100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Boom Juridische studieboeken - Kern van het Europees recht, ISBN: 9789462909137 Inleiding Europees recht (JUR-1IEUR) $6.88
Add to cart

Summary

Samenvatting Boom Juridische studieboeken - Kern van het Europees recht, ISBN: 9789462909137 Inleiding Europees recht (JUR-1IEUR)

 7 views  0 purchase
  • Course
  • Institution
  • Book

Samenvatting studieboek Inleiding Europees recht, jaar . Succes met leren!

Preview 3 out of 20  pages

  • Yes
  • April 15, 2023
  • 20
  • 2019/2020
  • Summary
avatar-seller
Sv Europees recht.
Hoofdstuk 1: Geschiedenis en ontwikkeling.
Supranationaal= orgaan of organisatie boven de lidstaten.
- Europese Commissie, HvJ, Europees Parlement.
Intergouvernementeel= afspraken of organisaties tussen lidstaten waarover zij grotendeels
controle hebben.
- Europese Raad-> vanwege unanimiteit, hierdoor moeten alle lidstaten instemmen en
kunnen ze dus niet zonder instemming aan besluiten worden gebonden.

Geschiedenis EU-> 4 periodes:
I. 1951-1965= de oprichtingsfase-> nooit meer oorlog.
A. 1951= oprichting EGKS bij verdrag van Parijs door 6 landen om terugkerende
oorlogen te voorkomen.
B. 1557= oprichting EEG, beoogde het instellen van een gemeenschappelijke
markt, waarbij belemmeringen in de vorm van handelstarieven en quota’s
zouden worden afgeschaft.
II. 1965-1985= tijdperk van de Eurosclerose-> mensen waren niet enthousiast over de
EU, op politiek niveau gebeurde er weinig.
A. 1965= de Lege Stoel-crisis-> Frankrijk weigerde 7 maanden om aanwezig te
zijn bij bijeenkomsten van de Raad. Ze waren het namelijk niet eens met de
supranationale invulling van het landbouwbeleid. De inertie zorgde ervoor dat
het Europese wetgevingsproces tot stilstand kwam. Dit werd onderbroken
door het Akkoord van Luxemburg.
B. 1966= het Akkoord van Luxemburg (agreement to disagree)-> werd
vastgesteld dat er altijd gepoogd moest worden om consensus te
bewerkstelligen. Door toetreding van meer lidstaten werd consensus bereiken
echter steeds lastiger.
III. 1985-2004= de jubeljaren?
A. 1985= Verdrag van Schengen-> zorgde voor afschaffing van
paspoortcontroles aan de grenzen en droeg bij aan de realisatie van de
interne markt en het vrij verkeer.
B. 1986= de Europese Akte (gezien als een verdrag)-> doorbraak op terrein
van Europese wetgeving na twee decennia van stagnatie. Bevatte plannen
om het vrij verkeer tussen de lidstaten verder uit te bouwen en de interne
markt te voltooien.
C. 1992= Verdrag van Maastricht-> Verdrag betreffende Europese Unie (VEU).
D. 1997= Verdrag van Amsterdam.
E. 2001= Verdrag van Nice.
IV. 2004-nu= van crisis naar crisis.
A. 2005= Grondwettelijk verdrag-> afgewezen.
B. 2007 (2009 in werking)= Verdrag van Lissabon-> hervormingsverdrag van
grondwettelijk verdrag.




Hoofdstuk 2: De instellingen van de EU.

,Hoofdstuk 3: Rechtsbronnen, besluitvorming en wetgevingsprocedures.
Twee soorten EU-recht:
1. Bindende:
a. Primair-> verdragen.
i. Basisverdragen:
1. VEU.
2. VwEU.
ii. Wijzigingsverdragen:
1. Europese Akte (1986).
2. Verdrag van Amsterdam (1997).
3. Verdrag van Nice (2001).
4. Verdrag van Lissabon (2007).
iii. Toetredingsverdragen.
iv. Protocollen.
v. Algemene beginselen en fundamentele rechten:
1. Non-discriminatie.
2. Rechtszekerheid.
3. Transparantie.
4. Eerbiediging van opgewekt vertrouwen.
5. Bescherming van grondrechten.
b. Secundair-> gaat om bindende instrumenten die door één of meer
instellingen, organen, bureaus of instanties zijn vastgesteld (art. 288 VwEU).
i. Verordeningen-> rechtstreekse werking (HR Rookverbod):
1. Overschrijfverbod= lidstaten mogen verordeningen niet
implementeren, omdat de regel hierdoor vager zou worden.
ii. Richtlijnen-> moeten worden geïmplementeerd. Vrijheid van vorm en
middelen (dus hoe en waar je het implementeert in het nationale
recht-> art. 288 Sv), want het betreft een resultaatsverbintenis-> als
het doel maar bereikt wordt.
iii. Besluiten-> niet algemeen van aard zoals verordeningen en richtlijnen.
Ze hoeven ook niet te worden geïmplementeerd.
c. Door de Unie gesloten internationale overeenkomsten.
2. Niet-bindende:
a. Soft law= niet-bindende handelingen van instellingen.

