100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Begrippenlijst Ontwikkelingspsychologie, ISBN: 9789043036955 Ontwikkelingspsychologie (PB0112) $6.88   Add to cart

Summary

Samenvatting Begrippenlijst Ontwikkelingspsychologie, ISBN: 9789043036955 Ontwikkelingspsychologie (PB0112)

 26 views  1 purchase
  • Course
  • Institution
  • Book

Uitgebreide volledige begrippenlijst van het vak Ontwikkelingspsychologie. Bevat alle begrippen van het boek H1 t/m H13 en belangrijke begrippen uit YouLearn (+ artikelen).

Preview 4 out of 26  pages

  • No
  • Hoofdstuk 1 t/m 13
  • April 12, 2023
  • 26
  • 2022/2023
  • Summary
avatar-seller
H1 - Een inleiding in de ontwikkeling van het kind

Ontwikkelingspsychologie = (Levenslooppsychologie) De wetenschappelijke studie naar
groei, verandering en stabiliteit bij mensen, van conceptie tot ouderdom, maar met een
accent op de jaren tot de volwassenheid, waarin veranderingen elkaar het snelst opvolgen.

Fysieke ontwikkeling = Ontwikkeling die betrekking heeft op de fysieke opbouw van het
lichaam, zoals de hersenen, het zenuwstelsel, de spieren, de zintuigen en de behoefte aan
eten, drinken en slaap.

Cognitieve ontwikkeling = Ontwikkeling die betrekking heeft op intellectuele vermogens,
zoals denken, leren, geheugen en probleemoplossing.

Sociaal-emotionele ontwikkeling = Ontwikkeling die betrekking heeft op sociale relaties,
interacties met anderen en op het omgaan met emoties.

Persoonlijkheidsontwikkeling = Ontwikkeling van duurzame gedragingen en (karakter)
eigenschappen die de ene persoon van de andere onderscheiden.

Leeftijdsgroepen:
- Prenatale periode (van conceptie tot geboorte)
- Babytijd (van geboorte tot twee jaar)
- Peuter- en kleutertijd (van twee tot zes jaar)
- Schooltijd (van zes tot twaalf jaar)
- Adolescentie (van twaalf tot twintig jaar)

Cohort = Een groep mensen die rond dezelfde tijd op dezelfde plek zijn geboren.

Continue verandering = Geleidelijke kwantitatieve ontwikkeling, waarbij prestaties op een
bepaald niveau voortvloeien uit die op de vorige niveaus.

Discontinue verandering = Ontwikkeling die in aparte stappen of stadia plaatsvindt, en
waarbij elk stadium gedrag oplevert dat kwalitatief anders is dan gedrag in eerdere stadia.

Kritieke periode = Een specifieke tijdsspanne in de ontwikkeling waarin een bepaalde
gebeurtenis de grootste - en zelfs onomkeerbare - gevolgen heeft.

Stimuli = Prikkels, oftewel veranderingen in de uitwendige of inwendige omgeving waarop
een organisme reageert.

Plasticiteit = De mate waarin een zich ontwikkelend gedragspatroon of fysieke structuur
veranderbaar is.

Gevoelige periode = Een afgebakende tijdspanne, meestal vroeg in het leven, waarin
mensen extra gevoelig zijn voor bepaalde omgevingsinvloeden en sterk ontvankelijk zijn
voor het leren van specifieke vaardigheden.

,Nature-nurturedebat = De discussie over de oorsprong van ons gedrag en onze
eigenschappen; in hoeverre komen deze voort uit onze aanleg en in hoeverre uit onze
opvoeding en leefomgeving?

Maturatie = Het proces van het zich geleidelijk ontvouwen van voorbestemde genetische
informatie.

H2 - Theoretische perspectieven en onderzoek

Theorie = Verklaring of voorspelling ten aanzien van een verschijnsel, die een raamwerk
biedt om de relaties tussen een reeks feiten of principes te begrijpen.

Psychodynamisch perspectief = Benadering binnen de psychologie die ervan uitgaat dat
gedrag gemotiveerd wordt door innerlijke krachten, herinneringen en conflicten, waarvan
een persoon zich nauwelijks bewust is en waarover hij weinig controle heeft.

Psychoanalytische theorie = Theorie die ervan uitgaat dat onbewuste krachten bepalend
zijn voor iemands persoonlijkheid en gedrag.

Id = Het primitieve, ongeorganiseerde, aangeboren deel van de persoonlijkheid dat opereert
vanuit het genotsprincipe.

Ego = Het rationele en redelijke deel van de persoonlijkheid, dat opereert vanuit het
realiteitsprincipe.

Superego = Het aspect van de persoonlijkheid dat iemands geweten vertegenwoordigt en
het onderscheid maakt tussen goed en kwaad.

Psychoseksuele ontwikkeling = Vijf fasen die kinderen volgens Freud doorlopen, waarin
genot, of bevrediging, telkens gericht is op een andere biologische functie en een ander deel
van het lichaam.

Fixatie = Gedrag dat in een eerdere ontwikkelingsfase is blijven steken als gevolg van een
onopgelost conflict.

Psychosociale ontwikkeling = De veranderingen in onze interacties met anderen en in hoe
we aankijken tegen het gedrag van anderen en tegen onszelf als leden van de
maatschappij.

