100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting van de cursus pathofysiologie 2 $16.11
Add to cart

Summary

Samenvatting van de cursus pathofysiologie 2

 26 views  0 purchase
  • Course
  • Institution

Samenvatting van de cursus pathofysiologie 2 (15/20 eerste zittijd)

Preview 4 out of 44  pages

  • April 17, 2023
  • 44
  • 2022/2023
  • Summary
avatar-seller
Pathofysiologie II
HOOFDSTUK 1: het locomotorisch stelsel
1. Het skelet
1.1 Basisbegrippen anatomie en gewrichtsbeweging
 Skelet bestaat uit 206 elementen (bij geboorte 300)
 Voet- en enkelcomplex = veel kleinere botstructuren (26) die mobiliteit en
stabiliteit verzorgen tijdens de voortbeweging
 Laterolaterale as = beweging van sagittale vlak rond een breedte-as
 Ventrodorsale as = beweging in frontale vlak rond een diepte-as
 Craniocaudale as = beweging in transversale vlak rond een lengteas
 Bewegingen
 Bewegingen in sagittale vlak, verlopend rond een laterolaterale as
 Flexie = buigen = hoek tussen 2 bewegende segmenten
wordt kleiner
 Extensie = strekken = hoek tussen 2 bewegende segmenten
wordt groter
 Bewegingen in frontale vlak, verlopend rond een ventrodorsale as
 Abductie = beweging weg van middellijn (bv weg van
middelvinger bij hand)
 Adductie = beweging naar middellijn (bv naar middelvinger
bij hand)
 Bewegingen in transversale vlak verlopens rond een craniocaudale
as
 Endorotatie = interne rotatie = voorzijde lichaamsdeel draait
naar binnen
 Exorotatie = externe rotatie = voorzijde lichaamsdeel draait
naar buiten
 Circumductie = beweging van lichaamsdeel in cirkelbeweging
 Pronatie = beweging  onderarm naar binnen en enkelgewricht
naar buiten draait
 Supinatie = beweging  onderarm naar buiten en enkelgewricht
naar binnen draait
 Niet alle bewegingen zijn steeds mogelijk = ze worden bepaald door de
vorm van het gewricht
 Bv in schoudergewricht wel alles mogelijk en in vingerkootje alleen
flexie of extensie

1.2 Functies van de skeletelementen
 Botweefsel = steunweefsel gekenmerkt door overvloedige anorganische
kristallen (mineralen) in de botgrondstof
 60% calciumzouten
 30% collageenvezels
 10% water
 Hoge concentratie mineralen (calcium) = harde structuur bot
 Botweefsel bevat ook een bepaalde mate aan flexibiliteit + kan zich
aanpassen aan veranderende belastingen
 Uitwisseling stoffen = goede doorbloeding botweefsel nodig = sterk
verspreid vatensysteem

, Bot = levend cellulair weefsel = metabool actief gedurende hele leven +
geremodelleerd
 Functies botweefsel
 Dragend = tegen zwaartekracht in bewegen + in stand houden
 Beschermend
 Vormgevend = thorax, bekken, schouders en schedel bepalen de
vorm van de mens
 Aanhechtingsplaats voor spieren en ligamenten = beweging en
stabilisatie
 Producerend = vorming bloedcellen in beenmerg
 Opslagfunctie calcium en fosfaten
 Calcium
 Contractie spieren (vooral hartspier) = concentratiekracht correleert
direct met de calciumspiegel in het weefselvloeistof in hart
 Bloedstollingsproces na verwondingen
 Functioneren van enzymen
 Impulstransport zenuwen + prikkelbaarheid zenuw- en
spiermembranen

1.3 Het metabolisme van calcium
 Belasting en ontlasting = prikkels die bot nodig heeft voor fysiologische
ontwikkeling
 Belasting in diafyse = buig- en rotatiekrachten; in epifyse = vervorming
vezelnet door de hierbij optredende compressie
 Regulatie mineraalgehalte (en zo stabiliteit) = afhankelijk van
belastingprikkels, hormonen, vitaminen en voeding
 Kwaliteitsverlies bot = demineralisering/osteoporose

