Deze samenvatting bevat een uitleg van alle examenstof van 6vwo (2023). De onderdelen worden per domein uitgelegd. Ook is bij elk domein vermeld welke binastabellen handig kunnen zijn. Met dit document heb je dus een volledig overzicht van de biologie examenstof en kan je voorbereid het examen in.
Biologie examenstof
Domeinen
B zelfregulatie
● B1: eiwitsynthese → gebied van gezondheid en voedselproductie
● B2: Stofwisseling van de cel → gebied van gezondheid en voeding van prokaryoten en
eukaryoten (homeostase, transport, assimilatie en dissimilatie)
● B3: Stofwisseling van het organisme → gebied van gezondheid en voedselproductie
(orgaan, fotosynthese, ademhaling, vertering, uitscheiding, transport, stoornissen
(aanpakken))
● B4: Zelfregulatie van het organisme → gebied van sport en voeding bij eukaryoten
(homeostase, hormonale en neurale regulatie, stoornissen (aanpakken))
● B5: Afweer van het organisme → gebied van gezondheidszorg en voedselproductie
(tegen virussen, andere organismen en antigenen + problemen (aanpakken))
● B8: Regulatie van ecosystemen → gebied van duurzaamheid (energiestroom, kringloop,
dynamiek en evenwicht + zelfregulatie systeem Aarde verstoor + invloed mensen)
C Zelforganisatie
● C1: Zelforganisatie van cellen → gebied van gezondheid en voedselproductie
(genexpressie en celdifferentiatie + stoornissen (aanpakken))
● C3: Zelforganisatie van ecosystemen → gebied van duurzaamheid en wereldbeeld
(dynamiek en evenwicht + invloed mens op systeem Aarde)
D Interactie
● D1: Moleculaire interactie/regulatie → gebied van gezondheid en voedselproductie
(genregulatie en interactie met (a)biotische factoren)
● D2: Cellulaire interactie → gebied van gezondheid (celcommunicatie en interactie met
(a)biotische factoren)
● D5: Interactie in ecosystemen → gebied van duurzaamheid en voedselproductie
(relaties tussen populaties en ecosystemen (voedselrelaties en interactie met
(a)biotische factoren))
E Reproductie
● E3: Reproductie van het organisme → gebied van energie, gezondheid en
voedselproductie (op welke wijze eigenschappen worden overgedragen + op welke
wijze reproductie van prokaryoten en eukaryoten verloopt (voortplanten en erfelijke
eigenschappen))
F Evolutie
● F1: gebied van gezondheid en voedselproductie → (op welke wijze variatie in populaties
tot stand komt (DNA, mutatie, genetische variatie, recombinatie en populatie))
● F2: Soortvorming → gebied van gezondheid en wereldbeeld (populatie, variatie,
selectie en soortvorming)
DNA
DNA en RNA zijn nucleïnezuren. Ze bevatten het erfelijk materiaal van organismen. DNA
bestaat uit twee strengen die samen een dubbele helix vormen. De strengen zijn opgebouwd
uit nucleotiden die bestaan uit een fosfaatgroep, een suikermolecuul (deoxyribose) en een
stikstof base (adenine (A), thymine (T), cytosine (C) of guanine (G)). De complementaire
stikstof basen, ook wel basenparen, (A→T en C→G) zijn met elkaar verbonden via H-bruggen.
RNA is hetzelfde opgebouwd als DNA met als verschil dat het het suikermolecuul ribose bevat
en de stikstof base uracil (U) in plaats van thymine (T). Eukaryote DNA-moleculen worden in
de celkern verstevigd en beschermd door speciale eiwitten → histonen. Acht histonen vormen
een bolletje waar een deel van het DNA-molecuul omheen rolt; dit geheel is een nucleosoom.
Nucleosomen koppelen aan elkaar en vormen chromatidedraden. Deze spiraliseren verder tot
chromatine. Zo is een DNA-molecuul in chromosomen verpakt. Mitochondria in dieren
bevatten cirkelvormige moleculen mitochondriaal DNA (mtDNA) en chloroplasten in planten
bevatten chloroplast DNA. Wanneer er eiwitsynthese plaats moet vinden wordt het gen in het
DNA dat codeert voor het eiwit afgelezen en gekopieerd met complementaire basen. De
matrijsstreng wordt hierbij afgelezen en de streng die gevormd wordt is een streng RNA die
messenger RNA (mRNA) heet. De aflezing en vertaling van het mRNA gebeurt op de
ribosomen. Deze bestaan uit ribosomaal RNA (rRNA) en eiwitten. Het rRNA kan binden aan het
mRNA. tRNA koppelt de aminozuren aan elkaar tijdens de translatie van het mRNA. Naast
genen bevat DNA ook niet-coderende delen. In deze delen komen vaak herhalingen van korte
DNA-sequenties voor → repetitief DNA.
Het bepalen van de nucleotidenvolgorde van DNA heet sequencen. Enkelstrengs DNA
wordt dan vermeerdert met een PCR. Bij de PCR-methode worden primers (korte stukjes
complementair DNA) aan de DNA-strengen gebonden en daarvandaan worden de nieuwe
strengen gevormd. Deze PCR bevat normale deoxyribosenucleotiden en
dideoxyribosenucleotiden (ddNTP). Als de ddNTP’s worden ingevoegd bij de DNA
vermeerdering dan stopt de ketengroei. De verschillende ddNTP’s fluoresceren in
verschillende kleuren en met analyse via gelelektroforese en capillaire elektroforese kan de
nucleotidenvolgorde van het oorspronkelijke DNA-fragment achterhaald worden.
