Gebitsontwikkeling
bij de mens –
Linden FPGM
Hoofdstuk 2. Kaakgroei tijdens vorming en eruptie van
melkelementen
Bij een pasgeborene zijn de proporties van het lichaam afgestemd op het functioneren van de vitale systemen.
Armen en benen zijn naar verhouding erg klein en het hoofd is naar verhouding erg groot.
Bij een neonatus is het hoofd al erg groot en op 6-jarige leeftijd is deze al 90% van de uiteindelijke omvang.
Soms zijn bij geboorte eerste voortandjes aanwezig of komen ze al naar een maand.
Natal teeth: Voortandjes aanwezig bij geboorte.
Neonatal teeth: Voortandjes komen door naar een maand.
Als dit leidt tot beschadiging in de mond of aan de moederborst kan extractie worden overwegen. Dit heeft
verder geen nadelige gevolgen voor de gebitsontwikkeling.
Over het algemeen verloopt groei vrij gelijkmatig, met uitzondering van de eerste levensjaren en de groeispurt.
Volgorde groei puberteit: Armen en benen (voet → onderbeen → bovenbeen) → Heup- en borstbreedte →
Schouderbreedte (bij jongens) → Romplengte → Borstdiepte → Onderkaak groeit uit.
Kraakbeen bezit de mogelijkheid van interstitiële groei en kan snel in omvang toenemen. Bot kan dat niet. Nadat
calcificatie is opgetreden kan het alleen nog toenemen door appositie aan oppervlakten.
In de eerste maanden na de geboorte verandert er erg veel aan de schedel:
Er is veel groei van de gedeelten van de kaken die de tandkiemen bevatten.
De onderkaak komt meer ventraal dan de bovenkaak.
De sagittale relatie tussen de kaken benaderd een situatie die overeenkomt met het complete melkgebit.
Voor de vorming van melkmolaren is meer ruimte als voor -incisieven omdat de kaak in het front smaller is.
Melk incisieven en -cuspidaten worden niet gevormd in de oriëntatie waarin ze doorbreken.
Tijdens de hele prenatale periode en even na de geboorte staan de frontelementen geroteerd of
overlappend.
Voor de geboorte neemt de omvang van het voorste gedeelte van de kaken niet of maar weinig méér toe
dan de som van de kroonbreedte van de zich daarin bevindende incisieven.
Er wordt aangenomen dat de overlapping van de zes frontelementen geen wezenlijke verandering ondergaat omdat
de ruimte die nodig is niet ter beschikking komt. Dit gebeurt pas na de geboorte.
De mediane sutuur in de bovenkaak en de symphysis in de onderkaak leveren de grootste bijdrage aan de vroege
transversale ontwikkeling van de kaken.
6 maanden na geboorte is de symphysis verbeend dus deze levert maar kort de bijdrage.
De mediane sutuur blijft tot voltooiing van de gebitsontwikkeling bestaan.
Als de eerste melkmolaren occluderen wordt de transversale groei van de bovenkaak op de breedte van de
onderkaak afgestemd. De breedte ontwikkeling daarvan wordt gestuurd door de ondertandboog.
De omvang van de kaken neemt zoveel toe dat de melk incisieven voor doorbraak in de goede positie zitten.
De veranderingen die verticaal binnen de kaken optreden bij 6 jaar staan in verband met de verlenging van de
blijvende elementen, de resorptie van de wortels van melkelementen en de hoogtetoename van het faciale skelet.
, De relatie tussen kronen van blijvende snijtanden en wortels van melktanden varieert en is afhankelijk van
ruimtelijke condities in het voorste gedeelte van de kaken.
De vormende delen van de cuspidaten zijn het verst naar craniaal gelokaliseerd. Die van de laterale
snijtanden het meest caudaal en die van de centrale snijtanden halverwege de laterale en cuspidaten.
Voor de ruimte beschikbaar voor gebitselementen is de plaats waar de vorming van blijvende hoektanden begint en
hun apices zich na doorbraak zullen bevinden essentieel.
De apicale area 0-1: Deel waar de vormende melk- en blijvende elementen zitten.
De apicale area bij het melkgebit: Deel waar de apices van de melkelementen en de vormende delen van de
blijvende elementen zitten.
De apicale area bij het wisselgebit: Deel waar de apices van melk- en blijvende elementen zitten.
De apicale area bij een volwassengebit: Deel waar de apices van de blijvende elementen zitten.
Delen apicale area:
Voorste: Tussen mesiale zijden van de vormende delen van de blijvende hoektanden en na volledige eruptie
de apices hiervan.
Middelste: Tussen de begrenzing van het voorste deel en de mesiale zijden van het vormende deel van de
eerste blijvende molaren. Na volledige eruptie iets ventraal van het mesiale wortelpunt.
Achterste: Dorsaal middelste deel tot de achterzijde van de tuber maxillaris in de bovenkaak en in de
onderkaak tot de achterzijde van tuberositas lingualis.
Over het algemeen is de aanwezigheid van veel ruime diastemen in het melkgebit gunstig voor het blijvende gebit.
Dit geldt echter niet altijd. De correlatie tussen de som van de mesiodistale kroonafmetingen van de
melkelementen en hun opvolgers is gering.
Kleine mesiodistale kroonafmetingen gaan niet altijd samen met kleine maten van de opvolgers en
omgekeerd.
Als erupterende melk- en blijvende molaren en premolaren na doorbraak occlusaal contact maken, worden ze met
het kegel-trechtermechanisme tot een optimale interdigitatie geleid.
Deze treedt voor het eerst op als de tegenoverliggende eerste melkmolaren elkaar raken. Deze wordt
bijgestuurd door de trechtervorm van de centrale fossa van de ondermolaar waarin de grote palatinale
knobbel van de eerste melkmolaar boven gaat vallen.
o Aanpassing van eruptierichting vindt meer plaats in de bovenkaak als de onderkaak.
In de regel staan de tweede melkmolaren op 2,5 jaar in occlusie en is het melkgebit compleet.
Hoofdstuk 3. Wisseling van snijtanden en doorbraak van
eerste blijvende molaren. Eerste wisselfase
De eerste wisselfase bestaat uit:
Doorbraak 1e molaren en wisseling van alle incisieven.
Fase duurt ± 3 jaar en start op de leeftijd van ±6 jaar.
Doorbraak van de eerste molaren:
Hiervoor is door de groei van de kaak voldoende ruimte ontstaan.
De molaren komen na doorbraak in mesiodistale richting loodrecht op het occlusievlak te staan.
De grote distopalatinale knobbel van de bovenmolaren hoort te vallen in de centrale fossa van de
ondermolaar.
Deze 1e molaren zijn belangrijke steunpilaren voor occlusie (‘key to occlusion’).
Kaakuitgroei naar dorsaal zorgt voor molaarvelden waarin de 2e en 3e molaren kunnen uitgroeien.
Wisseling van de incisieven:
De kronen van blijvende elementen zijn breder dan die van hun voorgangers, vooral in de bovenkaak.
Vóór doorbraak liggen de tandkiemen op de plek waar later de wortels zullen liggen, dit is een kleiner
boogsegment dan op de uiteindelijke locatie van de incisale randen.
De snijtanden erupteren in de richting die overeenkomt met hun aanlegpositie.
In de bovenkaak erupteren de laterale incisieven meer labiaal dan de centrale. Pas na doorbraak vermindert
de labiale inclinatie.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller melikaseinen. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.81. You're not tied to anything after your purchase.