Voorwaarden voor geldigheid bindende handeling:
1. Toereikende (je hebt de bevoegdheid) en correctie (past juiste toe (denk aan lex
specialis) rechtsbasis
2. Geen strijd met hoger recht:
a. Primair recht gaat voor secundair en internationale overeenkomsten.
3. Toerekende motivatie-> raison d’être + art. 29 VwEU.
4. Publicatie-> dient rechtszekerheid.
5. Subsidiariteit-> art. 5 lid 3 VEU: op gebieden die niet onder een exclusieve
bevoegdheid vallen, zal worden opgetreden door de Unie als en voor zover de
lidstaten de kwestie niet voldoende kunnen tackelen en als een handelen door de
Unie doeltreffender zal zijn, gelet op de omvang en de gevolgen van het beoogde
optreden.

, 6. Proportionaliteit-> art. 5 lid 4 VEU: inhoud en vorm van een optreden van de Unie
mag nooit verder gaan dan wat nodig is om de doelstellingen van de Verdragen te
verwezenlijken.

Hoofdstuk 4: De doorwerking van Europees recht.
Doorwerkingsmechanismen:
1. Voorrang:
a. HvJ Van Gend & Loos= EU vormt eigen rechtsorde, onafhankelijk van het
nationale recht.
b. HvJ Costa/ENEL= EU-recht heeft voorrang ten opzichte van nationaal recht.
c. Simmenthal= rechter moet strijdige nationale bepalingen buiten toepassing
laten.

2. Directe werking-> hierdoor kunnen particulieren rechtstreeks een beroep doen op
een bepaling van EU-recht voor de nationale rechter. Voorwaarden voor directe
werking (Van Gend & Loos):
a. Bepaling is onvoorwaardelijk= er zijn geen nadere handelingen nodig om de
bepaling in een concrete situatie toe te passen.
b. Bepaling is voldoende duidelijk en nauwkeurig= mag geen vage begrippen
bevatten.
c. Directe werking moet zien op individuele bepalingen.
- Richtlijnen-> bijkomende voorwaarden:
- De richtlijnbepaling moet niet, onvolledig of onjuist zijn omgezet in nationaal
recht.
- De omzettingstermijn van de richtlijn moet zijn verstreken.

Richtlijnen-> in principe gericht aan de staat. Particulieren kunnen zich er toch op beroepen,
omdat het een resultaatsverbintenis betreft. Is in nationaal recht de richtlijn niet goed genoeg
geïmplementeerd, dan kan je je alsnog op de richtlijn beroepen-> dus directe werking.
Soorten werking:
1. Verticale= natuurlijk of rechtspersonen ten opzichte van de staat. Omgekeerde
verticale werking uitgesloten bij HvJ (overheid kan zich niet op directe werking
beroepen ten aanzien van een particulier).
2. Horizontale= rechtsverhouding tussen natuurlijke of rechtspersonen onderling.
Horizontale directe werking is niet mogelijk bij HvJ. Verticale directe werking wel.

3. Conforme interpretatie= bepaling van nationaal recht moet zo veel mogelijk worden
uitgelegd in het licht van de bewoording en doelstelling van het EU-recht. Rechter
gebruikt bij het interpreteren van een bepaling het EU-recht. Drie grenzen:
a. Er moet relevant nationaal recht zijn om te interpreteren. Er moet een
bepaling van nationaal recht voorhanden zijn die zich leent voor conforme
interpretatie.
b. De interpretatie mag niet tot een contra legem uitleg van het nationale recht
leiden. Contra legem= tegen de wet in, dat de EU-conforme uitleg tegen de
inhoud ingaat van de te interpreteren nationale bepaling.
c. Conforme interpretatie vindt haar begrenzing in de algemene
rechtsbeginselen. Hoe verder conforme interpretatie een nationale bepaling
moet optrekken om tot een uitleg te komen die overeenstemt met het

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller s-kers. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $6.88. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

48298 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 15 years now

Start selling
$6.88
  • (0)
Add to cart
Added