100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Psychologie Een Inleiding, 8e herziene editie $5.44   Add to cart

Summary

Samenvatting Psychologie Een Inleiding, 8e herziene editie

 33 views  0 purchase
  • Course
  • Institution
  • Book

Deze samenvatting is gemaakt voor de opleiding criminologie voor het vak Inleiding Psychologie. Het is een redelijk uitgebreide samenvatting, echter zijn sommige tussenkopjes niet meegenomen omdat ze niet belangrijk waren. Ik heb zelf een 8.4 gehaald voor dit vak.

Last document update: 1 year ago

Preview 4 out of 72  pages

  • No
  • Hoofdstuk 1 t/m 13 (3.2 niet en h14 alleen onderdeel over ptss
  • April 12, 2023
  • April 14, 2023
  • 72
  • 2022/2023
  • Summary
avatar-seller
H1 Wat is psychologie en wat is het niet?
Psyche = geest, ogologie = gebied van studie.
Psychologie = de studie van de geest. (afkomstig uit het uit Grieks)

KC 1.1 Psychologie is een breed veld met vele specialismen, maar in wezen is psychologie de
wetenschap van gedrag en geestelijke processen.
Belangrijk:
-het houdt zich niet alleen bezig met geestelijke processen, maar ook met gedragingen.
dus: interne geestelijke processen (denken) en externe geestelijke processen. (praten)
-het wetenschappelijke onderdeel van de psychologie.


1.1.1 Het is meer dan je denkt
Drie soorten psychologen:
1. Experimenteel psycholoog: psycholoog die onderzoek doet naar elementaire psychologische
processen (in tegenstelling tot een toegepast psycholoog)
2. Docenten psychologie: psycholoog met als primaire taak het geven van onderwijs op bijvoorbeeld
een hbo- of bacheloropleiding of aan een universiteit.
3. Toegepast psychologen: psycholoog die de door experimenteel psychologen vergaarde kennis
gebruikt om problemen van mensen op te lossen.

Specialisaties in de toegepaste psychologie:
1. Arbeids- en organisatiepsychologen: zijn gespecialiseerd in aanpassingen aan de werkplek die de
productiviteit en de arbeidsmoraal van werknemers moeten maximaliseren.
2. Sportpsychologen: helpen atleten hun prestaties en motivatie te verbeteren. (trainingssessies +
emoties leren beheersen)
3. Schoolpsychologen: houden zich bezig met onderwerpen op het gebied van leren, persoonlijke- en
sociale omstandigheden die de schoolprestaties kunnen beïnvloeden.
4. Klinisch psychologen/counselors: helpen mensen zich aan te passen op sociaal en emotioneel
gebied, of om moeilijke keuzes in relaties, opleiding, carrière te maken.
5. Forensisch psychologen: leveren hun psychologische expertise aan het wets- en rechtssysteem.
6. Omgevingspsychologen: proberen de interactie met onze omgeving en het milieu te verbeteren.
7. Gerontpsychologen: vanwege vergrijzing de oudere bevolking te helpen met gezondheid en
welzijn behouden.


1.1.2 Psychologie is geen psychiatrie
Psychiatrie = een medisch specialisme dat zich richt op de diagnose en behandeling van mentale
stoornissen. Zij hebben een medische opleiding gedaan (geneeskunde) + een gespecialiseerde
opleiding in de behandeling van geestelijke en gedragsmatige problemen, meestal met behulp van
geneesmiddelen. En richten zich op de diagnose en behandeling van mentale stoornissen.


1.1.3 Kritisch nadenken over psychologie en pseudopsychologie
Pseudopsychologie = niet-onderbouwde psychologische aannamen die als waarheden
worden gepresenteerd. (horoscopen en paranormale fenomenen) Om dit van de echte
psychologie moet je kritisch denken over buitengewone beweringen over gedrag en geestelijke
processen.

,6 vaardigheden voor kritisch denken:
1.Wat is de bron?
Heeft degene die de bewering doet hier feitelijke kennis over? Of op zijn minst advies gevraagd aan
iemand met de noodzakelijke expertise?
2. Is de bewering redelijk of extreem?
De kunst is om selectief zijn. Kritische denkers zijn sceptisch over beweringen die als ‘doorbraak’of
‘revolutionair’ worden beschouwt, beweringen die in strijd zijn met bestaande kennis en snelle
oplossingen voor moeilijke problemen.
3. Wat is het bewijsmateriaal?
Je hebt wetenschappelijk bewijsmateriaal nodig i.p.v. anekdotisch = alleen de ervaringen van
iemand/enkele personen schetsen.
4. Kan de conclusie worden beïnvloed door bias?
Bias= vertekening van een situatie op basis van persoonlijke ervaringen/waarden.
Emotionele bias= oordeel gebaseerd attitudes en gewoontes.
Conformation bias= informatie die niet bij jou opvatting past negeren/bekritiseren en gebeurtenissen
herinneren die ons eigen aannames bevestigen.
5. Worden veelvoorkomende denkfouten vermeden?
1. Gezond verstand is een substituut voor wetenschappelijk bewijs. 2. Als twee dingen die
tegelijkertijd voorkomen, het een het ander veroorzaakt. (correlatie-causaliteit denkfout)
6. Zijn voor het oplossen van het probleem verschillende invalshoeken nodig?

