100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Medische kennis jaar 2 blok 1 - Jeugd $4.82   Add to cart

Summary

Samenvatting Medische kennis jaar 2 blok 1 - Jeugd

5 reviews
 146 views  8 purchases
  • Course
  • Institution

Samenvatting medische kennis jaar 2 blok 1 Voor de samenvatting zijn de volgende boeken gebruikt: anatomie en fysiologie, farmacologie en klinische pathologie. Niet gecontroleerd op spellingsfouten en formuleringsfouten. HVVB21MKE1

Preview 4 out of 62  pages

  • April 13, 2023
  • 62
  • 2022/2023
  • Summary

5  reviews

review-writer-avatar

By: bwekema • 1 week ago

reply-writer-avatar

By: vanDaisy • 1 week ago

Translated by Google

Why do you give 2 stars bekema?

review-writer-avatar

By: marjontepper • 1 week ago

review-writer-avatar

By: jenniferhartkoorn • 1 week ago

review-writer-avatar

By: elizabethvanderboon • 1 year ago

review-writer-avatar

By: michellerieke • 1 year ago

avatar-seller
Gregoire, L. & Straaten- Huygen, A. van. (2020). Anatomie en fysiologie -5e druk inclusief Online (1steEditie) ThiemeMeulenhoff bv.



Celbiologie en genetica
Hoofdstuk 2 cellen – anatomie en fysiologie

2.1 Metabolisme
 Metabolisme: alle biochemische reacties in levende cellen.
 Ander woord voor metabolisme -> stofwisseling.

Twee typen biochemische reacties: anabole en katabole reacties.

Anabole reacties Katabole reacties
Kleine moleculen worden samengevoegd tot Grotere moleculen worden afgebroken tot
grotere. Deze reacties kosten energie. kleinere. Bij deze reacties komt energie vrij
Nodig voor de bouw van lichaamseigen stoffen. Hier vind afbraak van stoffen plaats. Hierbij
Deze stoffen worden gebruikt voor: opslag, komt chemische energie vrij. Deze energie kan
groei, herstel en onderhoud van de weefsels in gebruikt worden voor de opbouwstofwisseling
het lichaam. of voor andere processen die energie kosten,
zoals beweging en warmteproductie.
Heet ook wel opbouwstofwisseling (assimilatie) Heet ook wel afbraakstofwisseling (dissimilatie)
-> assimilatiereacties -> dissimilatiereacties.

 Verbranding is een veel voorkomend afbraakreactie.
 Je krijgt een verbranding door een brandstof (energierijke stof) met zuurstof.
 Verbranding is aerobe dissimilatie -> omdat er altijd zuurstof bij nodig is.
 Celademhaling: aerobe dissimilatie (een verbranding met zuurstof).
 Het doel van verbranding in de cel is het vrijmaken van energie.
 De brandstof in de cel is meestal glucose.

Verbranding van glucose:
glucose + zuurstof -> energie + water + koolstofdioxide

 Wanneer er geen glucose beschikbaar om te verbranden wordt er over gegaan op vetten.
 Er ontstaan bij verbranden van vetten meer afvalstoffen.

Verbranding van vetten:
Vetten + zuurstof -> energie + water + koolstofdioxide + afvalstoffen

 Er is sprake van anaerobe dissimilatie wanneer er afbraak van energierijke stof plaatsvind
zonder dat er zuurstof is gebruikt.
- Voordeel: cel kan toch energie vrijmaken.
- Nadeel: energieopbrengst lager + meer afvalstoffen (bv:melkzuur)

ATP en ADP
 Adenosinedifosfaat -> ADP
 De energie die bij een dissimilatiereactie vrijkomt wordt vastgelegd in ATP.
 Een cel kan grote hoeveelheden ATP maken.
 ATP bewaart de energie.
 Wanneer er ergens in de cel energie nodig is wordt ATP omgezet in ADP.
 Adenosinetrifosfaat -> ATP

, Gregoire, L. & Straaten- Huygen, A. van. (2020). Anatomie en fysiologie -5e druk inclusief Online (1steEditie) ThiemeMeulenhoff bv.



ADP ATP
Twee fosfaatgroepen (adenosinedifosfaat) Drie fosfaatgroepen (adenosinetrifosfaat)
Energie-arm Energierijk (door de binding tussen de 3e
fosfaatgroep en de andere 2)
Als ATP wordt omgezet in ADP komt er een
grote hoeveelheid energie vrij.
ATP kan tijdelijk vrijgekomen energie opslaan.
Een cel kan grote hoeveelheden ATP maken

Enzymen
 Alle stofwisselingsreacties vinden plaats met behulp van enzymen.