Restrictie-enzymen zijn enzymen die bacteriën gebruiken als verdediging tegen
bacteriofagen. Het knipt dubbelstreng DNA op een bepaalde manier door, zodat het op het
genetisch materiaal van een virus geplakt kan worden. Deze methode wordt door mensen
vaak toegepast bij genetische modificatie of gentherapie. Er worden dan specifieke genen
ingebouwd in plasmiden (cirkelvormig DNA van bacteriën) om gewenste eigenschappen
samen te stellen.
Eiwitsynthese
Het aflezen en kopiëren van DNA naar mRNA heet transcriptie. Hierbij wordt de
template/matrijsstreng van het DNA afgelezen en wordt de basenvolgorde van het mRNA
hetzelfde als de coderende streng van het DNA (met de vervanging van base T voor base U):
1. RNA-polymerase bindt 25 basenparen voor het gen bij de promotor
2. RNA-polymerase schuift langs het DNA in 3’ → 5’ richting, waardoor de
RNA-nucleotiden in de 5’ →3’ volgorde gekoppeld worden.
, 2. Al tijdens de transcriptie wordt aan het 5’-einde een guanine-nucleotide met CH3
groep verbonden (de 5’-cap). Dit maakt het stabieler en speelt een rol bij vervoering en
starten van de translatie.
3. Bij mRNA van eukaryoten worden introns verwijderd: delen die niet coderen voor een
eiwit. Dit heet splicing. De overblijvende exons, delen die wel coderen, koppelen
aaneen. Door alternatieve splicing kan één gen meerdere mRNA’s opleveren,
afhankelijk van de exonen die in het definitieve RNA terechtkomen.
Het aflezen en de vertaling van het mRNA naar een bepaalde aminozuurvolgorde. Hierbij
worden elke keer drie basen tegelijk afgelezen → tripletcode/codon.
1. Met de 5’-cap (5’-UTR uiteinde) bindt mRNA aan het kleine deel van het ribosoom in
het cytoplasma. Dit deel schuift in 5’ →3’ richting langs het mRNA tot het startcodon.
2. tRNA met gekoppeld aminozuur koppelt met zijn anticodon aan het codon dat
afgelezen wordt, waarna het grote deel van het ribosoom aan het complex bindt.
3. Een nieuwe tRNA bindt aan het codon ernaast, waarna het grote deel van de ribosoom
het aminozuur van de eerste tRNA losbindt en verbindt aan het tweede aminozuur. De
aminozuren binden aan elkaar door middel van een peptidebinding.
4. Het eerste deel van de polypeptideketen vormt een adreslabel voor verdere bewerking
aan het ruw ER (endoplasmatisch reticulum). Een signaalherkenningsmolecuul (SHM)
bindt aan dit deel (translatie stopt tijdelijk) en koppelt aan een receptor op het ruw ER
boven een eiwitpoort. De SMH wordt dan verwijderd en translatie wordt voortgezet.
5. Wanneer het stopcodon bereikt wordt bindt een ontkoppelingseiwit aan het mRNA,
waarna het mRNA en de polypeptideketen loskoppelen van het ribosoom.
De polypeptideketens gaan in transportblaasjes van het glad ER naar het Golgi-systeem waar
ze verder afgewerkt worden. De ruimtelijke structuur wordt in vier niveaus beschreven:
1. Primaire structuur: volgorde van de aminozuren.
2. Secundaire structuur: vorming van een α-helix (spiraalvorm) of een β-plaat (heen en
weer gevouwen lange keten). Deze ontstaat door H-bruggen.
3. Tertiaire structuur: 3D-structuur die tot stand komt door bindingen tussen
restgroepen van de aminozuren (bijv. H- en S-bruggen en vanderwaals).
4. Quartenaire structuur: meerdere polypeptideketens vormen samen een
eiwit/proteïne.
Eiwitten hebben een specifieke ruimtelijke structuur nodig om te werken. De functies van
eiwitten zijn: structuur geven, transporteren, katalyseren, beweging, afweer, communicatie,
opslag, reguleren en zintuiglijk waarnemen.
B2 Stofwisseling van de cel
Binas tabellen: 68, 69, 75, 78, 79, 89B
Homeostase
Bacteriën zijn eencellige prokaryote organismen → organismen die geen celkern hebben. Ze
hebben één groot cirkelvormig DNA in het grondplasma en meerdere kleine cirkelvormige
DNA-moleculen (plasmiden). Bacteriën kunnen plasmiden uitwisselen. Er bestaan zowel
heterotrofe als autotrofe bacteriën. Als bescherming hebben ze een celwand en een
eiwitkapsel. Met lange eiwitdraden (flagellen) kunnen bacteriën zich voortbewegen. De
flagellen bevatten soms nog kleine draden → ciliën. Eukaryote organismen zijn organismen
die wel een celkern hebben. Dieren, planten en schimmels zijn eukaryote organismen.
Eukaryote cellen bestaan uit verschillende organellen:
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller emmabalestreri17. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.61. You're not tied to anything after your purchase.