eerste woorden
worden nog niet goed uitgesproken. Deze woorden zijn voor het kind volledige zinnen. Poes
kan de zin aanduiden van: ‘Daar zit een poes.’ Deze fase duurt ongeveer een half jaar.
Na de eenwoordzinnen komen we aan bij de tweewoordzinnen. Er zullen zinnen ontstaan
zoals: ‘Die hier.’ Of ‘Peter koffie.’ De zinnen zullen ongeveer dezelfde woordvolgorde hebben
als volwassenentaal.
De fase wordt redelijk snel gevolgd door de meerwoordzinnen. In deze periode gaat de
woordenschat van een kind enorm vooruit. Op de tweede verjaardag van een kind kent hij al
500 woorden. Dit zijn vaak inhoudswoorden, functiewoorden ontbreken vaak.
2. De differentiatiefase (2 ½ tot 5 jaar): aan het begin van de taalontwikkeling heeft dit
voornamelijk plaatsgevonden op fonologisch, semantisch en syntactisch niveau. In de
differentiatie fase begint het ook op pragmatisch en morfologisch niveau plaats te vinden.
Kinderen ontwikkelen zich in deze periode op veel vlakken in een razend tempo.
Rond de derde verjaardag van het kind kent het ongeveer 1000 verschillende woorden. Er
worden nieuwe categorieën ontdekt zoals bijwoorden, lidwoorden en voegwoorden.
Een kind leert in deze periode zelf veel verschillende taalregels. Maar dit kan leiden tot
overgeneralisatie van deze regels. Er worden woorden gebruikt zoals meegebrengt, loopte
en gevald. Er worden ook zelf veel nieuwe woorden bedacht zoals timmer (hamer).
3. De voltooiingsfase (5 tot 9 jaar): er komen in deze fase niet veel nieuwe dingen bij kijken. De
woorden schat is uitgebreid naar 3.000 tot 4.000 woorden. En een passieve woordenschat
van 6.000 tot 8.000 woorden (voor volwassenen is dit 50.000 tot 100.000 woorden).
De deelnemer kent de verschillen tussen eerste en
tweedetaalverwerving met het oog op de factoren taalkennis en tijd
en kent de begrippen simultane en successieve tweetaligheid.
Begrip Uitleg
Simultane tweetaligheid Als een kind voor het derde levensjaar bezig is met het leren van een
tweede taal, spreken we over simultane tweetaligheid.
Successieve tweetaligheid Nadat een kind drie is geworden en een tweede taal begint te leren
hebben we het over successieve tweetaligheid. Hierdoor wordt de
tweede taal beïnvloed door de eerste taal. Er worden vaak veel
fouten gemaakt in uitspraak en spelling.
Interfentiefout Fouten die voortkomen uit de verschillen tussen een eerste en een
tweede taal. Zo zal een Turks kind wil en wiel hetzelfde uitspreken.
Er zit in het Turks geen verschil tussen de /i/ en de /ie/
Als iemand een tweede taal gaat leren tijdens de successieve tweetaligheid zien we vaak dat de
spreker niet het volledige niveau kan bereiken. De spreker zal er ook langer over doen als deze niet in
contact komt met moedertaalsprekers en situaties waarin hij kan oefenen.
Kinderen kunnen een tweede taal sneller leren dan volwassenen. Het gaat in ongeveer hetzelfde
stappenplan als de eerste taal ontwikkeling.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller iristromp. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $11.45. You're not tied to anything after your purchase.