Deze samenvatting is geschreven aan de hand van de leeruitkomsten van het van BOK leren en ontwikkelen. In deze samenvatting zijn de boeken: ontwikkelingspsychologie, psychologie een inleiding en psychiatrie een inleiding besproken.
Berg,Caatje C.M. van den
Toegepaste psychologie, Fontys
,Inhoudsopgave
De student kan de aard van de veranderingen tijdens de ontwikkeling onderscheiden en kan deze herkennen
in een korte casus.................................................................................................................................................5
De student begrijpt wat relatieve invloed van nature en nurture op de ontwikkeling is....................................5
De student kan de verschillende perspectieven op ontwikkeling onderscheiden................................................5
De student kent het bio-ecologisch model van Bronfenbrenner en kan dit herkennen in een korte casus.........6
Week 2: Leren en het geheugen..................................................................................................................... 7
De student weet wat klassieke conditionering is, kent de bijhorende begrippen en mechanismes en begrijpt
hoe dit gedrag beïnvloedt....................................................................................................................................7
De student weet wat operante conditionering is, kent de bijhorende begrippen en mechanismes en begrijpt
hoe dit gedrag beïnvloedt....................................................................................................................................8
De student begrijpt hoe vanuit de cognitieve psychologie leren op verschillende wijzen verklaard kan worden.
..............................................................................................................................................................................8
De student weet wat de drie functies van het geheugen zijn en kan deze herkennen in een korte casus..........8
De student heeft kennis van de drie stadia van geheugen en de kenmerken van de verschillende stadia.........9
De student kent de begrippen infantiele amnesie, retrograde amnesie, anterograde amnesie en prospectief
geheugen en kan deze herkennen in een korte casus..........................................................................................9
De student weet wat impliciete en expliciete herinneringen zijn......................................................................10
De student heeft kennis van hoe informatie uit het geheugen kan worden opgehaald en kan dit herkennen in
een korte casus...................................................................................................................................................10
De student begrijpt de zeven manieren van falen van het geheugen en kan deze herkennen in een korte
casus...................................................................................................................................................................10
De student weet wat mnemonische technieken zijn (methode van loci, kapstokwoorden) en weet op welke
andere manieren leren bevorderd kan worden.................................................................................................11
Week 3: De babytijd..................................................................................................................................... 11
De student heeft kennis van de prenatale bedreigingen voor de ontwikkeling................................................11
De student weet wat een APGAR-score is..........................................................................................................12
De student weet wat de fysieke vaardigheden zijn van een pasgeboren baby en hoe de zintuigen zich
ontwikkelen. ....................................................................................................................................................12
De student kent de vier principes van groei. ...................................................................................................12
De student weet hoe de motorische ontwikkeling in de babytijd verloopt en kan de mijlpalen onderscheiden.
............................................................................................................................................................................13
Student kent de cognitieve ontwikkeling in de babytijd volgens de theorie van Piaget, kan deze herkennen in
een korte casus en begrijpt de steun en kritiek op deze theorie.......................................................................13
De student begrijpt de informatieverwerkingstheorie van cognitieve ontwikkeling in de babytijd..................14
De student begrijpt hoe de taalontwikkeling verloopt. ....................................................................................14
De student herkent hoe de ontwikkeling van emoties en de ontwikkeling van het ik in de babytijd verloopt.
............................................................................................................................................................................14
De student kan de verschillende hechtingsstijlen herkennen in een korte casus en begrijpt de rol van hechting
binnen de sociaal-emotionele ontwikkeling.......................................................................................................14
1
, De student begrijpt de persoonlijkheidsontwikkeling volgens Erikson in de babytijd.......................................15
De student kan het type temperament bij baby’s herkennen in een korte casus en kent de rol van
temperament in de persoonlijkheidsontwikkeling.............................................................................................15
Week 4: De peuter- en kleutertijd................................................................................................................ 16
Student kent de cognitieve ontwikkeling in de peuter- en kleutertijd volgens de theorie van Piaget, kan deze
herkennen in een korte casus en begrijpt de steun en kritiek op deze theorie.................................................17
Student kent de visie van Vygotsky op de cognitieve ontwikkeling in de peuter en kleutertijd en kan deze
herkennen in een korte casus.............................................................................................................................18
De student begrijpt hoe de taalontwikkeling bij peuters en kleuters verloopt..................................................18
De student kan de persoonlijkheidsontwikkeling in de peuter- en kleutertijd volgens Erikson herkennen in een
korte casus. .......................................................................................................................................................19
De student begrijpt hoe het zelfbeeld zich in de peuter- en kleutertijd ontwikkelt. ........................................19
De student begrijpt hoe genderidentiteit en genderdiversiteit zich ontwikkelen en welke factoren deze
ontwikkeling kunnen beïnvloeden. ..................................................................................................................20
De student kan de verschillende perspectieven op genderidentiteit onderscheiden. ......................................20
De student weet hoe vriendschappen ontstaan in de peuter- en kleutertijd. .................................................21
De student begrijpt de sociale aspecten van spel en kan verschillende spelcategorieën onderscheiden. .......21
De student weet wat de theory of mind inhoudt..............................................................................................21
De student weet wat autisme inhoudt, hoe vaak het voorkomt en hoe het zich kan uiten..............................22
De student heeft kennis van de verschillende opvoedingsstijlen en de effectiviteit ervan en kan deze
herkennen in een korte casus.............................................................................................................................22
De student kent de morele ontwikkeling volgens Piaget, Kohlberg en de sociale leertheorie en kan deze
