Psychopathologie: een deelgebied van de psychiatrie en de psychologie dat zich bezighoudt met het
beschrijven van psychische stoornissen, oorzaken en behandelingen daarvan
Psychische stoornis: geheel van afwijkende emoties, gedachten of gedragspatronen dat wordt
gekenmerkt door onder andere een storing in het functioneren en (persoonlijk) lijden
Diagnogstisch criterium: bepaalde verschijnselen moeten of symptomen moeten voldoen aan
bepaalde voorwaarden, voordat ze als afwijkend of passend bij een bepaalde stoornissen
beschouwen
CRITERIA VOOR AFWIJKEND GEDRAG
Uitzonderlijk: dingen horen of zien die er niet zijn
Sociaal afwijkend: alle samenlevingen hebben maatstaven die bepalen welke vormen van
gedrag acceptabel zijn in welke context. Normen ontwikkelen zich uit de gewoonten en
opvattingen van een bepaalde groep.
Foute perceptie of interpretatie van de werkelijkheid: normaal gesproken vormen onze
zintuigen en cognitieve processen een accurate mentale representatie van onze omgeving
(bijv. achtervolgingswanen)
Aanzienlijk emotioneel lijden van de persoon: persoonlijk lijden als gevolg van
problematische emoties (bijv. aanhoudende angst of depressie die het functioneren
belemmeren)
Ongepast of contraproductief gedrag: gedrag dat niet productief of nuttig is voor de
persoon, maar iemand zijn functioneren belemmert (bijv. veelvuldig controleren van het slot
van de deur omdat er spanning wordt ervaren als hij dat niet doet)
Gevaar: gedrag dat gevaar oplevert voor de betrokkene zelf of voor anderen (bijv. aanslag in
Brussel)
PSYCHOLOGISCHE PERSPECTIEF
Psychologische problemen worden aangestuurd door onbewuste motieven en conflicten, die
zijn terug te voeren op de kindertijd (Freud)
Collectief onbewuste: bevat primitieve beelden, of archetpe, die afkomstig zijn uit de
geschiedenis van onze soort (Carl Jung)
De relatie tussen ouder en kind heeft grote invloed op de interpersoonlijke relaties die
iemand in zijn latere leven aangaat (Karen Horney & Harry Stack Sullivan)
, Hechtigstheorie: de interactie tussen kind en omgeving is bepalend voor de wijze waarop
een kind zich emotioneel en cognitief vormt.
Bewuste: deel van de geest dat overeenkomt met wat op dit moment onder onze gedachte is
Voorbewuste: deel van de geest waarvan de inhoud buiten het huidige bewustzijn ligt, maar
waarvan we ons bewust kunnen worden als we onze aandacht erop richten
Onbewuste: deel van de geest dat buiten het bereik van het normale bewustzijn ligt en dat onze
instinctieve drijfveren bevat
Id: de onbewuste psychische structuur die onze primitieve instincten bevat en die wordt
aangestuurd door het lustprincipe
Lustprincipe: aangestuurd door het id en wenst directe behoeftebevrediging
Ego: komt overeen met het zelf. Werkt volgens realiteitsprincipe en is in staat om frustatie te
tolereren. Dit onderdeel van de psychische structuur ontwikkelt zich tijdens het eerste levensjaar
Realiteitsprincipe: stuurt het ego aan. maar houdt ook rekening met sociale acceptatie en praktische
overwegingen
Superego: internaliseert de normen van ouders en belangrijke anderen, en die functioneert als
moreel geweten. Zo rond de leeftijd van 4 ontwikkelt dit derde onderdeel van de psychische
structuur
AFWEERMECHANISMEN
Afweermechanismen: door het ego gebruikt om het zelf te beschermen tegen het bewustzijn van
angstaanjagende zaken
Verdringing: verdrijving van angstaanjagende ideeën uit het bewustzijn naar het onbewuste
(bijv. een student vergeet de uiterste inleverdatum van een belangrijk werkstuk)
Regressie: terugkeer, tijdens stress, naar een vorm van gedrag dat kenmerkend is voor een
eerder ontwikkelingsstadium (bijv. een jongvolwassene huilt als hij de auto van zijn ouders
niet mag lenen)
Rationalisatie: gebruik van misleidende rechtvaardiging voor onacceptabel gedrag (bijv. een
man verdedigt zijn gesjoemel met de belastingaangifte met de woorden ‘’iedereen doet
het’’)
Verplaatsing: verplaatsing van ideeën en impulsen over bedreigende of ongeschikte
objecten naar minder bedreigende objecten (bijv. een werknemer zoekt ruzie met haar man
nadat ze van haar leidinggevende een standje heeft gehad)
Projectie: toeschrijven van eigen onacceptabele impulsen aan anderen, zodat het lijkt of het
andermans impulsen zijn (bijv. een seksueel gefrusteerde persoon interpretterd onschuldige
gebaren van anderen als seksuele toenaderingpogingen)
Reactieformatie: gedrag dat tegengesteld is aan de werkelijke impulsen, om de werkelijke
impulsen te onderdrukken (bijv. iemand die boos is gedraagt zich misselijkmakend aardig
tegenover de persoon in kwestie)
, Ontkenning: weigeren om de werkelijke aard van een bedreiging onder ogen te zien (bijv.
