H10 Sociale veranderingen in het verhoudingsvraagstuk
H10.2 Analyse: sociale ongelijkheid
Sociale ongelijkheid
Mensen kunnen van elkaar verschillen in veel kenmerken zoals geslacht, leeftijd,
nationaliteit, levensovertuiging en maatschappelijke positie. Als er onderscheid wordt
gemaakt tussen mensen op basis van verschillen, is er sprake van sociale ongelijkheid. De
definitie bestaat uit verschillende elementen:
1. Verschillen kunnen aangeboren en niet-aangeboren zijn
2. Verschillen hebben consequenties voor iemands maatschappelijke positie
3. Verschillen leiden tot ongelijke verdeling van schaarse en hooggewaardeerde zaken,
ongelijke waardering en ongelijke behandeling
Aangeboren verschillen krijg je mee met je geboorte. Niet-aangeboren verschillen ontstaan
tijdens het proces van socialisatie. Soms speelt het nature-nurture-debat een rol. Biologisch
bepaald of door de omgeving is dan lastig te onderscheiden.
Bij sociale ongelijkheid wordt er betekenis en daarmee ook consequenties gegeven aan de
verschillen. De verschillen komen in sociale ongelijkheid naar voren in:
- Ongelijke verdeling van macht: schaarse en hooggewaardeerde zaken
- Ongelijke verdeling van bezit: schaarse en hooggewaardeerde zaken
- Ongelijke verdeling van status: waardering en behandeling
Bij ongelijke machtsverdeling gaat het om verschillen tussen mensen met meer en minder
politieke en maatschappelijke macht. Mensen met macht hebben hulpbronnen tot hun
beschikking om macht te uiten. Ongelijke verdeling van bezit is bijv. kenni en inkomen.
Maatschappelijke ladder
De verdeling van de maatschappij in groepen (sociale lagen) waartussen sociale
ongelijkheid bestaat heet sociale stratificatie. Dit wordt deels door afkomst bepaald en deels
door iemands eigen invloeden en acties. De sociale lagen boven elkaar heet een
maatschappelijke ladder. Als ze op basis van de status van beroep worden vergeleken, is
het een beroepsprestigeladder. Iemands plek op de sociale ladder kan veranderen: sociale
mobiliteit. Processen van positietoewijzing en positieverwerving spelen hierbij een rol. Op
positietoewijzing hebben mensen geen invloed, op positieverwerving juist wel.
In een gesloten samenleving is stijgen/dalen op een maatschappelijke ladder haast
onmogelijk, in een open samenleving is het juist wel mogelijk.
H10.4 Ideologie: communisme, socialisme en sociaal-democratie
Communisme
Het ideaal van het communisme is maximale gelijkheid en geen onderdrukking en
overheersing. Communisten willen dmv een revolutie dat de arbeiders de macht krijgen. De
gelijkheid moet dmv een tijdelijke dictatuur worden gerealiseerd, om gelijkheid direct af te
dwingen. Daarna kan de elite de macht aan het volk teruggeven.
1
,Socialisme
Socialisten willen een samenleving met veel gelijkheid, zonder revolutie. Zij willen gelijkheid
bereiken dmv in het maatschappelijk debat te pleiten voor gelijke rechten en ze willen
sociale wetgeving. De overheid moet gelijkheid creëren en is een overheid met veel taken
en ambtenaren. Het onderwijs is belangrijk: mensen kunnen van sociale positie veranderen.
Sociaal-democratie
De sociaal-democratie vindt gelijkheid en vrijheid belangrijk. Dmv het debat in de politiek
willen zij hun idealen bereiken, zonder revolutie. Ze zijn voorstander van een bijgestelde vrije
markt, maar niet te veel vrijheid dus een gemengde economie. De overheid moet dus niet zo
‘groot’ als de socialisten vinden. De staat moet regels voor gelijkheid opstellen en er moet
een sociale wetgeving zijn. Er is ruimte voor bedrijven in de economie om te ondernemen.
Nederlandse politiek
De Communistische Partij was opgegaan in GL. Een deel niet, dat werd de NCPN. GL hoort
bij het socialisme, maar met liberale idealen. De SP en de PvdD zijn ook socialistisch. SP is
voor gelijke rechten en meer inkomen voor laagstbetaalden en mensen met een uitkering.
De PvdD is voor dierenrechten en afschaffen van de bio-industrie. De PvdA is sociaal-
democratisch en pleit voor gelijkheid, behoud van werkgelegenheid en de vrije markt.
