Met deze oefenopgaven en antwoorden haal je gegarandeerd een voldoende op je toets. Deze opgaven gaan van theoretisch tot inzicht en met de antwoorden en uitleg kan jij jezelf goed nakijken en ben jij goed voorbereid op je toets. Deze oefenopgaven horen bij hoofdstuk 9 van het boek: Nectar Biologie...
Antwoorden oefenopgaven erfelijkheid
1 B nakomelingen met ff dus haan moet ook f hebben
2 B moeder is zwart dus bb, er zijn witte lammeren dus vader heeft B en er is een zwart lam (bb)
dus vader heeft ook b.
3 C P: Aa x Aa (hebben rode ogen dus rood is dominant) geeft 25% kans op aa = roze dus 42
4 B Twee zwartharige ouders geven een witte nakomeling dus wit is recessief dus die eerste ouders
hebben ook beide het recessief allel anders kan er geen witte nakomeling ontstaan Aa x Aa
=P
Bij de F 1 x F 1 zou het zwarte konijn AA kunnen zijn maar die krijgt zelf ook weer een witte
nakomeling dus moet de a hebben dus Aa. De kruising F 1 x F 1 wordt dus Aa x aa. Zwarte
dieren die hieruit ontstaan zijn dus Aa. De F2 x F2 wordt dus Aa x Aa en dus antwoord B
5 B Qq x Qq geeft ¼ QQ die dood gaat. Drie mogelijkheden over, een daarvan is qq dus 1/3
6 C Het bruine ouderdier heeft in ieder geval P?Q?, het witte dier is ppqq. Een nakomeling is wit
dus moet de bruine ouder ook de p en de q hebben
7 D De ouders kunnen geen blauwzuur produceren en hun nakomelingen (deels) wel dus de
dominante allelen moeten bij de ouders aanwezig zijn maar niet in een ouder tegelijk want
dan zou die weer wel blauwzuur kunnen produceren dus de ouders zijn E?ff x eeF? Als de
eerste ouder een E heeft en de tweede een F (op de plaats van het ?) dan kunnen alle
nakomelingen blauwzuur produceren. Dus of de ene ouder heeft twee dominante allelen of
de andere: EEff x eeFf of Eeff x eeFF
8 C De gele, ronde ouder is G?F? en de andere ggff. Vier fenotypen kan alleen als de gele, ronde
ook twee recessieve allelen heeft.
9 C genotype AaBbCcDdEe. de kans op het gelijktijdig doorgeven van alle recessieve allelen is ½ x
½x½x½x½
10 A vader kan kleuren zien heeft XA kan dus nooit een dochter krijgen die kleurenblind is want
die krijgt de XA van hem. Dus is zoon kleurenblind en die krijgt een Y-chromosoom van de
vader.
11 A Om een gele vacht te krijgen moet het vrouwtje twee X-chromosomen met een allel voor geel
hebben. Van de zwarte kater kan ze die niet krijgen dus kans is 0. Een lapjes kat ontstaat
doordat bij vrouwtjes in het embryonale stadium een van de twee X-chromosomen wordt
uitgeschakeld (het chromosoom wordt korter en dikker en vormt een zogenaamd Barr-
lichaampje. Deze uitschakeling gebeurt willekeurig: in de ene cel de ene en in een andere cel
weer het andere X-chromosoom. In de vacht ontstaat daardoor dus gele vlekken en zwarte.
NB. Het is toch geen intermediaire kruising? Waarom niet?
12 C Die kans is altijd een ½ .
13 C De mannelijke nakomelingen moeten allemaal een Xa hebben. Dus de ‘moeder’ moet twee
keer Xa hebben.
14 C Tip: als in een stamboom niet gegeven is of een eigenschap dominant of recessief is zoek dan
twee ouders op met dezelfde eigenschap die een nakomeling krijgen met een andere
eigenschap. De eigenschap van de ouders is dan dominant. Tweede tip: vul alle genotypen
die je sowieso kan weten in de stamboom in.
15 B 1: kan als moeder XAXa is en vader XaY, 2: idem dito, 3: kan niet, alle nakomelingen hebben de
afwijking, 4: Ook de andere zoon zou het moeten hebben.
16 B Uit de F 1 /F 2 helemaal rechts blijkt dat de aandoening dominant is en uit de F 1 /F 2 helemaal
links blijkt dat het niet X-chromosomaal kan zijn.
17 B
18 C
19 D Stamboom 1: dan zou de andere dochter ook de aandoening moeten hebben. Stamboom 3:
De zoon kan de aandoening niet hebben want de moeder heeft geen XA.
20 B Uit de ouders van 2 blijkt dat het proeven dominant is. 4, 5 en 6 moeten Tt zijn, 2, 8 en 9 tt. Blijft
over 1 en 3. (uit het feit dat 1 alleen maar proevende kinderen krijgt, mag je niet concluderen
dat 1 dan wel TT zal zijn. Daarvoor is het aantal nakomelingen te laag.)
21 D
22 A Fenotype = genotype + milieu. Geno is hetzelfde dus verschil is veroorzaakt door milieu
23 Meer blad meer fotosynthese meer energierijke bouwstoffen meer groei
24 Via bestuiving en bevruchting
25 Andere planten krijgen nu ook weerstand planteneters die daarvan afhankelijk zijn hebben
nu minder te eten met alle gevolgen van dien voor de rest van de voedselketen. Bovendien
kunnen deze planten gaan woekeren en zo andere planten verdringen.
26 Insecten worden resistent
27 C
28 B
29 C Een enzym zet stof A om in stof B. Geen enzym zal dus leiden tot ophoping van stof A en een
gebrek aan stof B
30 A Vrouw is draagster en man heeft het niet. Dus is de afwijking recessief en geeft de man een XA
aan z’n dochter
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Semvanveen. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.23. You're not tied to anything after your purchase.