De moderne psychologie is vormgegeven door haar geschiedenis. Het wortelt in verschillende,
conflicterende theorieën die teruggaan tot de oude Grieken.

KC 1.2 Zes belangrijke perspectieven domineren het snel veranderende veld van de moderne
psychologie. Alle kwamen ze voort uit radicaal nieuwe ideeën over geest en gedrag .
1.2.1 Het biologische perspectief - René Descartes ( rationalisme)
Een scheiding tussen de spirituele geest en het fysieke lichaam. Hij kwam erachter dat sensaties en
gedragingen te maken hebben met zenuwactiviteit. Dit vormde de basis voor het moderne
biologische perspectief -> beschouwt de geest als een product van de hersenen. Zoekt de oorzaken
van gedrag in het functioneren van de genen, hersenen en het zenuw/hormoonstelsel.
-Neurowetenshap  richt zich op begrip van hoe de hersenen gedachten, gevoelens,
motieven, bewustzijn, herinneringen en andere mentale processen creëren.
-Evolutionaire psychologie  beschouwt gedrag/mentale processen op basis van hun
genetische aanpassingen aan overleving en voortplanting.


1.2.2 Het moderne cognitieve perspectief – Wilhelm Wundt/William James
Wetenschappelijke methoden, zoals die in de schei- en natuurkunde werden toegepast, konden ook
gebruikt worden om zowel de geest als het lichaam te bestuderen.
Introspectie  beschrijving van je eigen innerlijke, bewuste ervaringen. Bezwaar -> te subjectief en
onwetenschappelijk
Structuralisme  pleitte voor het begrijpen van geestelijke processen zoals bewustzijn door de
inhoud/structuur ervan te onderzoeken.
Functionalisme  (William James) geestelijke processen kunnen het best worden begrepen met
betrekking tot hun adaptieve doel en hun functies.
Modern cognitief perspectief : nadruk op mentale processen (leren, geheugen, perceptie, denken)
als vorm van informatieverwerking.

,Gestaltpsychologie: richtte zich op geheel van onze bewustzijnservaringen als meer dan de som van
delen.

1.2.3 Het behavioristische perspectief – John Watson/B.F. Skinner
Behavioristen waarin het eigenlijk met bijna iedereen oneens. Ook vonden zij dat mens tabula rasa is.

Behaviorisme  Wetenschap van het gedrag en van de meetbare omstandigheden in de omgeving
die dit gedrag beïnvloeden.
Historische school die ernaar streefde om van de psychologie een objectieve
wetenschap te maken die zich alleen op gedrag richtte. (niet op mentale processen) Verwierp
geestelijke processen, waaronder introspectie als wetenschappelijk onderzoeksterrein.
Gedachtes/emoties waren irrelevant. Alleen gedrag kon betrouwbaar worden geobserveerd en
gemeten. Niet mentale processen onderzoeken alleen kijken naar gedrag.
Behavioristisch perspectief : zoekt de bron van onze handelingen in de stimuli vanuit de omgeving.


1.2.4 Perspectief van de gehele persoon ‘whole person’
Drie uiteenlopende standpunten die een globale kijk hebben op het individu. Het doel om elk aspect
van de geest in een enkele grootste theorie te verklaren.

1. Psychodynamische psychologie – Sigmund Freud
Ideeën van Freud + neofreudiaanse theorieën die ontstonden uit het idee dat de geest (psyche),
vooral de onbewuste geest, een reservoir van energie (dynamica) voor de persoonlijkheid is. Deze
energie is datgene wat ons motiveert.
- Psychoanalyse  systeem van Freud. Legt de nadruk op onbewuste processen. (dromen,
versprekingen) Veel kritiek op geweest!

2. Humanistische psychologie – Carl Rogers/Abraham Maslow
Benadrukt het positieve van de menselijke natuur: mogelijkheden, groei, potentie in plaats van op
psychische stoornissen.