een zware roker kan zich niet voorstellen dat hij kanker of een hartziekte zal krijgen)
Sublimatie: Ombuigen van primitieve impulsen in positieve, constructieve acties (bijv. een
vijandig persoon uit haar agressieve energie in wedstrijdsporten)
BEHAVIOURISTISCHE PERSPECTIEF/ LEERTHEORIE
Nadruk op waarneembaar gedrag en de rol van leren
Vanuit het leerperspectief is afwijkend gedrag het gevolg van het verwerven (leren) van
verkeerd, ongepast gedrag
KLASSIEKE CONDITIONERING
Klassieke conditionering: vorm van leren waarin je ervoor zorgt dat een respons op de ene stimulus
ook optreedt na een andere stimulus, door beide stimuli samen aan te bieden of aan elkaar te
koppelen
Geconditioneerde respons: geleerde respons op een voorheen neutrale stimulus
Ongeconditioneerde stimulus: stimulus die een niet-aangeleerde respons oproept (voedsel)
Geconditioneerde stimulus: een voorheen neutrale stimulus die een geconditioneerde respons
oproept nadat hij herhaaldelijk is gekoppeld aan de ongeconditioneerde stimulus die eerder die
respons heeft opgeroepen
OPERANTE CONDITIONERING
Operante conditionering: vorm van leren waarbij gedrag wordt eigen gemaakt en versterkt als het
wordt bekrachtigd.
Bekrachtiging: stimulus of gebeurtenis die de frequentie van de daaropvolgende respons verhoogt
Positieve bekrachtiging: aangename stimuli die de frequentie van het voorafgaande gedrag
verhogen
Negatieve bekrachtiging: onaangename stimuli die de frequentie van het voorafgaand
gedrag verhogen (iets onaangenaams wordt verwijderd (bijv. het optillen van een huilende
baby)
Positieve straf: toegediende onaangename of pijnlijke stimuli die de frequentie van het
daaropvolgende gedrag verlagen (boetes)
Negatieve straf: weggenomen aangename stimuli die de frequentie van het daaropvolgende
gedrag verlagen (tv uitzetten)
SOCIAAL COGNITIEVE LEERTHEORIE
Sociaal cognitieve leertheorie: leren door observatie en die ervan uitgaat dat gedrag zowel door
situationele als door cognitieve variabelen wordt bepaald
Modeling: leren door het gedrag van anderen te observeren en imiteren
, HUMANISTISCHE MODELLEN
Nadruk leggen op de goedheid van de mensen en de persoonlijke vrijheid van individuen om
bewuste keuzes te maken die hun leven een doel en betekenis geven
Zelfactualisatie: de drang om alles te worden waartoe een persoon in staat is. Het motief dat
iemand drijft om al zijn vermogens te ontwikkelen en de eigen, unieke vaardigheden tot uitdrukking
te brengen
Onvoorwaardelijke positieve waardering: andere mensen waarderen omdat ze mens zijn,
los van hun gedrag op een bepaald moment
Voorwaardelijke positieve waardering: andere mensen waarderen omdat hun gedrag op
een bepaald moment jouw goedkeuring kan wegdragen
COGNITIEVE MODELLEN
De manier waarop mensen de realiteit interpreteren, en in de vraag hoe ineffectief of foutieve
verwerking van informatie over de wereld kan leiden tot afwijkend gedrag
SOCIAAL-CULTURELE PERSPECTIEF
Oorzaken van afwijkend gedrag worden gezocht in de fouten van de maatschappij
DIATHESE-STRESSMODEL
Diathese stressmodel: het idee dat afwijkend gedrag te maken heeft met de interactie
tussen kwetsbaarheid of aanleg, en stressvolle en ingrijpende levensgebeurtenissen.
Diathese: kwetsbaarheid of aanleg voor een specifieke stoornis
Diathese + stress = ontwikkeling van de stoornis
PERSPECTIEVEN
- Welke rol spelen
neurotransmitters,
Biologische
Biologisch Biologisch model & genetische factoren
grondslagen van
perspectief medisch model en verschillen in
afwijkend gedrag
hersenstructuren in
afwijkend gedrag
- Hoe
Onbewuste vertegenwoordigen
conflicten en of symboliseren
Psychologisch Psychodynamische
motieven als specifieke
perspectief modellen
oorzaken van symtomen
afwijkend gedrag onbewuste
conflicten
Leermodellen De invloed van - Hoe worden
leerervaringen op abnormale
de ontwikkeling van gedragspatronen
afwijkend gedrag aangeleerd
- Wat is de rol van
de omgeving in het
ontstaan van
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller jillclaessen. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.05. You're not tied to anything after your purchase.