Kernfuncties
Kwalificatie: Basale kennis van de taal en de taalvaardigheden: spreken, schrijven, lezen en
luisteren
Socialisatie: het proces waarbij iemand bewust en onbewust cultuurkenmerken van een groep
overneemt
Subjectivering: De vorming van een persoon. Subjectivering is niet alleen ‘dit is wat IK wil’,
maar ook ‘ik EN mijn wereld’
1.2 Visies
Visies taalonderwijs
- Traditioneel taalonderwijs: De nadruk ligt op schriftelijke vaardigheden.
Grammatica is belangrijk. Een goede beheersing daarvan leidt tot een betere
taalbeheersing, zo is de veronderstelling. Er wordt aandacht besteed aan de ontleding
van zinsdelen en de benoeming van woordsoorten. Bij het schrijven ligt er een sterk
accent op de vorm van taal, met name op spelling. Voordeel: overzichtelijk. Nadeel:
aandacht voor verschillende domeinen niet evenwichtig.
- Thematisch cursorisch taalonderwijs: Uitgangspunt is: leerlingen leren taal vooral
door taal te gebruiken in zinvolle gebruikssituaties. Er wordt veel met thema’s
gewerkt. Naast thematische activiteiten zijn er cursorische activiteiten waarbij
leerlingen activiteiten oefenen die niet in een thema te passen zijn. Denk hierbij een
technisch lezen, spelling en grammatica. Voordeel: leerlingen ervaren de activiteiten
als zinvol. Nadeel: Thematisch onderwijs kost veel tijd, daardoor is een balans tussen
thematisch- en cursorisch onderwijs soms moeilijk te vinden voor de leerkracht.
- Taal bij alle vakken: Taal gebruik je volgens de visie van taal bij alle vakken voor
het leren van nieuwe inhouden en voor het verkrijgen van nieuwe inzichten. De
leerkracht is sterk gericht op de interactie in de groep. Leerlingen praten en
discussiëren bijvoorbeeld veel om zo hun denkproces te ontwikkelen. Voordeel:
leerlingen gebruiken taal in een betekenisvolle situatie. Nadeel: sommige
taalonderdelen kunnen beter systematisch aangeleerd worden.
- Communicatief onderwijs: Bij communicatief taalonderwijs staat centraal dat de
leerlingen leren om goed mondeling en schriftelijk te communiceren. Minder nadruk
op de correctheid van het taalgebruik en meer naar bijvoorbeeld het tot stand komen
van de communicatie. Voordeel: leerlingen raken sneller gemotiveerd door de gekozen
situaties. Nadeel: niet alles kan in reële communicatieve situaties worden aangeboden.
- Wholelanguagebenadering: Deze visie gaat ervan uit dat het onnatuurlijk is om taal
op te delen in kleineren eenheden die apart aangeleerd worden. De taal wordt als
geheel aangeboden. Hier horen werkvormen bij zoals de taalronde, waarbij vertellen,
luisteren, schrijven en lezen in samenhang ervaren en geleerd worden. Voordeel: de
kinderen zijn erg betrokken. Nadeel: als leerkracht moet je scherp zijn of je
onderwerpen kiest waar alle leerlingen iets over te zeggen hebben.
, - Strategisch taalonderwijs: Deze visie gaat ervan uit dat leerlingen eerst strategieën
moeten leren beheersen, voordat ze communicatieve taken kunnen uitvoeren.
Leerlingen krijgen procedures aangereikt die ze kunnen volgen om iets te doen.
Voordeel: De leerlingen krijgen een middel om grip te krijgen op de taal. Nadeel:
strategieën moeten geen doel, worden maar als middel gebruikt worden.
- Taakgericht taalonderwijs: Taakgericht taalonderwijs gaat ervan uit dat leerlingen
niet alleen een taal leren óm er taken mee uit te voeren, maar dat ze de taal juist leren
dóór zulke taken uit te voeren. Er is een kloof tussen wat de leerlingen aan
taalvaardigheid bezitten en wat ze nodig hebben om de taak goed uit te voeren. De
bedoeling is dat de leerlingen gemotiveerd genoeg zijn om de kloof te overbruggen en
al doende taalvaardiger te worden. Voordeel: leerlingen zijn gemotiveerd. Nadeel: de
situaties kunnen gekunsteld worden als de leerkracht steeds weer iets moet bedenken.
- Interactief taalonderwijs: interactief taalonderwijs gaat ervan uit dat leerlingen taal
het beste leerlingen in een krachtige leeromgeving waarbij rekening wordt gehouden
met hun individuele verschillen en behoeften. Het bestaat uit: betekenisvol leren,
sociaal leren en strategisch leren. Interactief taalonderwijs verenigt veel de hiervoor
genoemde visies in zich, behalve het traditionele taalonderwijs.
Betekenisvol leren; kinderen leren het best in contexten die voor hen
belangrijk zijn
Sociaal leren; leerlingen leren in samenspraak en samenwerking met
anderen
Strategisch leren; leerlingen hebben concrete strategieën nodig om
bepaalde taalproblemen op een efficiënte wijze op te lossen
Bij taal draait het om vier vaardigheden; luisteren, spreken, lezen en schrijven.
- Onderscheid tussen gesproken taal en geschreven taal; gesproken taal kun je horen
en uitspreken. Geschreven taal kun je zien en opschrijven.
- Onderscheid tussen receptieve en productieve processen; betekenis geven aan
klanken en tekens noemen we receptief, oftewel ontvangend. Je kunt ook zelf klanken
en tekens produceren, bijvoorbeeld als je praat en schrijft. Dit noemen we een
productief proces.
Verder zijn er ook vier domeinen van taal. Namelijk, spreken en schrijven als productieve
vaardigheden, luisteren en lezen als receptieve vaardigheden. Spreken en luisteren zijn
mondelinge vaardigheden, schrijven en lezen zijn schriftelijke vaardigheden.
Productief Receptief
Spreken Luisteren
Mondeling
Schrijven Lezen
Schriftelijk
Geletterdheid
- Ontluikende geletterdheid; voor kinderen van 0 tot 4 jaar; die geleidelijk ontdekken
dat er geschreven taal bestaat.
- Beginnende geletterdheid; voor kinderen van groep 1, 2 en 3, die het alfabetisch
schrift en het verband tussen gesproken en geschreven taal ontdekken. Kinderen leren
woorden te verklanken, hechten er een betekenis aan en schrijven hun eerste woorden.
- Gevorderde geletterdheid; voor kinderen van groep 4 tot en met 8. Kinderen leren
steeds sneller woorden herkennen en lezen steeds gemakkelijker, ook moeilijkere
teksten; het proces verloopt geautomatiseerd. Kinderen ontwikkelen hun eigen smaak
en kunnen steeds beter hun gedachten en gevoelens omzetten in geschreven taal.
Omschrijvingen van taal
- Taal heeft verschillende functies. Je kunt via taal contact onderhouden met anderen
(communicatieve functie), greep krijgen op hoe de wereld in elkaar steekt
(conceptualiserende functie) en jezelf uitdrukken (expressieve functie).
- Taal heeft betekenis. Taal gaat ergens over. Je kunt met woorden verwijzen naar
ervaringen, feiten, gebeurtenissen en voorwerpen.
- Taal heeft een systeem. In de taal worden klanken en tekens tot woorden, zinnen en
‘teksten’ gecombineerd volgens bepaalde regels.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller ls112. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.51. You're not tied to anything after your purchase.