Kenmerken enzymen:
 Worden door lichaam zelf gemaakt
 Enzymen zijn altijd eiwitten,
 Ze katalyseren (->versnellen) alle biochemische reacties die in de cel plaats moeten vinden
 Reactiespecifiek
-> voor elk soort reactie bestaat een specifiek enzym.
 Enzymen blijven telkens weer inzetbaar, doordat ze bij de reacties zelf niet verbruikt worden.
 Om de enzym werkzaam te maken hebben ze vaak een co-enzym (-> hulp-enzym) nodig.

DUS
 Metabolisme = geheel van biochemische reacties in levende cellen.
 Anabole reactie = assimilatie = bouw van lichaamseigen stoffen voor opslag, herstel, groei en
onderhoud.
 Katabole reactie = dissimilatie = afbraak van stoffen, waarbij energie vrijkomt.
 Celademhaling = aerobe dissimilatie = verbranding.
 De vrijgekomen energie die hierbij vrijkomt wordt in ATP vastgelegd.
 Stofwisselingsreacties vinden plaats met behulp van eiwitten (enzymen). Ze versnellen de
reactie.

2.2 bouw van de cel
 Onze cel is de kleinste bouwsteen van het lichaam en ook de kleinste functionele
stofwisselingseenheid van ons lichaam.
 De cel bevat cytoplasma. Ander woord voor cytoplasma is protoplasma.
 Het cytoplasma zelf bestaat uit waterige substantie (, ook wel cytosol) met hierin veel
opgeloste stoffen.
 In het cytoplasma zitten organellen, structuren met een specifieke bouw en functie

Waaruit bestaat de celmembraan?
De celmembraan is uiterst dun en bestaat uit een dubbele laag fosfolipiden en is vloeibaar en
waterafstotend.

 Celmembraan zorgt ervoor dat de intracellulaire ruimte beschermt blijft van de
extracellulaire ruimte (omringde milieu). Er kunnen dus niet zomaar stoffen in en uit de
celmembraan die ongewenst zijn.
 Het ligt aan de type cel of er meer of minder cholesterolmoleculen tussen de celmembraan
zit. Ze houden de fosfolipiden bij elkaar en verstevigen het celmembraan
 Cholesterolmoleculen hebben een hydrofiele en hydrofobe kant.
 Een membraaneiwit die boodschappen ontvangt (antennefunctie) -> receptoreiwit.

, Gregoire, L. & Straaten- Huygen, A. van. (2020). Anatomie en fysiologie -5e druk inclusief Online (1steEditie) ThiemeMeulenhoff bv.



DUS
 Celmembraan vormt een grenslaag tussen de intracellulaire en extracellulaire ruimte.
 Het is opgebouwd uit een dubbele laag fosfolipiden en is vloeibaar en waterafstotend.
 Structuren in de celmembraan zijn: cholesterolmoleculen, membraaneiwitten en glycocalix.

Passief en actief transport
 Passief transport: de cel speelt er geen actieve rol bij transportproces en kost geen energie.
 Gebaseerd op diffusie en osmose: Water en gassen passeren de celmembraan op basis van
concentratieverschillen.
- Diffusie, CO2 en O2 zijn permeabel (doorlaatbaar). Water wordt via osmose getransporteerd.
 De meeste stoffen die een cel opneemt en afgeeft wordt wel actief getransporteerd.
 Actief transport: transport kost de cel energie in verbruik van ATP.
-> actieve transportmechanismen: enzymatische pomp, ionenpomp, blaasjestransport.
 Bij actief transport gaat het tegen concentratieverschillen in.
 Enzymatische pomp: transporteren stoffen met behulp van enzymen door de celmembraan.
Dit gebeurd door transporteiwitten. Het wordt vaak een ionenpomp genoemd omdat het
geladen deeltjes vervoerd.
 Blaasjestransport: Stulpt de celmembraan om de te transporteren stof heen en vormt een
blaasje.

Fagocytose: opgenomen deeltjes in een vaste vorm
Pinocytose: als het een vloeistof is.
Exocytose: stoffen uit de cel gewerkt worden en endocytose in de cel.