Behavioristisch perspectief = Benadering binnen de psychologie die ervan uitgaat dat je
moet kijken naar waarneembaar gedrag en externe stimuli in de omgeving om de
ontwikkeling van het individu te begrijpen.

Stimulus-respons-leren = Vormen van leren die we kunnen beschrijven in termen van
stimuli (omgevingsfactoren) en responsen (gedragingen), zoals klassieke en operante
conditionering.

,Klassieke conditionering = Een vorm van leren waarbij een organisme op een bepaalde
manier leert reageren op een neutrale stimulus die dat type respons normaal gesproken niet
uitlokt.

Operante conditionering = Een vorm van leren waarbij een vrijwillige respons versterkt of
verzwakt wordt, afhankelijk van de associatie met positieve of negatieve consequenties.

Gedragsmodificatie = Een op het behavioristisch perspectief gebaseerde techniek om de
frequentie van gewenst gedrag te verhogen en de frequentie van ongewenst gedrag te
verlagen.

Sociaal-cognitieve leertheorie = Benadering binnen de psychologie waarbij de nadruk ligt
op leren door het gedrag van een ander persoon (een model) te observeren en na te doen.

Cognitief perspectief = Benadering binnen de psychologie die zich richt op de processen
die mensen in staat stellen de wereld te leren kennen, begrijpen en overdenken.

Assimilatie = Het proces waarbij mensen een nieuwe ervaring interpreteren aan de hand
van hun huidige cognitieve ontwikkelingsstadium en denkwijze.

Accommodatie = Het proces waarbij bestaande manieren van denken of doen veranderen
in reactie op nieuwe stimuli of gebeurtenissen.

Informatieverwerkingstheorie = Benadering van cognitieve ontwikkeling die probeert te
achterhalen op welke manieren mensen informatie coderen, opslaan en terughalen.

Cognitieve neurowetenschap = Benadering van cognitieve ontwikkeling die zich richt op
de invloed van hersenprocessen op cognitieve activiteit.

Systemisch perspectief = Perspectief waarbij men kijkt naar de relatie tussen individuen
en hun fysieke wereld, cognitieve wereld, persoonlijkheidswereld en sociale wereld.

Bio-ecologisch model = Model dat uitgaat van vijf omgevingsniveaus die elk organisme
gelijktijdig beïnvloeden.

5 omgevingsniveaus =
- Microsysteem (Dagelijkse, directe omgeving waarin kinderen leven)
- Mesosysteem (Zorgt voor connecties tussen de verschillende onderdelen van het
microsysteem)
- Exosysteem (Algemene invloeden)
- Macrosysteem (Vertegenwoordigt de overkoepelende culturele invloeden waaraan
een individu blootstaat)
- Chronosysteem (Ligt ten grondslag aan alle andere systemen/historische
gebeurtenissen)

Sociaal-culturele theorie = Benadering binnen de psychologie die het verloop van de
cognitieve ontwikkeling ziet als het resultaat van sociale interacties tussen de leden van een
cultuur.

, Scaffolding = Kinderen krijgen ondersteuning bij het leren van een taak die net boven hun
niveau ligt, waardoor zij een hoger niveau kunnen bereiken.

Evolutionair perspectief = Benadering binnen de psychologie die gedrag probeert te
identificeren dat het resultaat is van de genetische erfenis van onze voorouders.

Zelfdeterminatietheorie (ZDT) = Theorie over menselijke motivatie uitgaande van de
kerngedachte dat er drie natuurlijke basisbehoeften zijn die het functioneren, het
welbevinden en de groei van mensen beïnvloeden: autonomie, verbondenheid en
competitie.

Empirisch-wetenschappelijke methoden = Procedures om ideeën en vragen te toetsen
met behulp van zorgvuldige, gecontroleerde technieken en systematische dataverzameling
gebaseerd op eigen, objectieve waarnemingen. Bestaat uit grofweg 5 stappen:
1) Hypothese ontwikkelen
2) Onderzoek ontwerpen
3) Objectieve data verzamelen
4) Resultaten analyseren
5) Conclusies publiceren

Hypothese = Een voorspelling die toetsbaar, oftewel weerlegbaar is.

Operationalisering = De vertaling van een hypothese in specifieke, toetsbare procedures
die gemeten en waargenomen kunnen worden.

Experimenteel onderzoek = Onderzoek dat bedoeld is om causale relaties tussen
verschillende factoren te ontdekken.

Correlationeel onderzoek = Onderzoek dat bedoeld is om vast te stellen of er tussen twee
(of meer) factoren een verband of correlatie bestaat.

Steekproef = De groep participanten die is geselecteerd voor een onderzoek, met de
bedoeling dat de resultaten van het onderzoek gelden voor een soortgelijke grotere groep
(de populatie).

Experiment = Een onderzoeksmethode om een oorzaak-gevolgrelatie vast te stellen,
waarbij de onderzoeker verschillende ervaringen voor verschillende groepen participanten of
proefpersonen creëert.

Experimentele conditie = De procedure, zoals een behandeling, die de onderzoeker
bestudeert en de omstandigheden waaraan de experimentele groep wordt blootgesteld.

Experimentele groep = De groep die in een experiment wordt blootgesteld aan de
experimentele conditie.

Controlegroep = De groep die in een experiment niet wordt blootgesteld aan de
experimentele conditie.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Amber1003. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $6.88. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

76669 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$6.88  1x  sold
  • (0)
  Add to cart