H10.5 Oplossing en ontwikkeling: verzorgingsstaat en institutionalisering
Verzorgingsstaat
De Industriële Revolutie zorgde voor de verzorgingsstaat. Met wetgeving moet de staat het
welzijn van mensen verbeteren: sociale wetten. Door sociale wetgeving & onderwijs konden
mensen stijgen op de maatschappelijke ladder, Nederland werd een open samenleving.
Institutionalisering
Bij institutionalisering worden sociale en politieke instituties vastgelegd in standaardgedrags-
patronen. Er zijn formele en informele instituties. Informele instituties maken meer deel uit
van een cultuur en staan niet vastgelegd in wetten. Deze worden via socialisatie
overgedragen en zijn verschillend per cultuur. Het zijn vaak uitingen van waarden van een
cultuur. Als een waarde wordt bedreigd vallen mensen vaak terug op een regel om de
waarde te beschermen.
Bij institutionalisering ontstaan er instellingen die instituties kunnen realiseren, zoals politieke
partijen. Institutionalisering zorgt ervoor dat het gedrag van mensen voorspelbaar is. Er
wordt meer vrijheid gecreëerd doordat mensen niet steeds opnieuw handeling van zichzelf
en anderen hoeven uit te vinden. Door de voorspelbaarheid krijgt de werkelijkheid betekenis.
Het kan er ook voor zorgen dat mensen juist gaan nadenken over achterliggende waarden
bij de normen. Het kan zin geven aan het leven als mensen zich bewust zijn waarom ze
waarden belangrijk vinden.
2
, H11 Veranderingen in het vormingsvraagstuk
H11.2 Analyse: politieke socialisatie en identiteit
Politieke socialisatie
In de vorige eeuw was er sprake van verzuiling. Politieke socialisatie vond plaats binnen de
eigen zuil. Tijdens de ontzuiling kreeg men contact met mensen buiten zijn hun eigen zuil.
Door deze groepsvorming en door de media veranderde mensen hun ideeën. De socialisatie
van jongeren veranderde. Ook met de toename van technische uitvindingen (rationalisering)
en de verbindingen met het buitenland (globalisering) veranderde mensen hun beeld. De rol
van traditionele socialisatoren namen af & media, vrienden & onderwijs kregen een grotere
rol. Een deel van de socialisatie werd verplaatst van het gezin naar het onderwijs.
Identiteit
Jongerenculturen speelden een belangrijke rol in de ontwikkeling van de identiteit van
jongeren. Ze gingen horen bij bepaalde groepen (sociale identiteit) en gingen een beeld
dragen van hun eigen identiteit. De jongeren waren ook tegen de collectivistische cultuur. Ze
wilden individuele vrijheid en streefden naar een individualistische cultuur.
Acculturatie
Er kwamen in de jaren ‘60 en ‘70 ook immigranten. Bedrijven waren op zoek naar
werknemers en gingen daarom in het buitenland zoeken. Deze gastarbeiders trokken naar
Nederland, maar in de jaren ‘80 werden er veel weer ontslagen. Teruggaan was geen optie
en veel mensen bleven in NL. Deze mensen moeten integreren in de Nederlandse cultuur:
acculturatie. Vooral voor de jongeren die thuis worden gesocialiseerd met hun traditionele
cultuur is dat erg lastig.
H11.4 Ideologie: pragmatisme en populisme
Pragmatisme
Het pragmatisme heeft geen vastgelegde uitgangspunten en bepaalt per dilemma wat ze
vinden. Ze hebben geen beeld van hun ideale samenleving, maar burgers moeten wel meer
invloed krijgen in de politiek. Pragmatische partijen kiezen vaak om samen te werken om zo
hun idealen te bereiken. Zonder die samenwerking zou dat niet kunnen.
Populisme
Het populisme is een soort houding waarbij de duidelijke ideologie afwezig lijkt. Bij het
populisme gaat het om drie kenmerken: het opkomen voor het ‘gewone’ volk (de dominante
cultuur), Het tegen zich afzetten van de politieke/economische elite die aan de macht is en
het populisme gaat niet uit van debat en synergie, maar van eenvoudige oplossingen. Er
wordt uitgegaan van één heersende mening onder het volk. De populistische leider vertolkt
deze mening. Het populisme is tegen het debat en vaak rechts. Als populisten links zijn, gaat
het om de arbeidersklasse.
Pragmatisme en populisme in Nederland
D66 was in de vorige eeuw pragmatisch. Pim Fortuyn, PVV en de SP kunnen als
populistisch worden aanschouwd.
3
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller femkesiebel2. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.81. You're not tied to anything after your purchase.