herkennen in een korte casus. ..........................................................................................................................22
Week 5: De schooltijd.................................................................................................................................. 24
De studenten weet wat ADHD inhoudt, hoe vaak het voorkomt en hoe het zich kan uiten..............................24
De student weet wat faalangst is, welke typen faalangst onderscheiden worden en welke uitingsvormen
faalangst heeft...................................................................................................................................................24
De student weet wat belangrijk is in de begeleiding van iemand met faalangst..............................................25
De student heeft kennis van de cognitieve ontwikkeling tijdens de schooltijd volgens Piaget en Vygotsky en
kan deze theorieën herkennen in een korte casus.............................................................................................25
De student is bekend met vraagstukken binnen het onderwijs gerelateerd aan de ontwikkeling tijdens de
schooltijd............................................................................................................................................................26
De student heeft kennis van de psychosociale ontwikkeling volgens Erikson tijdens de schooltijd en kan deze
theorie herkennen in een korte casus................................................................................................................26
De student begrijpt hoe eigenwaarde ontwikkelt tijdens de schooltijd.............................................................27
De student heeft kennis van internaliserende problematiek tijdens de schooltijd en heeft kennis van
gedragsproblemen en hoe deze zich kunnen uiten............................................................................................27
De student kent het belang van vriendschappen in de schooltijd, begrijpt hoe vriendschappen zich
ontvouwen..........................................................................................................................................................28
De student heeft kennis van theorieën rondom pesten en populariteit tijdens de schooltijd...........................28
De student begrijpt de invloed van een veranderende thuisomgeving op de sociale en
persoonlijkheidsontwikkeling tijdens de schooltijd. ........................................................................................28
2
, Week 6: De adolescentie.............................................................................................................................. 30
De student begrijpt de psychosociale ontwikkeling volgens Erikson tijdens de adolescentie. ........................30
De student weet hoe de identiteit tijdens de adolescentie ontwikkelt volgens Marcia en kan dit herkennen in
een korte casus...................................................................................................................................................30
De student heeft kennis van de rol van cultuur in de identiteitsontwikkeling...................................................31
De student weet op welke manier familieleden een rol spelen tijdens de adolescentie. ................................31
De student weet op welke manier depressie, suïcidaliteit en criminaliteit een rol kunnen spelen in de
adolescentie.......................................................................................................................................................31
De student kent de rol van relaties met leeftijdgenoten en kan verschillende type adolescenten hierin
onderscheiden....................................................................................................................................................32
De student weet wat fysieke rijping betekent en kan de gevolgen van vroege en late rijping onderscheiden.
............................................................................................................................................................................32
De student heeft kennis van de puberteit. .....................................................................................................33
De student heeft kennis van de hersenontwikkeling en het denken binnen de adolescentie. .........................33
De student heeft kennis van mogelijke problemen en bedreigingen die zich tijdens de adolescentie kunnen
voordoen (eetstoornissen, alcohol en drugsgebruik, roken, seksueel overdraagbare aandoeningen).............34
De student heeft kennis van de cognitieve ontwikkeling tijdens de adolescentie volgens Piaget en kan deze
herkennen in een korte casus.............................................................................................................................34
De student kent de begrippen metacognitie, egocentrisme, persoonlijke fabels en imaginair publiek en kan
deze begrippen herkennen in een korte casus. .................................................................................................34
Week 7: De jongvolwassenheid.................................................................................................................... 35
De student weet wat postformeel denken inhoudt en kan dit herkennen in een korte casus...........................35
De student kan Schaies stadia van ontwikkeling onderscheiden en herkennen in een korte casus..................35
De student kent de rol van werk tijdens de jongvolwassenheid op het gebied van identiteit, beroepskeuze,
geslacht en motivatie en weet wat carrièreconsolidatie inhoudt......................................................................36
De student heeft kennis van de psychosociale ontwikkeling volgens Erikson tijdens de jongvolwassenheid.. .36
De student weet welke rol de sociale klok speelt in de jongvolwassenheid......................................................36
De student kent de rol van vriendschap in de jongvolwassenheid en weet hoe vriendschappen zich
ontvouwen..........................................................................................................................................................36
De student kent de ontwikkeling van liefdesrelaties volgens de SWR-theorie van Murstein............................37
De student kent de begrippen gepassioneerde en kameraadschappelijke liefde en kan verschillende soorten
relaties onderscheiden aan de hand van Sternbergs driedimensionale theorie en kan deze herkennen in een
korte casus.........................................................................................................................................................37
De student kent de invloed van verschillende hechtingsstijlen op romantische relaties en kan dit herkennen in
een korte casus...................................................................................................................................................38
De student weet wat de menopauze inhoudt en weet wat mannelijk climacterium en vrouwelijk climacterium
betekent.............................................................................................................................................................39
De student kent de rol van seksualiteit in de middelbare leeftijd......................................................................39
De student heeft kennis van de cognitieve ontwikkeling tijdens de middelbare leeftijd op het gebied van
reactietijd, selectieve optimalisering, expertise en geheugen...........................................................................39
De student heeft kennis van de rol van werk en carrière tijdens de middelbare leeftijd...................................40
De student heeft kennis van de psychosociale ontwikkeling volgens Erikson tijdens de middelbare leeftijd en
kan deze herkennen in een korte casus. Generativiteit vs stagnatie (30 – 60 jaar) De belangrijkste uitdaging
3
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller caatjevandenberg. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $11.79. You're not tied to anything after your purchase.