1.3.1 Huishouding van calcium
 Belastingprikkels
 Belasting op bot = buigkrachten in bot  veranderingen collagene
netwerk en grondsubstantie = verandering elektrische spanning =
piëzo-elektrisch effect
 Minder negatieve deeltjes = osteoclasten tot botafbraak
gestimuleerd
 Aantal negatieve deeltjes stijgt = osteoblasten zorgen voor
botopbouw
 Mechanische vervorming van cellen heeft stimuleren effect op
hun activiteit
 Verhoogde belasting = grotere stabiliteit en hogere mineralisering
bot
 Vitaminen en hormonen
 Constante calciumspiegel is belangrijk (2,4mmol/l) = 99% aanwezig
in skelet en de rest in geïoniseerde vorm waarbij het o.a. aan
eiwitten in het bloed is gebonden
 Via voeding opgenomen calcium = in bot opgeslagen of verlaat ons
lichaam via de stoelgang of urine
 Regeling calciumhuishouding afhankelijk van
 Vitamine D = opname calcium uit voeding of bod naar bloed
 Calcitonine = verantwoordelijk voor opslag calcium in bot

,  Parathormoon = calcium aan bot onttrekken en resorptie van
calcium uit voorurine verhogen
 Concentratie geïoniseerd Ca+2 in plasma (calciëmie) moet
nauwkeurig geregeld worden  calciëmie daalt = hypocalciëmie =
rustpotentiaal zenuwcellen (vooral motorneuronen) destabiliseert =
onwillekeurige contracties skeletspieren

1.3.2 Regeling van plasma Ca+2-spiegels
1.3.2.1 Parathormoon
 Ca+2-concentratie in bloedplasma wordt geregeld door parathormoon =
wordt gevormd in bijschildklier en heeft een korte levensduur (30 minuten)
 Bijschildklier = 4 kliertjes aan achterkant van schildklier
 Cellen bijschildklier = gevoelig voor wijzigingen in calciëmie  hoeveelheid
afgegeven parathormoon is rechtstreeks afhankelijk van
calciumconcentratie in bloed  daling calciëmie = stimulatie synthese en
secretie parathormoon
 Verschillende mechanismen parathormoon invloed heeft op stijging
calciumconcentratie
 Stimuleert osteocyten om calcium en fosfaten af te geven 
osteoclasten breken bot af = afgifte calcium + osteoblasten
activiteit gereld = calcium uit botten gemobiliseerd
(demineralisatie)
 Resorptie calcium uit voorurine verhoogt = vermijden te veel
afgegeven calcium uitgescheiden via urine (5-10% calcium
uitgescheiden via urine)
 Stimulatie synthese 1,25-dihydroxy-vitamine D in nieren
 Parathyroïdectomie = hoeveelheid parathormoon onvoldoende = calciëmie
daalt = tetanie = spierspasme (bv laryngospasmen = verstikking)
 Hyperparathyroïdie = calciëmie neemt toe = calcificatie weke organen +
nierstenen