KOD COD
Kristalloïd- osmotische druk Colloïd- osmotische druk
Transport van water over het celmembraan Transport van water over het membraan van de
wordt vooral bepaald door een verschil in haarvaten (capillairen) wordt bepaald door het
zoutconcentratie (kristallen) binnen en buiten verschil in eiwitconcentratie (albumine) binnen
de cel. en buiten de bloedbaan.

 Diffusie: de beweging van deeltjes van een plaats waar ze hoge concentratie voorkomen naar
een plaats waar de concentratie laag is.
 DUS: van hoge concentratie -> lage concentratie
 Diffusie kan ongehinderd plaatsvinden bij een permeabele (doorlaatbaar) wand.
 Osmose: diffusie van water via semipermeabel (half doorlaatbare) membraan.

Osmose: Diffusie:




Factoren die van invloed zijn op de snelheid diffusie
1. Het gaat sneller bij een hogere temperatuur.
2. Het concentratieverschil groter is.
3. Diffusieafstand kleiner is.
4. Het diffusieoppervlak groter is
5. Het oplosmiddel kleiner is.

, Gregoire, L. & Straaten- Huygen, A. van. (2020). Anatomie en fysiologie -5e druk inclusief Online (1steEditie) ThiemeMeulenhoff bv.



DUS
 Transport van stoffen in en uit de cel gebeurt door diffusie en osmose (gassen, water en
opgeloste stoffen) of door actief transport (hierbij is ATP nodig).
 De verschillende vormen van actief transport is: enzymatische pomp en blaasjestransport.

Organellen
Nucleus -> celkern: bevat DNA met erfelijke eigenschappen en met informatie voor de
eiwitsynthese in de cel. Hier zitten de chromosomen. Zij bevatten
DNA met alle informatie die nodig is om de cel functies aan te sturen.
Ribosomen: eiwitsynthese in de cel.
Endoplasmatische reticulum: transport van eiwitten en aanmaak van vetten.
Golgicomplex: aanmaak en transport van veel verschillende stoffen.
Lysosomen: afbraak van (schadelijke) stoffen. Betrokken bij katabole processen.
Mitochondriën celademhaling en vorming van ATP. De energieleveranciers van de cel
Centrosoom: celdeling

 Celkern bestaat uit kernplasma (nucleoplasma) en omgeven door kernmembraan.
 Er zitten in kernmembraan grotere poriën dan in celmembraan.
 Er zit in kernplasma 46 chromatinedraden, elke met een speciaal eiwit -> histonen.
 We hebben 46 chromosomen. Ze komen in paren voor dus, 23 paar chromosomen.
 In het DNA liggen alle codes voor de eiwitsynthese besloten.

DNA
 In het DNA is alle informatie opgeslagen om alles te kunnen maken.
 In het DNA ligt de code opgeslagen voor het maken van aminzuren/eiwitten.
 Het DNA is een lange streng van nucleotiden bestaande uit suikermolecuul, een fosfaatgroep
en een base.
 Er zijn in het DNA 4 verschillende base. (vier verschillende nucleotide).
- Adenine (A)
- Cytosine (C)
- Thymine (T)
- Guanine (G)
 De basen zitten met waterstofbruggen aan elkaar vast.
 De volgorde van de vier verschillende basen en daarmee nucleotiden bepaald de specifieke
informatie die is opgeslagen.
 In de helix koppelt A altijd met T
 In de helix koppelt C altijd met G
 Drie opeenvolgende nucleotiden (A, T, G of C) vormen 1 codon.
 1 Codon staat voor 1 aminozuur.
 Ook zijn er codons die coderen voor start of stop.

RNA
 Het RNA-molecuul is bijna identiek aan het DNA-molecuul, maar bestaat uit één keten en de
stikstofbase thymine is vervangen door uracil (U). RNA is zelfde als m-RNA
 Tripletten van transport- RNA heten anticodons.

 Er zijn 20 verschillende aminozuren.
 Voor elke aminozuur bestaat er een code van drie nucleotiden achter elkaar -> triplet.
 Als je uitgaat van 4 stikstofbasen, kunnen er 64 verschillende tripletten worden gevormd.

 Gen: Een stukje DNA dat de code van een eiwit bevat.
 Het kan honderd of wel duizenden nucleotiden bevatten.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller vanDaisy. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $4.82. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

67474 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$4.82  8x  sold
  • (5)
  Add to cart