3. Psychologie van karaktertrekken en temperament – De oude Grieken.
Ziet gedrag/persoonlijkheid als de producten van fundamentele psychologische kenmerken.
Persoonlijkheid werd geregeerd door 4 humores (vloeistoffen) : bloed (sanguinisch/opgewekt), slijm
(traag/behoedzaam), zwarte gal (melancholiek), gele gal (boos/agressief.)


1.2.5 Het ontwikkelingsperspectief – Mary Ainsworth, Jean Piaget
Legt de nadruk op erfelijkheid (nature) en omgeving (nurture) en op voorspelbare veranderingen die
zich voordoen tijdens de gehele levensloop. Eerst vooral gericht op kinderen, nu ook meer op tieners
en adolescenten.


1.2.6 Het socioculturele perspectief – Stanley Milgram, Philip Zimbardo
Legt de nadruk op het belang van sociale interactie, sociaal leren en cultureel perspectief. Stelt het
idee van sociale invloed centraal en zijn daarbij bijzonder geïnteresseerd hoe sociale processen per
cultuur verschillen.
-Cultuur  mix van taal, opvattingen, gewoonten, waarden, tradities die worden ontwikkeld
door een groep mensen en die wordt gedeeld met anderen in dezelfde omgeving.

, -Crosscultureel psycholoog  is geïnteresseerd in de manieren waarop psychologische
processen verschillen tussen mensen van verschillende culturen.

Al deze 6 perspectieven helpen een holistisch (totaliteit is belangrijker dan som der delen) beeld van
menselijk gedrag te ontwikkelen. Het kan namelijk zelden adequaat worden verklaard vanuit een
enkel psychologisch perspectief.

KC 1.3 Net als onderzoekers in alle andere vakgebieden gebruiken psychologen de
wetenschappelijke methoden om hun ideeën empirisch te toetsen.
Psychologie onderscheidt zich van pseudowetenschappen doordat psychologen de
wetenschappelijke methode gebruiken om hun ideeën empirisch en op grond van eigen observaties
te toetsen.
-Theorie  een toetsbare verklaring voor een verzameling feiten of waarnemingen.

1.3.1 Vier stappen van de wetenschappelijke methode
1. Een hypothese ontwikkelen:
Hypothese  voorspelling van de uitkomt van een wetenschappelijk onderzoek; een bewering over
de relatie tussen variabelen in een onderzoek. Deze moet falsificeerbaar (weerlegbaar) zijn.
Variabele  element dat van invloed is op hetgeen onderzocht wordt.
Operationele definities  objectieve beschrijving van een concept dat bij een wetenschappelijk
onderzoek hoort.
2. Objectieve data verzamelen:
-Data  informatie/gegevens die door een onderzoeker zijn verzameld en gebruikt worden om een
hypothese te toetsen.
2 groepen bij een experiment:
-Experimentele groep  proefpersonen die worden blootgesteld aan de speciale
behandeling die men onderzoekt. (omstandigheden = experimentele conditie)
-Controlegroep  proefpersonen die worden gebruikt als vergelijkingsmateriaal naast de
experimentele groep. (omstandigheden zonder spec. behandeling = controle conditie)
De afhankelijke variabele hangt af van de onafhankelijke variabele.
Randomisering  deelnemers worden volgens toeval in een groep ingedeeld.
3. De resultaten (data) analyseren en de hypothese accepteren of verwerpen:
-Significant  een statistische term die aangeeft dat het waargenomen effect niet door toeval is
ontstaan, maar door de onafhankelijke variabele te veranderen.
4. De resultaten publiceren, bekritiseren en repliceren:
Resultaten bekend maken door ze te publiceren voor collega’s en wachten op de reacties van de
critici.
Repliceren  een onderzoek opnieuw uitvoeren om te zien of dezelfde resultaten worden
verkregen. Om bias uit te sluiten wordt replicatie vaak gedaan door iemand anders.


1.3.2 Vijf soorten psychologisch onderzoek
- Experimenteren: type onderzoek waarbij de onderzoeker gebruikmaakt van vergelijkbare groepen
en alle omstandigheden controleert en rechtstreeks manipuleert, inclusief de onafhankelijke
variabele. Enige onderzoeksmethode waarmee oorzaak-gevolg kan worden vastgesteld.
- Correlatieonderzoek: vorm van onderzoek waarbij de relatie tussen variabelen wordt bestudeerd
zonder een onafhankelijke variabele in een experiment te manipuleren. ( geen correlatie – positieve
correlatie – negatieve correlatie)
- Surveys: wordt gebruikt bij correlatieonderzoek. Mensen wordt hierbij gevraagd te reageren op een

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Loutjeee. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $5.44. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

62890 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$5.44
  • (0)
  Add to cart