1.3.2.2 Vitamine D
 Kan niet direct via voeding opgenomen worden = via voorstadium va 7-
dehydrocholesterol in dierlijke eiwitproducten aanwezig  door UV-stralen
in de huid wordt deze colecalciferol (D3) omgezet en in nieren en lever
verder gemetaboliseerd  in lever hydroxylgroep gebonden aan D3 en als
25-OH-D3 aangeduid + in nier aanvullende hydroxylering tot 1,25-
dihydroxy-vitamine D = biologisch actieve vorm van vitamine D =
vitamine D hormoon genoemd
 Vitamine D hormoon naar darmcellen = productie van eiwitten
gestimuleerd = opname van calcium uit voeding + vitamine D hormoon
bewaart resorptie calcium uit voorurine in de nier
 Vorming 1,25-dihydroxy-vitamine D nauwkeurig geregeld door invloed op
Ca+2-metabolisme = door beïnvloeding 1-hydroxylase activiteit nier = door
stimulerende invloed parathormoon + prolactine stimuleert 1-hyrdoxylase
activiteit  verhoogde aanwezigheid vitamine D hormoon = prolactine
zorgt voor meer opname van calcium tijdens lactatieperiode
 Chronisch nierlijden = onvoldoende activiteit 1-hydroxylase = tekort
vitamine D hormoon = hypocalciëmie + demineralisatie  verholpen door
toediening 1,25-dihydroxy-vitamine D of 1-hydroxy-vitamine D

,  Tekort vitamine D = soms bij baby’s of ouderen = vitamine D als
supplement aan voeding toegevoegd  vitamine tekort bij groeiende
kinderen = onvoldoende verkalking beenderen = gemakkelijke vervorming
(rachitis); tekort volwassenen = hypocalciëmie + demineralisatie

1.3.2.3 Calcitonine
 Geproduceerd in parafolliculaire cellen (C-cellen) schildklier = ook
thyreocalcitonine genoemd
 Secretie is afhankelijk van calciëmie  calciëmie neemt toe = calcitonine
vrijgesteld
 Calcitonine = activiteit osteoclasten geremd = resorptie calcium botten
geremd + osteoblasten tot botopbouw gestimuleerd + verhoging
calcitonine verhoogt excretie calcium via urine
 Calcitonine farmacologisch gebruikt voor behandeling uitgesproken
vormen hypercalciëmie en osteïtis deformans (ziekte van Paget) = veel
voorkomende skeletziekte waarbij reorganisatie plaatsgrijpt van structuur
beenderen = breken makkelijker
 Therapeutisch = biotechnologisch aangemaakt calcitonine (humaan of
zalm calcitonine (20 keer actiever dan humane, salcatonine))
1.4 Gewrichten
 Plaatsen waar 2 naburige beenderen of kraakbeenelementen met elkaar in
contact komen  2 epifysaire delen van 2 botten zullen op elkaar rusten
en kunnen draaien
 Veel gewrichten bevatten kraakbeen opgebouwd uit kraakbeencellen en
kraakbeengrondstof  grondstof gevormd uit kraakbeencellen en
voortdurend vernieuwd  vezelachtig netwerk van collageendraden
(trekvastheid), mazen gevuld met proteoglycanen (waterhoudend,
drukvastheid)  gelijkmatige verdeling krachten in gewricht =
schokdemping en veerkracht

1.4.1 Classificatie van gewrichten
 Fibreuze gewrichten (synarthrosen)
 Geen gewrichtsholte, samengehouden door dicht bindweefsel 
stevige verbinding = sutura (bv tussen schedelbeenderen, verbenen
later)
 Fibreuze gewrichten = syndesmosen = laten gedeeltelijke beweging
toe  hebben meer fibreus bindweefsel tussen botgedeelten (bv
radius en ulna)
 Kraakbeengewrichten
 Geen gewrichtsholte, verbinding in bot bedekt met kraakbeen dat
op zijn beurt verbonden is met een ander bot
 Weinig beweging mogelijk (bv schaambeenvoeg)
 Synoviale gewrichten
 Meest voorkomend, wel gewrichtsholte
 2 verschillende benen aan elkaar gebonden door gewrichtskapsel,
tussen de 2 beenderen ligt de gewrichtsspleet met synoviaal vocht
voor smering en voeding, botuiteinde bekleed met hyalien
kraakbeen, diepste laag verkalkt en gehecht aan bot (vrij van
bloedvaten en zenuwuiteinden), geen perichondrium aan oppervlak

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller jarnovandamme. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $16.11. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

53340 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$16.11
  • (0)
Add to cart
Added